De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland wereldwijd koploper is met bijna 50.000 leerlingen per
jaar die blijven zitten in het voortgezet onderwijs en dat uit onderzoek van het CPB
blijkt dat de directe kosten van zittenblijven jaarlijks circa 500 miljoen euro bedragen
en dat de indirecte kosten nóg hoger worden ingeschat;
constaterende dat zittenblijven geen recht doet aan maatwerk in het onderwijs omdat
het kan betekenen dat leerlingen een heel jaar moeten overdoen terwijl zij bijvoorbeeld
maar voor één vak een onvoldoende hebben;
constaterende dat bij pilots met zomerscholen in de afgelopen jaren ongeveer 85% van
de deelnemers alsnog doorstroomde naar het volgende leerjaar in plaats van te blijven
zitten;
overwegende dat scholen voor leerlingen die blijven zitten wél een jaar extra jaar
bekostiging krijgen, maar voor leerlingen die als gevolg van extra inspanningen niet
blijven zitten, géén extra bekostiging krijgen;
overwegende dat scholen die dankzij een zomerschool of andere inspanningen zittenblijven
voorkomen, een inzet plegen die beloond zou moeten worden;
verzoekt de regering, in overleg met de VO-raad en de vakbonden voorstellen uit te
werken om scholen te stimuleren zittenblijven te voorkomen door maatwerk te bieden
in de begeleiding van leerlingen;
verzoekt de regering tevens, de besparingswaarde van de leerlingen die niet blijven
zitten dankzij een zomerschool of andere inspanningen, toe te voegen aan de bekostiging,
onder de voorwaarde dat de vrijgekomen middelen worden ingezet voor de versterking
van de onderwijskwaliteit in het algemeen en voor meer aandacht voor kinderen en maatwerkonderwijs
in het bijzonder;
verzoekt de regering voorts, de Kamer uiterlijk 1 februari 2016 over deze voorstellen
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.