Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2016
Tijdens het overleg van de vaste commissie voor Financiën inzake de Initiatiefnota
van de leden Nijboer en Groot over «private equity: einde aan de excessen» op 21 maart
jl. diende het Kamerlid Schouten van de Christen Unie een motie (Kamerstuk 34 267, nr. 6) in waarin de regering wordt verzocht om investeringen gericht op de lange termijn
aantrekkelijker te maken door te bezien hoe een deel van het kapitaal van het DVI
kan worden geïnvesteerd in lange termijnfondsen.
Naar aanleiding daarvan heeft de Minister van Financiën toegezegd dat ik vóór 29 maart
een brief over deze materie aan uw Kamer zal toezenden. De indiener van de motie gaf
aan om aan de hand van genoemde brief te bezien of zij haar motie al dan niet zal
intrekken.
Met deze brief geef ik uitvoering aan deze toezegging.
Alvorens specifiek op DVI in te gaan wil ik opmerken dat private equity-fondsen een
gemiddelde looptijd hebben van 10 jaar. Gedurende die periode kunnen deze fondsen
hun investeringen in een bedrijf aanhouden. De gemiddelde looptijd van het aandeelhouderschap
van deze fondsen is 5 tot 6 jaar.
DVI investeert alleen in private equity-fondsen gericht op snel groeiende en doorgaans
innovatieve bedrijven: Venture capital.
Investeringen in de venture capitalmarkt verlopen via fondsen met een looptijd van
10 tot 12 of soms zelfs 15 jaar. Dit betekent dat een investering in een portfoliobedrijf
ook zo'n lange periode kan beslaan. Vaak is het in de praktijk korter, afhankelijk
van de ontwikkelingssnelheid van de onderneming zelf. Als een onderneming succesvol
doorgroeit naar een volgende fase in haar ontwikkeling, dan gaat dat bedrijf normaliter
op zoek naar nieuwe investeerders met verstand van zaken van en dus toegevoegde waarde
in die nieuwe ondernemingsfase. De looptijd van deze fondsen is dus juist geënt op
de investeringsduur die bij startups en scale ups gebruikelijk is.
Op venture capital gerichte investeringsmaatschappijen hebben overigens vaak meerdere
en elkaar in de tijd opvolgende venture capital-fondsen onder hun beheer, opdat daarmee
ook aangesloten kan worden op de financieringsbehoefte van de portfoliobedrijven.
Naast fondsen met een afgebakende looptijd zijn er ook fondsen met een onbeperkte
looptijd, zogenaamde evergreens. Evergreens zijn voor de meeste private beleggers in venture capital-fondsen niet
aantrekkelijk omdat zij in zo'n constructie moeilijk hun inleg kunnen terugontvangen.
Ook het toetreden van nieuwe investeerders is bijzonder lastig, onder andere vanwege
waarderingsvraagstukken: de nieuwe en de bestaande investeerders moeten het eens worden
over de waarde van de bedrijven waarin reeds is geïnvesteerd. In verband daarmee is
het Europees Investeringsfonds dat samen met de Nederlandse overheid in DVI investeert
ook niet bereid in evergreens te investeren.
Tot slot wijs ik er op dat de investeringsfondsen waarop DVI zich richt (snelle, doorgaans
innovatieve groeibedrijven), niet investeren in het type bedrijven waarop de initiatiefnota
van de heren Nijboer en Groot ziet. Geen van de in deze nota genoemde bedrijven, waarbij
volgens de indieners sprake zou kunnen zijn van excessen, zouden door fondsen waarin
DVI mag investeren, gefinancierd kunnen worden.
Ik ontraad daarom de motie.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp