34 117 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds)

I BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2016

Bij het debat over het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds in de Eerste Kamer op 21 en 22 december 2015 heb ik u toegezegd dat ik nader zou ingaan op de positie van de deelnemer bij collectieve waardeoverdracht van een pensioenfonds naar een algemeen pensioenfonds, in de situatie dat het pensioenfonds na die collectieve waardeoverdracht liquideert.

De deelnemer heeft in die situatie op grond van artikel 84 van de Pensioenwet geen individueel bezwaarrecht omdat hij door de beoogde liquidatie niet bij die pensioenuitvoerder kan achterblijven. Er zijn daarover zorgen naar voren gebracht. Die zorgen betreffen de situatie waarbij iemand een aanvullende individuele regeling door het pensioenfonds laat uitvoeren en geen sociale partner heeft die zijn belangen behartigt. Ook een dergelijke individuele regeling kan dan bij liquidatie van het pensioenfonds binnen het algemeen pensioenfonds belanden.

In het debat is erop gewezen dat bij andere vormen van collectieve waardeoverdracht de deelnemer op grond van artikel 83 van de Pensioenwet wel een individueel bezwaarrecht heeft.

Ik heb u toegezegd hier nader op in te gaan. Met deze brief wil ik aan die toezegging voldoen.

Bij collectieve waardeoverdracht van een pensioenfonds naar een algemeen pensioenfonds spelen sociale partners een grote rol en er mag van uit worden gegaan dat die de belangen van deelnemers ook goed behartigen.

Ik meen dat dit punt binnen de Pensioenwet adequaat is geadresseerd. Zo impliceren de eis dat het beleid van een pensioenfonds (mede) wordt bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat en de eis van de evenwichtige belangenafweging, dat ook met dergelijke individuele belangen rekening wordt gehouden. Ik wijs er aanvullend op dat het verantwoordingsorgaan een adviesrecht heeft bij liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds (artikel 115a, 3e lid onderdeel g van de Pensioenwet). Er is voorzien in de mogelijkheid van beroep bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (artikel 217 PW). Ook dat zijn waarborgen opdat conform de wet wordt gehandeld.

Dit complex aan bepalingen functioneert in de praktijk. Immers bij de daling van het aantal pensioenfondsen in Nederland in de afgelopen tien jaar – van 800 tot 325 – is vaak gebruik gemaakt van de regeling in artikel 84 van de Pensioenwet. Daarbij heb ik geen signalen ontvangen dat die regeling tot problemen heeft geleid met individuele regelingen.

In het debat is de gedachte naar voren gekomen of een nadere oplossing voor dit vraagstuk moet worden gevonden binnen het groter geheel van de besluitvorming over het arbeidsvoorwaardenpakket. Ik zie daarvoor ook geen andere mogelijkheid. De afspraken over de individuele regeling zullen onderdeel zijn van de individuele arbeidsovereenkomst. Die afspraken moeten zodanig zijn dat het pensioenfondsbestuur daarmee rekening kan houden alsmede de geledingen die de beslissingen van het pensioenfonds toetsen.

In dit verband doe ik u hierbij ter informatie mijn brief van heden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal1 toekomen waarin ik ben ingegaan op andere toezeggingen over waardeoverdracht van pensioen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 159087.

Naar boven