34 102 Initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: «Wereldwijd jezelf kunnen zijn»

Nr. 9 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 12 augustus 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 15 juni 2015 overleg gevoerd met de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken over:

  • de initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: «Wereldwijd jezelf kunnen zijn» (Kamerstuk 34 102);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 maart 2015 houdende reactie op de initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: «Wereldwijd jezelf kunnen zijn» (Kamerstuk 34 102, nr. 3).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Van Bommel

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Pia Dijkstra, Knops, Servaes en Sjoerdsma,

en de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 9.55 uur.

De voorzitter:

Ik heet welkom de indiener van de nota, de heer Sjoerdsma van D66, de ondersteunende medewerker, mevrouw Zeeuw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, die hier vandaag een bijzondere rol heeft. Hij treedt namelijk op als adviseur over de nota. Wij hebben drie uur voor dit notaoverleg. Er zijn inclusief mijzelf vijf woordvoerders. De heer De Roon van de PVV-fractie heeft zich afgemeld wegens ziekte. Ik ga er vooralsnog vanuit dat dit de deelnemers zijn aan het debat. De spreektijden zijn bekend: VVD en PvdA negen minuten in eerste termijn; SP, CDA en D66 zes minuten in de eerste termijn. In de tweede termijn is de spreektijd de helft van die in de eerste termijn.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Dijkstra van de fractie van D66.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik vind het ontzettend leuk om het woord te mogen voeren in deze commissie. Het is niet verkeerd om even weg te zijn uit de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en eens elders om mij heen te kijken.

Vrijheid zit bij D66 in het DNA. Iedereen moet vrij zijn om zichtbaar zichzelf te kunnen zijn, ongeacht geaardheid. D66 heeft de afgelopen jaren mooie resultaten geboekt op het gebied van rechten voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders in Nederland. Zo is de weigerambtenaar afgeschaft en is er een einde gekomen aan de enkelefeitconstructie. Voorlichting over lhbt'ers werd verplicht op elke school en lesbisch ouderschap werd in de wet verankerd. Internationaal zien wij helaas een minder positieve ontwikkeling. Een conservatieve golf zorgt voor een toenemend anti-lhbt-sentiment. Ik noem de draconische antihomowet in Uganda als in het oog springend voorbeeld, maar helaas, daar blijft het niet bij.

Daarom ben ik blij dat mijn fractie de lhbt-emancipatie ook internationaal wil blijven benadrukken. Het kabinet omarmt de ambitie en ziet deze initiatiefnota als een steun in de rug. Dat is heel mooi, maar mijn fractie ziet deze initiatiefnota als meer dan een steun in de rug voor staand beleid. Mijn fractie wil er graag een extra impuls aan geven.

Laat ik beginnen met misschien wel het belangrijkste punt uit deze initiatiefnota. Dat is het huwelijk voor iedereen. Dit zou in de gehele EU erkend moeten worden. Als een in Nederland getrouwd homostel verhuist naar bijvoorbeeld Slowakije, wordt hun huwelijk daar niet erkend, met alle nare gevolgen van dien: problemen met erfenissen, maar ook ouderschapsrechten. Dit belemmert lhbt-stellen in hun vrije verkeer in de EU. Mijn fractie heeft vrij verkeer van personen hoog in het vaandel staan. Vandaar mijn verzoek aan de Minister: kan hij bij de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie erop aandringen om tijdens het Nederlandse voorzitterschap een bijeenkomst te organiseren met zijn Europese collega's waar wederzijdse erkenning van het huwelijk voor iedereen centraal zal komen te staan?

Dan kom ik op het volgende punt uit de initiatiefnota van de heer Sjoerdsma, te weten het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor mensen die de Nederlandse nationaliteit niet bezitten of geen Nederlandse ingezetenen zijn. De Minister heeft hier niet positief op gereageerd en stelt dat deze maatregelen niets veranderen aan de juridische realiteit van mensen. Mijn fractie ziet een grote symbolische waarde voor mensen, maar daarnaast mogelijk ook een juridische. Ik noem het voorbeeld uit onze nota. Een Italiaans stel, getrouwd in New York, van wie de Italiaanse rechter het huwelijk wel heeft erkend. Kan de indiener hierop reageren? Is de Minister bereid om uitgebreider in te gaan op dit idee en bijvoorbeeld de Adviesraad Internationale Vraagstukken te laten kijken naar de voor- en nadelen hiervan?

Dan ga ik nu door met de bescherming van de lhbt-activisten. Dat is een enorm belangrijk punt en gelukkig een van de prioriteiten van de Minister, waarvoor complimenten. Ons verzoek aan de Minister is: is hij bereid om binnen het Mensenrechtenfonds het aandeel voor lhbt-rechten met 50% te verhogen? Zo kan in landen waar homowetgeving wordt ingevoerd of verzwaard, extra steun worden geboden aan lokale organisaties en hun juridische strijd tegen die wetgeving.

Juist binnen internationale organisaties is gelijke behandeling cruciaal. D66 wil daarom dat Nederland pleit voor een verplichte gelijke behandeling van lhbt-werknemers bij alle internationale organisaties waar Nederland lid van is, en niet alleen «waar mogelijk».

Dan kom ik bij het EU-buitenlandbeleid op het gebied van lhbt. De Minister schrijft dat er op Europees niveau ruimte is voor beter en consistenter buitenlandbeleid. Kan de Minister ingaan op de brede antidiscriminatierichtlijn die naar het schijnt al tijden vastzit in de Raad? Ik vraag ook naar de Europese lhbt-strategie. Klopt het dat Eurocommissaris Timmermans die strategie tegenhoudt? Ziet de Minister nog kansen om tot een Europese lhbt-strategie te komen?

Verder heeft mijn fractie begrepen dat het nieuwe EU-actieplan over mensenrechten en democratie erg mager is op het gebied van lhbt-rechten. Ik vraag dan ook aan de Minister of hij bereid is om te pleiten voor aanscherping.

Ik rond af, ruim op tijd zie ik, met een punt dat actueler is dan ooit: mensenrechten en sport. De Minister schrijft dat Nederland het thema van transparantie en respect voor mensenrechten bij grote sportevenementen op de EU-agenda wil plaatsen tijdens het Nederlands voorzitterschap. Kan de Minister bevestigen dat dit nog steeds het geval is en aangeven hoe dit concreet uitgevoerd gaat worden? Welke concrete uitkomsten verwacht hij hiervan? Hoe zal respect voor lhbt-rechten gemonitord worden? Het kan toch niet zo zijn dat na Azerbeidzjan misschien Rusland de Europese Spelen gaat organiseren, als je naar de lhbt-rechten kijkt.

Ik hoop dat wij samen met de Minister en zijn collega's kunnen komen tot een Nederlands lhbt-beleid waarmee wij internationaal vooroplopen en dat vooral zullen blijven doen. Tegen de conservatieve vloedgolf en voor positieve ontwikkelingen, zoals recentelijk het Ierse referendum, waardoor nu ook in Ierland het huwelijk voor iedereen kan zijn.

De voorzitter:

Dank u zeer, mevrouw Dijkstra. U hebt een uitstekend voorbeeld gegeven met betrekking tot het gebruik van de toegewezen tijd. Ik ga ervan uit dat de heer Ten Broeke, die het woord zal voeren namens de VVD, uw voorbeeld zal volgen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik zal daar nooit van uitgaan, maar we kunnen het in ieder geval proberen.

Ik wil allereerst de initiatiefnemer bedanken voor zijn initiatiefnota. Het is altijd bijzonder om op zo'n manier met de Kamer te kunnen spreken. Met deze initiatiefnota wil de heer Sjoerdsma Nederland een voortrekkersrol geven, door in de verspreiding van lhbt-rechten over de hele wereld – bilateraal, in EU- en VN-verband – voorop te lopen en door het aankaarten van lhbt-rechten. Hij doet dat in zijn initiatiefnota met negen voorstellen. Ik zal die straks aflopen.

Vooraf wil ik direct zeggen dat gelijke rechten voor lhbt'ers voor de VVD ononderhandelbaar zijn. Dit kabinet heeft dan ook met steun van ons het opkomen voor gelijke rechten van lhbt'ers in het buitenland tot een speerpunt van het mensenrechtenbeleid gemaakt. Nederland zet zich – collega Dijkstra sprak er al over – in eigen land in voor de afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit, discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit, en het zet in op sociale acceptatie van lhbt'ers. Gemeenten mogen geen weigerambtenaren meer aannemen en natuurlijk waren er in deze kabinetsperiode de Wet lesbisch ouderschap en de Transgenderwet. As we speak wordt op aandringen van mijn fractiegenoten Van Wijngaarden en Van Ark de afschaffing van de geslachtsregistratie onderzocht. Nederland blijft, met recht, koploper in de wereld als het gaat om de rechten en acceptatie van lhbt'ers. Dan gun je anderen ook wat vooruitgang. Die gedachte deel ik.

Daarom zijn de meeste voorstellen van de initiatiefnemer in de ogen van de VVD uitermate sympathiek. Ze hebben als doel, het profiel van Nederland als voortrekker op het gebied van de lhbt-rechten in het buitenland verder te versterken door onze inzet op lhbt-terrein meer kracht bij te zetten. De vraag is alleen wel in welke mate sommige voorstellen bijdragen aan een effectieve verankering van die lhbt-rechten. Sommige van die voorstellen lijken vooral te leiden tot wat ambtenaren «beleidsaccenten» plegen te noemen of «prioriteitsstellingen», die in wezen weinig tot niets veranderen aan de inspanningen van het bestaande beleid, laat staan aan de realiteit.

Nederland verricht op dit moment goed werk in het buitenland, soms publiekelijk, soms op de achtergrond, afhankelijk van wat het meest effectief is. De VVD is trots op die inspanningen. De VVD staat open voor voorstellen om het profiel nog verder te versterken, maar we vinden wel dat we dat moeten doen – dat geldt ook in de breedte voor de mensenrechten – binnen de relaties met andere landen, door die voorstellen binnen relaties aan de orde te stellen, activisten te faciliteren en te trainen en waar mogelijk lhbt-rechten te verankeren in internationaal recht. Effectiviteit is het devies en symboliek veel minder. Voor ons staat maatwerk voorop.

Ik gaf zelf twee jaar geleden een training aan lhbt's in Ivoorkust, een land waar coming out niet eenvoudig is. Hoewel er genoeg underground bars zijn – ik heb daar een klein onderzoek naar gedaan – is het voor lhbt's boven de grond toch eigenlijk een bar bestaan. De training die ik met collega's van D66 gaf, was dan ook in de eerste plaats mogelijk omdat de deelnemers tegelijkertijd en in de eerste plaats aanwezig waren op een congres van de Liberale Internationale, dat werd geopend door president Ouattara en werd voorgezeten door president Van Baalen, waar de keynote speech werd gegeven door de hoge VN-vertegenwoordiger Bert Koenders. Juist onder de vlag van een internationaal congres, dat van de liberalen, was ons seminar en de prominente aanwezigheid van homoactivisten mogelijk. Daar begint mijn verschil van mening met de initiatiefnemer. Mij maakt de vlag waaronder we de lhbt's helpen namelijk geen moer uit. De heer Sjoerdsma lijkt de Nederlandse vlag soms te willen vervangen door de regenboogvlag. We hoeven de Nederlandse vlag echter niet door de regenboogvlag te vervangen om te laten zien hoe ruimdenkend we zijn. Sterker nog, dat kan ook averechts uitwerken.

Ik zet de punten van de initiatiefnemer even op een rijtje. Zet in op erkenning van het homohuwelijk in EU-lidstaten. De initiatiefnemer wil er een prioriteit van ons EU-voorzitterschap van maken. Ik denk dat andere EU-punten van groter belang zijn, bijvoorbeeld Groot-Brittannië erbij en de Fransen eronder houden. Inzetten op erkenning van het homohuwelijk in EU-lidstaten vindt de VVD een sympathiek voorstel, maar het is niet nieuw. Het gebeurde alleen niet door alle kabinetten met evenveel kracht. Dit kabinet en deze Minister kunnen daar best iets meer aan doen. Ik zou ook van mijn kant graag willen horen wat dat is.

Ik verschil wel van mening over hoe agressief we dat moeten doen. Kijk eens naar katholieke landen als Spanje, België en Ierland. Die hebben eerst hun eigen emancipatie kunnen doormaken voor ze het homohuwelijk invoerden. Op de Balkan is Slovenië nu de rest van de macholanden vooruitgegaan. Maar of Polen op ons belerende vingertje zit te wachten, weet ik niet. Een homohuwelijk van een premier en een iets ruimdenkender paus doen hier volgens mij grotere wonderen dan deze initiatiefnota. Het gaat erom dat de landen die moeite hebben met dergelijke voorstellen niet worden ontmoedigd om open te staan voor de erkenning van het homohuwelijk, maar worden aangemoedigd en zeker niet verplicht. Het kabinet kan beter beginnen met te pleiten voor dezelfde regels voor paren van verschillend en gelijk geslacht. Gelijke rechten en voordelen voor homoparen, zoals de mogelijkheid om samen te wonen, fiscale partners te worden of kinderen te adopteren, staan wat mij betreft voorop.

Dan het homohuwelijk in Nederland openstellen voor buitenlanders. Het faciliteren van deze vorm van trouwtoerisme vinden wij sympathiek. Het zou goed zijn als de belemmeringen om in het huwelijk te treden met degene van wie je houdt, zo veel mogelijk worden weggenomen. Wat de VVD betreft, kan Nederland daarbij helpen. Wel hoort de VVD graag wat de internationale juridische belemmeringen zijn waarover wordt gerept. Ook willen we benadrukken dat moet worden voorkomen dat trouwtoerisme een voorwendsel wordt om een asielaanvraag in te dienen en dat een gegarandeerd verblijf met een toeristenvisum – zo'n visum is 90 dagen geldig en kan nog een keer worden verlengd – wordt gebruikt om met een heel andere reden een snel huwelijk te sluiten.

Verder is het voorstel om het homohuwelijk op Nederlandse posten mogelijk te maken. Daar heeft de Minister al heel duidelijk op geantwoord. Daar is mee geëxperimenteerd, maar daar was helemaal geen belangstelling voor. Bovendien mag een ambassade overeenkomstig het Verdrag van Wenen inzake consulair verkeer, haar consulaire bevoegdheden slechts uitoefenen voor zover het lokale recht zich daartegen niet verzet. Dit is dan ook het type activistische maakbaarheidsdenken waar we volgens mij niet te ver in moeten gaan.

Ik ben verder zeer voor het ondersteunen van lhbt-activisten, maar dat is niets nieuws. Nederland steunt vanuit het Mensenrechtenfonds al tal van activiteiten en daar moeten we vooral mee doorgaan. Ik weet niet of het financieren van gay prides goed werkt. Ik ben zelf veel trotser op Stella Ronner-Grubacic, onze voormalige ambassadeur in Kroatië die vooropliep in de gay pride, of op een ambassade in een heel groot en zeer autoritair Aziatisch land – ik noem heel bewust de naam niet, maar de meesten van de collega's weten precies over wie ik het heb – die informatie verspreidde onder de gay scene.

Het volgende voorstel betreft het opnemen van non-discriminatie op basis van de geaardheid in het Handvest. Opnemen van non-discriminatie is sympathiek, maar ook onhaalbaar, aangezien twee derde van alle lidstaten en de voltallige VN-Veiligheidsraad dan een amendement daartoe moeten steunen. Dat gaat niet gebeuren. Dat doet dus afbreuk aan de geloofwaardigheid, maar ook aan onze kandidatuur voor de Veiligheidsraad, waar we naar mijn smaak – ik hoor daar graag de heer Sjoerdsma over – veel meer zouden kunnen betekenen voor de lhbt's. Nederland kan er beter op wijzen dat landen hun verplichtingen moeten nakomen conform het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Het zesde voorstel is om te pleiten voor gelijke rechten voor lhbt-werknemers van internationale organisaties. Daar zijn wij geheel voor. Ook wij vinden dat zij dezelfde rechten moeten hebben. Volgens mij is dat nu al zo. Ook hier gaat het er weer om dat je elkaar wijst op de verplichtingen die je bent aangegaan.

Het zevende punt, het proberen te realiseren van gelijke behandeling van lhbt-asielzoekers in de gehele EU, is volgens mij ook al staand beleid. Ik hoor daar graag de Minister over.

Met het achtste punt, zorgen voor een beter en consistenter EU-buitenlandbeleid, ben ik het eens, maar vooral waar het gaat om Rusland en andere belangrijke zaken. Ik weet niet of dit een prioriteit zou moeten worden. Als het andere prioriteiten in de weg staat, dan liever niet.

Het negende en laatste punt is dat lhbt-rechten een voorwaarde zijn voor de organisatie van grote sportevenementen. Wij zijn geen voorstander van het koppelen van sportevenementen aan lokale lhbt-rechten. Sportevenementen bieden juist een podium om lhbt-rechten aan de orde te stellen. Dat doet Nederland ook ijverig. De olympische vlag willen wij niet door de regenboogvlag vervangen, zeg ik tegen de heer Sjoerdsma, behalve bij de wereldkampioenschappen wielrennen, want daar is de regenboogvlag al ingevoerd.

Het is al erg genoeg dat sportbestuurders telkens de politiek nodig hebben om in een beschaafd land hun eigen wedstrijden te organiseren. We gaan niet van al hun toernooien gaygames maken. Ik heb veel liever dat, als Nederlandse bobo's en hoogwaardigheidsbekleders bij grote sportevenementen aanwezig zijn, ze ook hun gezicht laten zien bij de gayevenementen die vaak parallel daaraan worden georganiseerd.

Tot slot merk ik op dat er volgens mij iets ontbreekt. De heer Sjoerdsma is er namelijk niet in geslaagd om een tienpuntenplan op te stellen. De VVD vraagt zich af waar het tiende punt is gesneuveld. Is het een Europees referendum over het homohuwelijk? Ik denk het niet, want hoe diep de federale wens bij D66 ook leeft, Europa is zo conservatief als een ouderling. Ook D66 weet dus dat we dan een enorme stap terug zouden doen. Als het om levensbeschouwelijke aangelegenheden en dus ook om lhbt-rechten gaat, geldt voor de VVD onverkort: nooit een stap terug, soms een stap opzij, maar waar mogelijk altijd een stap vooruit. Om die reden zijn wij bij alle emancipaties betrokken geweest die ook mevrouw Dijkstra zojuist noemde.

Misschien zag de heer Sjoerdsma de kans om de Nederlandse vlag te vervangen door de regenboogvlag. Dat zou dan weer tot teleurstelling leiden bij die collega's van D66 die hem het liefst door de Europese vlag vervangen zouden zien. Meer beurzen voor lhbt-studenten dan? Dat is een sympathiek idee, maar onze universiteiten mogen van D66 niet selecteren op basis van seksuele voorkeur. Dan zouden we nog het bezoek van de majesteit aan Polen kunnen afzeggen, maar Polen is juist zo lekker bezig als trekker van de EVRM-verdragen. Het is misschien ook niet heel verstandig om Polen op de tenen te gaan staan of tegen ons in het harnas te jagen.

Mag ik de heer Sjoerdsma een voorstel doen voor een tiende punt? Ik zou de opgeheven vinger van de heer Sjoerdsma voor de hele wereld graag even willen lenen voor ons eigen Koninkrijk. Daar is namelijk nog wel een hele hoop te doen. Hoewel ik daar in de initiatiefnota en de inbreng van D66 niets over vernomen heb, zou ik willen kijken of we onze invloed dichter bij huis kunnen uitoefenen. Ik ben desnoods bereid om daarover een motie in te dienen, maar wellicht kan de initiatiefnemer het voorstel spontaan overnemen. Waar blijft bijvoorbeeld op Curaçao en Aruba de antidiscriminatiewet, of de wet gelijke behandeling? Waar blijft het homohuwelijk op eilanden waar D66 altijd met zo veel warme woorden over spreekt? Volgens de Curaçaose wet kan een huwelijk alleen maar een verbintenis tussen man en vrouw zijn. Kan D66 zich nog herinneren dat de Curaçaose regering anderhalf jaar geleden een stokje stak voor de eerste gaypride aldaar, en dat Sint-Maarten de Nederlandse oproep om seksuele diversiteit op scholen bespreekbaar te maken botweg afsloeg? Zelfs met Poetin konden we daarover een gesprek aangaan, maar niet met premier Marcel Gumbs. Waarom hoor ik D66 niet over de lhbt's op de eilanden die hun baan of zelfs hun huis konden verliezen als hun baas erachter kwam dat ze niet heteroseksueel waren? Laat staan dat men een beroep kan doen op partnerrechten, of een kind kan adopteren. Hoe zit het met de lhbt-rechten in ons eigen Koninkrijk, zo vraag ik de initiatiefnemer? Of moeten we daar niet te zwaar «Antillen»? Wanneer gaat de D66-fractie nu eens binnen het Koninkrijk met het geheven vingertje wijzen? Wellicht kunnen we daar een tiende punt aan wijden.

Ik rond af. De VVD staat als liberale partij borg voor verdere emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders. Verworvenheden mogen niet worden uitgehold, en niet-aflatende aandacht is nodig voor de zaken die nog geregeld moeten worden, in het buitenland, maar zeker ook in ons eigen Koninkrijk. Die bijdrage aan de emancipatie van lhbt's hier en elders steunt de VVD, mits we ervan kunnen uitgaan dat het effectieve maatregelen zijn die de positie van lhbt's in werkelijkheid verbeteren. Wat de VVD niet zal steunen, zijn beleidsaccenten, symboolwetgeving en proefballonnetjes.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Met een aantal punten is de heer Ten Broeke het eens en van een aantal zegt hij dat het symboolwetgeving is, dat het geheven vingertjes zijn, dat het te agressief is. Hij vindt dat je daarmee niets bereikt. Ik vroeg mij dus het volgende af. Als je echt wat wilt bereiken, betekent dat volgens de heer Ten Broeke dan dat het voldoende is als we blijven doorgaan op de huidige weg en dat hij zich daarmee tevredenstelt?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben het eens met mevrouw Dijkstra dat een groot deel van de voorstellen in de initiatiefnota inderdaad symbolische bijdragen zijn. Ik ben het echter niet met haar eens dat symbolische bijdragen altijd nuttig zijn. Ik onderschat niet de waarde van symboliek, maar ik overschat haar ook niet, tenzij mevrouw Dijkstra mij kan aantonen dat bijvoorbeeld in de Europese Unie de katholieke landen die ik zojuist noemde, overstag zijn gegaan omdat wij ze daartoe hebben gedwongen. Immers, in haar bijdrage spreekt mevrouw Dijkstra zelfs van het toepassen van dwang. Daarmee ben ik het oneens. Ik geloof in de natuurlijke emancipatie. Die kan worden gestimuleerd, maar niet afgedwongen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

In de notitie is juist sprake van veel manieren om in plaats van symboolpolitiek te bedrijven daadwerkelijk iets te doen. Ik noem de voorstellen rond de erkenning van het huwelijk in de EU-lidstaten en de mogelijkheid voor lhbt-stellen om in Nederland te trouwen. Ik begrijp toch niet helemaal waarom de heer Ten Broeke daarmee problemen heeft.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat snap ik, omdat D66 anders dan de VVD bij het bewerkstelligen van alle verworvenheden op dit terrein in Nederland niet altijd betrokken is geweest vanuit een wetgevende positie. Omdat wij weten met welk bijltje je dan moet hakken, weten wij ook hoe moeizaam het kan zijn als je dat andere landen voorhoudt, tenzij mevrouw Dijkstra hier kan aantonen dat het zin heeft om een aantal landen binnen de Europese Unie voor de rechter te dagen, omdat zij naar onze smaak onvoldoende invulling geven aan gelijkberechtiging. Ik sluit niet uit dat dat op termijn misschien ooit eens zou moeten gebeuren, maar ik denk dat de weg van de geleidelijkheid in dit geval de betere is. Ik denk ook dat ik het gelijk aan mijn zijde heb als je ziet hoe een aantal voorheen zeer conservatieve, zeer katholieke landen, ondertussen zeer verregaande stappen hebben gezet, bijvoorbeeld op het gebied van het homohuwelijk. Ik noem Ierland, ik noem Spanje. Ik denk dat dat een bewijs in zichzelf is dat we inderdaad op de goede weg zijn. Het kan altijd meer gestimuleerd worden, maar het is beter om mensen over te halen om een emancipatie door te maken die van binnen komt, dan om het van buitenaf met een vingertje of misschien zelfs met een rechter af te dwingen.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik begin ermee de initiatiefnemer van deze nota te bedanken en te complimenteren. Het wordt altijd zeer gewaardeerd als collega's op deze manier tijd in hun werk steken. Ons geeft het ook de mogelijkheid om niet alleen vanmiddag vier uur over belangrijke mensenrechtenonderwerpen te spreken, maar om nu alvast uitgebreid specifiek te praten over de positie van lhbt's.

De nota begint met een kleurige en vrolijke foto, die direct daarop gevolgd wordt door een inleiding waarin een somber beeld wordt geschetst. De initiatiefnemer spiegelt ons een conservatieve vloedgolf van antihomosentiment voor. Dat is natuurlijk terecht, want niet alleen in Uganda, het land dat specifiek wordt genoemd, maar in vele andere landen moet nog heel veel gebeuren, willen lhbt's in die samenlevingen dezelfde positie als alle anderen hebben.

Gelukkig noemt de initiatiefnemer ook een aantal lichtpunten. Ik wil toch even stilstaan bij het recente referendum in Ierland, dat niet alleen in Ierland zelf bijna als een nationale feestdag gevierd werd. Mooi vond ik een plaatje dat ik op Twitter tegenkwam, waarop je kon zien hoe er in de wereld over dit referendum werd getweet. Bijna over de hele wereld vierde de wereldgemeenschap het feest met de Ieren mee. Dat is toch wel een heel positief teken. Sowieso is in de afgelopen vijftien jaar een enorme voortgang geboekt, als we die plaatsen in het perspectief van de lange geschiedenis. In sneltreinvaart wordt deze strijd gewonnen. En waar een strijd gewonnen wordt, zullen conservatieve krachten in een defensieve reflex schieten. Daar hebben we mee te maken en daar moeten we een reactie op formuleren, maar ik vind niet dat we moeten vervallen in het somberen. We moeten juist bekijken waar de kansen liggen en welke voortgang er wordt geboekt.

Soms kom je die voortgang op heel rare plekken tegen. Ik was in de afgelopen week in Zuidoost-Azië, in Myanmar. Daar werd mij verteld dat homoseksuelen, hoewel hun positie wettelijk gezien slecht is – dat is een erfenis van de Britse koloniale wetgeving – vanuit de verder teruggaande boeddhistische traditie eigenlijk een speciale rol hebben in de samenleving. Hun wordt een bijzondere rol toegekend in het boeddhisme. Zij zouden dichter bij de goden staan. Daardoor hebben zij niet zozeer wettelijk, maar wel sociaal, cultureel en religieus een beschermde status in de samenleving. Ook dat vond ik een mooie variatie in het aankijken tegen deze thematiek. Dat was een lange inleiding; excuses.

Terecht noemt de initiatiefnemer de stappen die er in Nederland al zijn gezet. Voorgaande sprekers hebben die ook benoemd. Ik geloof niet dat het een verrassing is dat die stappen juist door mijn partij hard bevochten zijn en zeer toegejuicht worden. Ook zeer toegejuicht wordt het in dat verband dat dit kabinet in deze periode ook internationaal de strijd voor gelijke rechten voor lhbt's tot een van de drie hoofdprioriteiten van het mensenrechtenbeleid heeft benoemd. Daarmee dient zich natuurlijk de vraag aan wat deze nota betekent als we die afzetten tegen het al zeer activistische mensenrechtenbeleid op het gebied van lhbt's van dit kabinet, en de positie die ons eigen land en onze eigen wetgeving daarin vervullen.

Als ik dan kijk naar de negen punten die collega Sjoerdsma heeft opgesomd, en ik de kabinetsreactie daarnaast leg, zie ik bij ten minste zes van die punten een grote overeenstemming. Dat zou je dus vooral kunnen opvatten als steun in de rug voor het kabinetsbeleid dat nu al bestaat. Het zijn de punten een, vier, zes, zeven, acht en negen. Ik zal ze niet allemaal benoemen en beschrijven, want dat hebben voorgaande sprekers al gedaan. Leest de initiatiefnemer dit ook zo? Ziet hij die punten dus vooral als ondersteuning van beleid, een steun in de rug en een aansporing om vooral door te gaan op dit ambitieuze pad? Of ziet hij op deze zes punten nog concrete elementen waarin hij extra stappen wil zetten? Dat hoor ik graag van hem.

Resten de andere drie punten, te beginnen met punt twee: het voorstel om het homohuwelijk – of eigenlijk moet ik zeggen: het huwelijk – in Nederland open te stellen voor buitenlanders. Met anderen vind ik het voorstel op zich sympathiek. Ik snap ook hoe belangrijk het symbolisch kan zijn als je in je eigen land geen huwelijk kunt aangaan, maar dat in een ander land voor een officiële instantie wel kunt doen. Ik zie echter, met het kabinet, de juridische belemmering die er op dit moment is. Die juridische belemmering geldt gelukkig niet specifiek voor mensen van hetzelfde geslacht. Het is überhaupt op dit moment volgens het Burgerlijk Wetboek niet mogelijk om een huwelijk te sluiten als niet een van de twee huwelijkspartners de Nederlandse nationaliteit heeft dan wel een vaste verblijfplaats heeft in Nederland. Ik hoor graag van de initiatiefnemer of hij deze belemmering erkent en het daarbij laat, of dat hij van plan is om de discussie voort te zetten in een andere commissie in dit parlement. Dan is het niet meer zozeer een kwestie van buitenlands beleid, maar een discussie over een aanpassing van het Burgerlijk Wetboek. Ik hoor daar graag wat over.

Punt drie is: voer het homohuwelijk op de Nederlandse posten in. Ook daar heeft, denk ik, iedereen sympathie voor, maar er is gebleken dat er geen belangstelling voor is. Dat zij zo. Ik kan me echter wel voorstellen – en dit is meer aan het kabinet gericht – dat die mogelijkheid weer wordt geboden zodra die belangstelling er wel weer is. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn wat mij betreft.

Punt vijf is: neem non-discriminatie op basis van geaardheid op in het VN-Handvest. Ook daarbij zou het woord «sympathiek» op z'n plaats zijn, net als het woord «wenselijk». Dat zou natuurlijk het geval moeten zijn, zoals we dat ook in onze eigen Grondwet hebben staan. De discussie die je vervolgens moet aangaan, is of het strategisch verstandig is om dat nu te doen. Niet alleen het kabinet wijst terecht op de risico's daarvan. Het is misschien goed om even terug te denken aan de conferentie die recentelijk over vrouwenrechten plaatsvond en aan hoe moeilijk het was om überhaupt de voortgang vast te houden die er de afgelopen jaren internationaal is geboekt. Eigenlijk zie je dat conservatieve krachten in VN-gremia aan kracht winnen. Als je deze discussie gaat aanwakkeren, loop je het risico dat je eerder een stapje terug moet doen, gedwongen door die conservatieve krachten, dan dat je het beoogde doel behaalt. Het is niet alleen het kabinet dat dit zegt, ook organisaties als Hivos, die veel met deze thematiek bezig zijn, onderschrijven die strategische inschatting. Ziet de initiatiefnemer dit ook en kiest hij daarmee ook voor de strategisch, helaas wat realistische maar wel verstandige, lijn?

Tot slot schreeuwt een negenpuntenplan erom om aangevuld te worden. Ik heb met instemming het voorstel van de VVD-fractie gehoord. Laten we ook binnen het eigen Koninkrijk bekijken welke stappen er gezet kunnen worden. Ik zou ten minste nog één alternatief willen aandragen. Ach, er is ook niets mis met een elfpuntenplan, zeker niet als je uit Brabant komt. In het stuk mis ik de wat hardere kant van het buitenlandbeleid. Het is altijd goed om vanuit het positieve te denken. Daar ben ik mijn inleiding ook mee begonnen. Er kunnen echter momenten zijn waarop je een wat scherpere streep trekt. Vorig jaar hebben wij hier een discussie gehad over de situatie in Uganda. We besloten niet alleen onze hulp op te zeggen, ik heb ook het voorstel gedaan om in navolging van de VS voor de grootste promotors van antihomowetgeving, mensen die feitelijk haat zaaien in hun eigen samenleving, bepaalde reisverboden in te stellen. De vorige Minister heeft destijds toegezegd dit op Europees niveau aan te kaarten. Dat zou hij doen op de Raad van juli vorig jaar, maar we weten allemaal dat die Raad over heel andere onderwerpen ging. Zonder al te veel vooruit te lopen op het notaoverleg dat we later vanmiddag hebben, lees ik nu dat het kabinet dat type maatregelen, zo'n zwarte lijst, weinig zinvol acht. Dat vond ik wat teleurstellend, maar ik wil de initiatiefnemer vragen of hij ook over dit type maatregelen heeft nagedacht en dat wellicht zou willen toevoegen.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Dank aan de heer Sjoerdsma, die er vandaag helemaal op gekleed is met zijn roze das. Ik dank hem dat hij deze nota gemaakt heeft, zodat wij hierover kunnen spreken. Ik zou even willen reageren op een aantal collega's die het woord conservatisme in een connotatie noemen met negativiteit: er is niets mis met conservatisme. Desalniettemin verwelkom ik deze nota van harte. Deze nota raakt namelijk aan een aantal punten die echt gaan over mensenrechten en over zaken waarin Nederland in het algemeen vooroploopt. Vooroplopen is niet een doel op zich. Het gaat erom dat mensen gelijk behandeld worden. Er is nog heel veel te doen op dit punt.

Er is al eerder gezegd dat dit een prioriteit is van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, ook van dit kabinet. Dat hebben wij gesteund en dat zullen wij blijven doen. De vraag die dan opdoemt is: wat is de meest effectieve manier om die doelen die wij allemaal hebben, te bereiken? Ik denk dat deze nota daar een aanzet toe kan zijn, op zijn minst voor de discussie hier. De vraag is of de voorstellen die de heer Sjoerdsma doet allemaal even effectief zijn. Ik zal zijn punten zo langslopen.

De heer Servaes zei het al: het is niet alleen kommer en kwel, er zijn ook lichtpuntjes. Palau heeft bijvoorbeeld een einde gemaakt aan de strafbaarstelling van homoseksualiteit. Ik moest even opzoeken waar dat land ligt, want dat wist ik eerlijk gezegd niet. Noordelijk Cyprus heeft dit ook gedaan. Je ziet langzamerhand – het gebeurt niet allemaal op één dag – een beweging ontstaan, onder andere onder invloed van positieve druk, ook vanuit Nederland, dat mensen gaan inzien dat wetgeving die de positie van lhbt's beperkt, niet meer van deze tijd is. De VN-Mensenrechtenraad nam in september 2014 met een historisch grote meerderheid een resolutie aan die geweld en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie of genderidentiteit veroordeelt. In 2015 zal ook nog een VN-rapport over de mensenrechtensituatie van lhbt's wereldwijd aan de Mensenrechtenraad gepresenteerd worden.

Zowel op onze ambassades als op het ministerie zetten medewerkers zich in om discriminatie en geweld op basis van seksuele oriëntatie of genderidentiteit te bestrijden. En dat is hard nodig, want homoseksualiteit is niet alleen nog steeds strafbaar in bijna 80 landen, maar er valt ook nog een wereld te winnen op het vlak van sociale uitsluiting en marginalisering van lhbt's in de maatschappij. Onze fractie steunt de inzet van het kabinet op dit punt. Zoals eerder gezegd, verwelkomen wij de notitie van de heer Sjoerdsma dan ook.

Ik zal de punten uit die notitie even langslopen. Het eerste punt is de erkenning van het homohuwelijk in de EU-lidstaten. Wij zetten in op de pogingen om andere landen ertoe te bewegen om ook die kant op te gaan. Wat onze fractie betreft, betekent dit overigens niet dat andere lidstaten het homohuwelijk moeten invoeren, maar dat zij het Nederlandse homohuwelijk zouden moeten erkennen.

Wat betreft het tweede punt sluiten wij aan bij de positie van het kabinet. De voorwaarde voor het aangaan van een huwelijk in Nederland, is dat één van de aanstaande echtelieden de Nederlandse nationaliteit of een vaste verblijfplaats in Nederland heeft. Dat geldt ook voor personen van gelijk geslacht. Mijn fractie vindt «trouwtoerisme» – zoals dat in de nota genoemd wordt – niet de beste manier om de emancipatie van lhbt's wereldwijd te bevorderen. Bovendien brengt het – en dat is misschien belangrijker – geen verandering in de juridische realiteit waarmee deze personen te maken hebben in hun eigen land.

Het derde punt gaat over het invoeren van het homohuwelijk op Nederlandse posten, maar daar is nauwelijks vraag naar. Dat is geprobeerd. Als die vraag er wel zou zijn, zou je er opnieuw naar moeten kijken. Laat ik heel eerlijk zijn: dit heeft niet de hoogste prioriteit als je kijkt naar de positie waarin onze ambassades op dit moment verkeren. Wij hebben namelijk een forse bezuinigingsslag op de ambassades gemaakt. Ik heb brede steun in de Kamer gevoeld voor de motie van oud-collega Van Ojik om die bezuiniging voor een deel ongedaan te maken. Er liggen al heel wat taken op het bordje van de ambassades en zelfs als je dit zou doen, mag een ambassade op basis van het Verdrag van Wenen haar consulaire bevoegdheden slechts uitoefenen voor zover het lokale recht zich niet daartegen verzet. Dat laatste is in veel landen natuurlijk wel een probleem.

Voor punt vier verlenen wij alle steun. Dat is volstrekt helder. Het vijfde punt klinkt inderdaad sympathiek, maar ook hier is de vraag of dit het middel is dat het doel het beste bereikt. Ik zou zeggen dat wij continu aandacht hiervoor moeten vragen, maar als je dit pad opgaat, weet je dat je op een horde aan blokkades stuit. Het is de vraag of dit een begaanbare weg is.

Voor het zesde punt verlenen wij onze absolute steun. Dat is volstrekt helder. Er moeten gelijke rechten zijn voor lhbt-werknemers in internationale organisaties.

Het zevende punt gaat over de gelijke behandeling van lhbt-asielzoekers in de gehele EU. Ook op dit vlak steunen wij het voorstel van de heer Sjoerdsma. Er zijn überhaupt grote verschillen op het gebied van asiel, helaas. Mijn fractie is voor één gemeenschappelijk EU-asielbeleid en daar zou dit absoluut onderdeel van moeten zijn.

De kop van punt acht, namelijk een beter en consistenter EU-buitenlandbeleid, dekt volgens mij niet helemaal de lading. Want wie kan daartegen zijn? Ook ik denk niet als eerste aan lhbt als ik dit onderwerp op de agenda zie staan. Er liggen heel veel uitdagingen op het bordje van Europa als het gaat om een gemeenschappelijk buitenlands beleid, op alle vlakken, van vluchtelingen in verband met de veiligheid tot de economie en noem maar op. Laten wij ook heel eerlijk zijn: als we moeten prioriteren, denk ik niet dat dit het eerste is. Maar niemand kan tegen een beter en consistenter EU-beleid zijn.

Het negende punt gaat over de lhbt-rechten als voorwaarde voor de organisatie van grote sportevenementen. Dat vind ik interessant. Volgens mij moeten wij die kant inderdaad opgaan om duidelijk te maken dat je dit best als voorwaarde mag stellen, als je dit soort evenementen organiseert. Daar zijn meer discussies over geweest, niet alleen wat betreft dit onderwerp, maar ook over andere onderwerpen mensenrechtenbreed. Het gaat ergens over. Het zegt iets over de waarden waarvoor wij staan. Als we bij dit soort belangrijke evenementen, die zo'n voorbeelduitstraling hebben in de wereld, zouden toestaan dat er onderscheid wordt gemaakt dan geven we daarmee een verkeerd signaal af.

Tot slot kan een elfpuntenplan van mij als Limburger ook op steun rekenen. Dat kan ik hier toezeggen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Even over die sportevenementen. Ik weet dat het IOC zich op dit moment heeft geconformeerd aan de gelijkstelling van de lhbt-rechten voor sporters en binnen de organisatie van toernooien en evenementen. Zegt de heer Knops nu dat dit niet voldoende is of zegt hij dat wij bij de evenementen die desondanks plaatsvinden in landen waarmee men het met de lhbt-rechten niet zo nauw neemt, een overheidstaak hebben om iets te doen, bijvoorbeeld door ze niet te bezoeken of geen Nederlandse afvaardiging te sturen? Dat is mij ook niet helemaal duidelijk uit het punt van de initiatiefnemer.

De heer Knops (CDA):

Dit gaat heel snel. Het is mij bekend dat het IOC dit in 2014 heeft afgesproken, maar er is nog een hele weg te gaan. Of je dan meteen moet zeggen dat we er niet verschijnen of wat dan ook, vind ik een heel andere discussie. Het gaat ook over effectiviteit. Je kunt ook de positie innemen dat je door ergens wel te zijn en dat uit te spreken uiting geeft aan het feit dat je het ergens niet mee eens bent. Als zo'n groot sportevenement zou worden georganiseerd en er zou op de een of ander manier spanning zijn rond de rechten van lhbt'ers en de organisatie, mag dat wel een voorwaarde zijn bij het toestaan van landen om dat evenement te organiseren.

De heer Servaes zei dat het in een land soms juridisch niet goed is geregeld en dat er de facto een betere situatie bestaat. Ik vind dat je daarnaar ook mag kijken. Soms volgt de wetgeving niet de praktijk. Ik vind dit wel een onderwerp dat in de selectie en de toekenning absoluut een rol mag spelen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het punt is dat wij die selectie van die evenementen en vooral van de landen waar ze worden georganiseerd niet verrichten. We worden vaak wel gedwongen om op de stoel van de sportbestuurders te gaan zitten die dat zelf zouden moeten doen. Naar aanleiding van punt negen van de initiatiefnota vraag ik de heer Knops of hij van mening is dat die voorwaarden, namelijk gelijke rechten voor lhbt'ers, moeten gelden binnen het domein van dat evenement, dus voor sporters, deelnemers en hun begeleidende teams, en dus voor het evenement als zodanig, of in de context van het land waar het evenement wordt georganiseerd. Als dat laatste het geval is, wordt het een interessante discussie.

De heer Knops (CDA):

Een terechte vraag. Het gaat sowieso om het eerste punt. De heer Ten Broeke noemde net het voorbeeld van een boycot of het niet aanwezig zijn van bepaalde vertegenwoordigers van Nederland. Mij lijkt het dat aanwezigheid juist een kans is om dat punt nogmaals aan de orde te stellen. Het is niet altijd zwart-wit. Er kwamen net ook grijze gebieden aan de orde, maar in een land waarin dit soort rechten flagrant worden geschonden lijkt het mij, zeker met de weg die wij willen opgaan, in de toekomst buitengewoon ingewikkeld. Ik denk dat dit signaal best mag worden afgegeven. Ik ben het met de heer Ten Broeke eens dat het niet altijd aan de politiek is, maar juist aan sportbonden om dit soort signalen op te pakken. De politiek zou hierin een gidsfunctie kunnen vervullen. Iedereen heeft een mening over wat er op dit moment op heel andere vlakken bij de FIFA gebeurt. Daar gaat het ook over intimiteit en dat soort zaken. Toch zie je dat zo'n bond zelf niet in staat is of nog niet in staat is om dat op te lossen. De discussie daarover kan een bijdrage leveren.

De voorzitter:

Ik vraag de heer Ten Broeke het voorzitterschap een minuut of zes over te nemen, zodat ik namens de SP-fractie een inbreng kan leveren.

Voorzitter: Ten Broeke

De voorzitter:

Dat zal ik met genoegen doen. Ik zet de klok nu voor u aan, mijnheer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik dank de heer Sjoerdsma namens de SP-fractie voor zijn nota. Hoewel je zou kunnen redeneren dat homorechten mensenrechten zijn en dat het nastreven ervan dus een vanzelfsprekendheid zou moeten zijn – in het Nederlandse beleid kunnen wij dat als zodanig herkennen – rechtvaardigt de situatie wereldwijd een aparte behandeling van de rechten van homoseksuelen, de groep die wordt aangeduid met lhbt. Ook voor groeperingen als vrouwen en andere geldt dat er in het beleid van de VN, van de Nederlandse regering en van andere organisaties apart over wordt gesproken, om die rechten te benadrukken. Het is ook overduidelijk dat lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders anno 2015 op veel plaatsen in de wereld nog altijd te maken hebben met uitsluiting en onderdrukking in de meest brede vorm. Voor hen zijn gelijke rechten in veel landen nog ver weg.

De voorbeelden zijn bekend en ook door anderen gememoreerd. In bijna 80 landen is homoseksualiteit nog altijd strafbaar. In andere landen, zoals Nigeria, Uganda en Gambia, is deze strafbaarstelling van homoseksualiteit recentelijk zelfs nog aangescherpt,. Ook Rusland is illustratief. Daar werd in 2013 antihomopropagandawetgeving ingevoerd. In deze landen kan dergelijke wetgeving overigens vaak op relatief brede steun van de bevolking rekenen. Dat geeft aan dat de emancipatie van lhbt'ers een zaak van lange adem is. Daarnaast is er geregeld geweld tegen bijeenkomsten van lhbt'ers, zoals eerder deze maand in Oekraïne, waar rechtsradicalen een gay pride march in de hoofdstad Kiev verstoorden.

Er zijn gelukkig ook positieve ontwikkelingen, zoals dat het homohuwelijk in steeds meer landen wordt ingevoerd. Vorige maand stemde het Ierse volk voor invoering van het homohuwelijk. Voor het eerst gebeurde dat via een referendum. Meer dan 62% van de Ieren stemde voor. Een jaar eerder stemde het Schotse parlement al voor invoering van het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht. Nederland geldt als gidsland, als het gaat om het homohuwelijk. Het homohuwelijk blijkt voor Nederland een uitstekend exportproduct. Naast tulpen, kaas en andere producten ook het homohuwelijk.

De initiatiefnemer van de nota die wij vandaag bespreken, de heer Sjoerdsma, stelt in zijn inleiding dat iedereen vrij moet zijn om zichtbaar zichzelf te kunnen zijn, ongeacht de geaardheid. De SP-fractie is het hier vanzelfsprekend mee eens. Het is goed dat wij het thema gelijke rechten voor lhbt'ers de aandacht geven die het verdient. In de initiatiefnota worden negen voorstellen gedaan aan de Nederlandse regering om tolerantie voor lhbt'ers wereldwijd te bevorderen.

Gepleit wordt onder meer voor erkenning door EU-landen van alle huwelijken van lesbiennes en homoseksuelen die in andere EU-landen tot stand zijn gekomen. Het kan immers nadelige gevolgen hebben als dit niet gebeurt. De Minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat Nederland hiervan een warm pleitbezorger is, maar dat steun hiervoor binnen de EU ontbreekt. Wel wordt gesproken over het opstellen van een aantal verordeningen die mogelijk tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Ik vraag de Minister om in te gaan op de stand van zaken bij deze discussie. Hoe groot acht hij de kans dat hier toch resultaat geboekt kan worden?

Het tweede voorstel is om het homohuwelijk in Nederland open te stellen voor buitenlanders. Daarmee zou acceptatie van het homohuwelijk elders gestimuleerd worden. De Minister stelt daar tegenover dat dit trouwtoerisme niet de beste manier is om emancipatie te bevorderen. Ik vraag de heer Sjoerdsma om hierop te reageren. Zijn er voorbeelden van andere landen waar dit goed werkt? Kan hij ingaan op de ervaringen in andere landen? Van de Minister hoor ik graag waarom dit niet de beste manier is. Een toelichting is hier wel op zijn plaats.

Het volgende punt betreft het homohuwelijk op Nederlandse posten. De heer Sjoerdsma vraagt de Minister om naar Brits voorbeeld de mogelijkheid te bieden aan lhbt'ers om onder voorwaarden te trouwen op Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland. Uit het antwoord van de Minister begrijp ik dat dit al tot 2012 mogelijk was, maar dat hiermee is gestopt, onder andere omdat er nauwelijks behoefte aan zou zijn. Ik hoor graag of de initiatiefnemer signalen heeft ontvangen dat er wel behoefte aan is.

De initiatiefnemer vraagt ook aandacht voor ondersteuning van lhbt-activisten via het postennetwerk. Alhoewel het niet zo stellig is opgeschreven, wordt daarmee de indruk gewekt dat de ambassades daarvoor te weinig capaciteit zouden hebben. Ik vraag de heer Sjoerdsma om hier nader op in te gaan. Betekent dit dat er volgens hem meer geld naar het postennetwerk moet of dat er minder inzet op andere terreinen moet zijn? Mijn betrokkenheid bij de inzet op posten is bekend. Er kan bijvoorbeeld minder worden ingezet op andere terreinen – denk aan economische diplomatie – maar ik vraag de indiener of hij ook nog andere mogelijkheden ziet. Van de Minister hoor ik graag of hij het ermee eens is dat er op dit punt een capaciteitsprobleem is. Kan de Minister ook ingaan op het gevaar dat westerse steun aan lhbt-activisten in landen in onder meer Afrika en Oost-Europa wordt gezien als een moderne vorm van westers imperialisme of kolonialisme? Hoe wordt ervoor zorg gedragen dat dergelijke ondersteuning niet averechts werkt?

De heer Sjoerdsma vraagt de Minister verder zich in te spannen om non-discriminatie op basis van seksuele oriëntatie in het VN-Handvest op te nemen. Het antwoord van de Minister moet de initiatiefnemer zijn tegengevallen. De Minister stelt dat de kans op succes in dit geval nihil is. Gezien de bestaande procedures vrees ik dat de inschatting van de Minister juist is. Hoe ziet de indiener de kans van slagen op dit terrein?

Dan heb ik nog een vraag over de behandeling van homoseksuelen die asiel aanvragen in Nederland. Ik heb begrepen dat Russische homoseksuelen die in Nederland asiel aanvragen te horen krijgen dat zij zich maar elders in Rusland moeten vestigen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de heer Sjoerdsma op dit beleid. Als dit beleid in werkelijkheid anders is, hoor ik dat graag van de Minister.

Ik sluit af met een vraag over het laatste voorstel, over LHBT-rechten als voorwaarde voor het organiseren van grote sportevenementen. De heer Sjoerdsma vraagt de Minister meer druk uit te oefenen op sportorganisaties, opdat in de toekomst geen grote sportevenementen meer worden toegewezen aan landen waar de mensenrechten worden geschonden. Het lijstje van landen die mensenrechten schenden, is echter behoorlijk lang. Ik vraag de indiener daarom nader toe te lichten hoe in de praktijk getoetst zal worden welke landen wel en welke landen niet voor organisatie van een toernooi in aanmerking komen. Dit zeg ik natuurlijk met in het achterhoofd het pleidooi om ook aandacht te besteden aan homorechten in het kader van de mensenrechten wereldwijd.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Bommel. Ik zie dat er geen vragen zijn aan uw adres. Dan geef ik het voorzitterschap graag aan u terug.

Voorzitter: Van Bommel

De vergadering wordt van 10.56 uur tot 11.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de initiatiefnemer, de heer Sjoerdsma, voor zijn beantwoording.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ten eerste dank ik alle woordvoerders voor hun positieve houding bij deze initiatiefnota van D66. Deze positieve houding is wat mij betreft bijzonder, niet omdat ze verrassend is maar juist omdat ze dat niet is. In hoeveel parlementen wordt er immers zo open en zo positief over lhbt-rechten gesproken? Toch is het goed om er vandaag nog een keer bij stil te staan, want in het parlement staan we vaak stil bij lhbt-rechten in het buitenland op het moment dat het eigenlijk al te laat is. Het voorbeeld van Uganda is vaak genoemd. Op het moment dat een antihomowet dreigt te worden ingediend en er voor die wet al grote maatschappelijke steun is, komt hij in dit parlement aan de orde en proberen wij nog invloed uit te oefenen. In dit geval deden we dat, mijns inziens terecht, door de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking te beperken en te conditioneren op die wet. En toen in Rusland de antihomowetgeving al was ingevoerd, werd in dit parlement uitgebreid gesproken over de manier waarop daarmee in het Nederland-Ruslandjaar mee moest worden omgegaan en dit onderwerp ter sprake moest worden gebracht tijdens de Olympische Spelen in Sotsji. Daarover verschilden fracties van mening. Dat is goed. Maar ik denk dat het ook goed is om vandaag te spreken over het voorstadium, waarin nog veel te doen valt.

Ik ben het van harte eens met hen die zich afvragen of je emancipatie af kunt dwingen. Nee, zo zeg ik, want dat is zinloos. Opgelegde emancipatie is schone schijn; laat ik het zo maar noemen. Uiteindelijk komt daarachter de ware grondhouding naar boven. De kernvraag is hoe je kunt werken met de zaadjes in de grond die wel ontvankelijk en vruchtbaar zijn voor de emancipatie die bij dit onderwerp hoort. Het gaat daarbij om fysieke bescherming, want lhbt-activisten moeten kunnen rekenen op fysieke bescherming. Zij lopen soms echt gevaar voor lijf en leden. Het gaat ook om sociale acceptatie en het creëren van gelijkheid. Daarin is Nederland belangrijk.

Ik dank het kabinet voor de positieve reactie op deze initiatiefnota. Ik constateer ook dat Nederland al heel veel doet op het gebied van de bevordering van lhbt-rechten. Misschien is Nederland zelfs wereldkampioen op dat gebied. Maar om in wielertermen te spreken: er strijden maar heel weinig landen voor de regenboogtrui, zo zeg ik tegen de heer Ten Broeke. Nederland moet dus sleuren en trekken aan kop van het peloton van landen, en ook organisaties als het COC en Hivos, die deze rechten belangrijk vinden. Af en toe moeten zij tactisch proberen om landen als Zuid-Afrika aan boord te krijgen om het kleine kopgroepje waarin Nederland hopelijk de regenboogtrui bezit, harder te laten fietsen en het draagvlak voor dat team uit te breiden.

Het is vandaag mijn doel om het sleur- en trekwerk van het kabinet aan kop van het peloton een extra impuls te geven. Dat doe ik omdat mijn fractie zich grote zorgen maakt. De woordvoerders hebben die in hun eerste termijn ook uitgebreid genoemd. «Conservatieve vloedgolf» is daarbij in de ogen van de heer Knops misschien een ongelukkige term. Ik ben het met hem eens: een «liberale vloedgolf» was beter geweest. Misschien moeten we spreken over een «regressieve vloedgolf». Dat had misschien meer recht gedaan aan de politieke inhoud van die stroming en de positie van sommige conservatieve partijen. Het is ook belangrijk dat we hier vandaag over spreken omdat de vraag is welk ander land opkomt voor deze rechten als Nederland dat niet doet. Vaak doet niemand dat dan. Ik heb dat als diplomaat zelf mogen ervaren in moeilijke landen, maar ik heb het afgelopen zomer ook gezien toen ik Uganda bezocht en daar mocht spreken met lhbt-activisten die streden en strijden tegen die draconische antihomowet. Ik heb eveneens mogen spreken met veel Europese collega's van onze ambassadeur daar. Mij moet van het hart dat me opviel dat veel Europese collega's er zowel voor als achter de schermen niets mee deden. Laten we dus een tandje bijzetten en bekijken waar we vandaag samen stappen kunnen zitten.

Ik ben echter niet blind voor de dilemma's, die ook zijn benoemd door de woordvoerders. Er werd een spanningsveld geschetst tussen symbolisme en effectiviteit. Soms is dat er – ik ben de eerste om dat toe te geven – maar op dit vlak zijn symbolen soms ook enorm belangrijk. Ik zal daar later nog op ingaan. Volgens mij moet je – Nederland heeft daar een handje van en mijn partij in zekere zin misschien ook – op de juiste momenten dat vingertje even laten zien. Dat kun je alleen doen als je zelf volledig geloofwaardig bent; dat ben ik met collega Ten Broeke eens. Je moet dus ook kijken naar de situatie in het Koninkrijk in brede zin. De heer Ten Broeke noemde het feit dat op Curaçao en Aruba geen homohuwelijk mogelijk is en hij sprak over problemen op scholen. Dat zijn serieuze problemen die mijn fractie zich zeer aantrekt, juist omdat je, als je de zaken in eigen huis niet voldoende op orde hebt, kwetsbaar bent voor kritiek van anderen op dat vingertje dat af en toe geheven wordt. Mijn fractie heeft in het verleden dan ook geprobeerd om ervoor te zorgen dat het homohuwelijk mogelijk wordt op de eilanden. Daar hebben wij, een behoorlijke tijd geleden, een motie voor ingediend. Het is er helaas niet van gekomen. Wel ben ik verheugd dat de VVD zich het lot van de eilanden nu aantrekt en dat zij de geloofwaardigheid – laat ik het zo noemen – van de eigen positie belangrijk vindt. Daar zullen wij vanmiddag ook nog over spreken, in het overleg over het mensenrechtenbeleid en hetgeen wij hier in Nederland zelf doen.

Ik kom bij het laatste onderdeel van mijn inleiding. Daarna zal ik de vragen van de leden per voorstel afwerken. Ik denk dat dat de handigste en handzaamste manier van werken is. Het tiende punt van de heer Ten Broeke neem ik graag over. Ik hoop dat het kabinet daar ook ruimte voor ziet. Ik kijk naar de Minister en zie een glimlach; dat betekent waarschijnlijk goed nieuws. Ik ga nog even in op het elfde punt van de heer Servaes. Hij zei: soms moet je een streep trekken. Dat ben ik van harte met hem eens. Het parlement heeft die streep al een paar keer getrokken, bijvoorbeeld in het geval van Uganda. Toen ging het over de ontwikkelingssamenwerking. De heer Servaes stelt een uitbreiding voor, namelijk het instellen van persoonsgerichte sancties zoals reisverboden en het bevriezen van tegoeden; dat laatste noemde hij niet zelf, maar dat is een toevoeging mijnerzijds. Ik vind dat een heel interessante suggestie. Ik kan die niet overnemen in mijn nota, maar wellicht kan de Minister hierop nog ingaan. Het voorkomt namelijk dat mensen in landen worden getroffen door sancties die wij instellen en die eigenlijk niets te maken hebben met de maatregelen van hun regering. Je kunt heel gericht, heel specifiek degenen die achter bijvoorbeeld antihomowetgeving zitten, aanspreken op wat zij hebben gedaan. Dat spreekt mij erg aan. In een eerder stadium, ten tijde van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Timmermans, heb ik de suggestie gedaan om in dit verband eens goed te kijken naar bijvoorbeeld bepaalde Amerikaanse evangelische groeperingen, die met behoorlijke financiële steun vanuit hun basis in de Verenigde Staten haat zaaien – laat ik het beestje maar gewoon bij de naam noemen – in veel landen in Afrika, waar zij een vruchtbare bodem vinden. De vraag is of de Europese Unie of Nederland daar concreet iets tegen kan doen, misschien wel met de instrumenten die de heer Servaes heeft aangereikt.

Ik ga per voorstel de vragen af. Ik zal proberen zo veel mogelijk recht te doen aan de gestelde vragen. Mocht ik iets vergeten of niet voldoende recht doen, dan hoop ik dat de leden het mij willen laten weten.

Het eerste voorstel betreft de erkenning van de rechten die voortvloeien uit het homohuwelijk en de Europese Unie. Sommige leden zeiden: er zijn op dit moment andere grote thema's van belang, zoals de mogelijke uittreding van Groot-Brittannië en Griekenland. Dat zijn uiteraard heel grote thema's die de discussie in dit huis regelmatig domineren – zo zou ik het bijna willen zeggen – maar toch denk ik dat deze kwestie bij het Nederlands voorzitterschap echt onder de aandacht moet worden gebracht, en wel om twee redenen.

Het gaat om Nederlandse onderdanen die hier een partnerschap zijn aangegaan dat in bepaalde EU-lidstaten niet voldoende wordt erkend. Dat kan grote en heel vervelende gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor het erfrecht, het vermogen en de wederzijdse erkenning van kinderen. Alleen al om die persoonlijke redenen vind ik dit enorm belangrijk. Het is ook belangrijk vanuit de Europese gedachte; dat moet sommige leden ook aanspreken. De vrijheid van personen, die toch gedeeltelijk de motor zou moeten zijn van de Europese groei, wordt hiermee namelijk gehinderd, in ieder geval voor sommige Nederlandse onderdanen. Vanuit dat oogpunt zou Nederland hier een rol moeten spelen. De heer Servaes zei: ja, maar dit doet Nederland toch al? Dat klopt. Nederland zit hier natuurlijk achteraan. Maar dat gebeurt wel op zo'n manier dat we het punt opbrengen wanneer dat mogelijk is. Ik zou graag zien dat de daartoe bevoegde Ministers tijdens het Nederlandse voorzitterschap proberen om hier, zoals mevrouw Dijkstra al suggereerde, een slinger aan te geven door een bijeenkomst met de collega's te organiseren over de erkenning van de rechten die voortvloeien uit het huwelijk. Het Nederlandse voorzitterschap is daarvoor een uitgelezen moment. Dat kan dan worden gedaan door Minister Koenders, Staatssecretaris Dijkhoff of Minister Bussemaker. Ik heb het daarbij natuurlijk over het huwelijk in brede zin. Ik zeg dat ook tegen de heer Ten Broeke. Dat is niet alleen maar het homohuwelijk, maar dat is ook het heterohuwelijk. We moeten ervoor zorgen dat de erkenning van die rechten in de Europese Unie volledig geregeld is. Een startbijeenkomst is volgens mij een mooie slinger. We moeten er op hoog politiek niveau aandacht voor vragen. Wie weet wat daar vervolgens uitkomt!

Het tweede onderdeel is het openstellen van het huwelijk in Nederland.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb even een puntje van orde over de vragen. Kunnen we na elk punt vragen stellen of moeten we die opsparen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Doe maar na elk punt.

De voorzitter:

Ja, het is inderdaad makkelijker om de vragen na het desbetreffende punt te stellen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Als het om gelijkschakeling van lhbt-rechten in Europa gaat, valt er nog een wereld te winnen. Het is de vraag, waar in de initiatiefnota nu voor wordt gepleit. Er is een aantal smaken. De meest radicale is dat we landen waarvan wij van mening zijn dat ze niet voldoen aan de plichten die voortvloeien uit de verdragen die al zijn ondertekend, actief voor de Europese rechter slepen. De vraag is of dat helpt. Een andere modaliteit is dat je er tijdens het voorzitterschap een prioriteit van maakt. Maar er zijn al zoveel prioriteiten! Ik neem aan dat de heer Sjoerdsma het met me eens is dat andere zaken op dit moment crucialer zijn voor het voortbestaan van Europa. De heer Sjoerdsma pleit nu voor een bijeenkomst op hoog niveau. Daar kan bijna niemand tegen zijn. Maar tegelijkertijd zijn er zaken als erfrecht en vermogen waarvoor wij in Nederland ook nog niet de gelijkschakeling hebben geregeld. Hoe combineert de heer Sjoerdsma dat met zijn erkenning dat je de emancipatie die je van anderen verlangt, ook in eigen huis moet laten zien?

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Ten Broeke vraagt terecht waar die ambitie precies ligt. Laat ik de vraag zo maar formuleren. Hij noemt daarbij de mogelijkheid om het via de rechter af te dwingen. Ik weet niet zo goed waar hij die suggestie vandaan heeft, want ik heb die niet zelf geopperd en ook niet in mijn initiatiefnota genoemd. Dat lijkt mij eigenlijk de aller-, aller-, allerlaatste stap. Als er schrijnende gevallen zijn waarbij er niets anders rest dan via de rechter je gelijk halen, dan moet dat overwogen worden. Ik zou eerder hopen dat er een positieve ontwikkeling mogelijk is – een positief initiatief, een positief momentum – waarin juist wordt opgetrokken met een aantal landen in de Europese Unie die dat ook belangrijk vinden, om te kijken of we er in ieder geval voor kunnen zorgen dat er een wederzijdse erkenning is van alle huwelijken, geregistreerde partnerschappen en ouderdomsrechten, van iedereen maar natuurlijk ook die van lesbiennes en homoseksuelen die in andere EU-landen tot stand zijn gekomen. Dat betekent niet, en dat zeg ik ook maar tegen de heer Knops, dat het homohuwelijk van vandaag op morgen in al die landen moet worden ingevoerd. Ik zou dat verwelkomen. Ik verwelkom ook de stap die Ierland heeft gezet. Dat is een grote historische stap in zo'n conservatief land. Maar een wederzijdse erkenning lijkt mij een welkome eerste stap.

De heer Ten Broeke zegt daarnaast nog dat er ook nog andere prioriteiten zijn. Dat ben ik van harte met hem eens, maar die andere prioriteiten liggen wel vaak op het terrein van andere bewindspersonen. Hij kan het hebben over de werklast, maar ik heb het idee dat dit onderdeel nog vrij goed zou kunnen passen bij de werklast van de bewindspersonen die hier op dit moment over gaan. Ik heb daar ook goede hoop op.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ga niet over de werklast van de bewindspersonen. Daar kan de bewindspersoon straks misschien zelf iets over zeggen. Mij dunkt dat we voor het Nederlandse voorzitterschap «more than a full plate» hebben. Dan denk ik met name aan het erbij houden van Groot-Brittannië en de naweeën van de Griekse crisis, als die al is opgelost. Zo zijn er nogal wat dingen. Als wij het erover eens kunnen zijn dat wij met vereende krachten en iets meer energie, mocht de desbetreffende bewindspersoon die hebben, die gelijke rechten nog eens bepleiten, dan ben ik daar niet tegen. Het gaat kennelijk ook de initiatiefnemer te ver om het tot een prioriteit van het EU-voorzitterschap te maken – dat doet de heer Sjoerdsma volgens mij ook niet – of zelfs de verplichting aan te gaan, wat ik in de bijdrage van de fractie van zijn partij hoorde. In de modaliteit zoals de heer Sjoerdsma het nu voorstelt, namelijk met meer kracht bepleiten dat rechten van het huwelijk, niet alleen het burgerlijk huwelijk van mensen van ongelijke sekse, maar ook van gelijke sekse, overal worden erkend, is de VVD ervoor te porren.

De heer Sjoerdsma (D66):

Steun van de VVD verwelkom ik natuurlijk altijd. Ik ben ook optimistisch gestemd over de energie waarmee de bewindspersonen hiermee aan de slag kunnen. Volgens mij zal de Minister ook nog het een en ander zeggen over de manier waarop hij en het kabinet dat zien. Laat ik het daarbij laten. Ik ben blij dat wij op die manier tot elkaar kunnen komen. De heer Ten Broeke wil het geen prioriteit maken. Het is natuurlijk ook de vraag wat je onder prioriteit verstaat. Ik heb het idee dat de heer Ten Broeke lijkt te suggereren dat ik er eenzelfde dossier als een brexit of grexit van wil maken, maar dat is natuurlijk niet het geval. Dat zijn overigens dossiers waar met name de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën mee bezig zijn. Dit is bij uitstek een dossier waar Minister Bussemaker en Staatssecretaris Dijkhoff mee aan de slag moeten. Daarom zei ik ook: het legt volgens mij een tijdsbeslag op een andere Minister, die met andere prioriteiten bezig kan zijn.

Het tweede punt betreft het openstellen van het huwelijk voor buitenlanders. Ik ben blij met de grotendeels sympathieke reactie van de Kamer op dat voorstel. Het is natuurlijk van symbolisch belang. De heer Servaes zei dat. Ik denk dat dit terecht is. Ik zou in dit geval willen zeggen dat de symboliek van groot belang is, omdat het mensen in staat stelt om hun liefde te bezegelen. Dat kan in eigen land niet, maar dat zouden zij hier dan wel kunnen. De ironie is dat ik misschien zelf niet een heel warm pleitbezorger ben van het huwelijk, maar ik zie wel heel erg dat het onthouden van de mogelijk tot het huwelijk bij veel mensen tot groot verdriet leidt. Het gebrek aan erkenning, ook al is het dan niet van hun eigen staat, maar ook van andere staten, is daarin belangrijk. In de eerste plaats gaat het om symbolische erkenning, in de trant van: u bent getrouwd, u hoort bij elkaar. In sommige gevallen gaat het echter ook om het scheppen van juridische precedenten. Dat vind ik wel een belangrijk punt. Daarvan hebben wij in onze nota een aardig voorbeeld opgeschreven, weliswaar van binnen de Europese Unie. Ik heb er ook binnen de Europese Unie het meeste vertrouwen in dat het op die manier kan werken. Het is het voorbeeld van een Italiaans stel dat in Amerika is getrouwd. Bij terugkomst in Italië zei de rechtbank: ik ga de ambtenaren toch bevelen om uw huwelijk, uw partnerschap, te registreren en te erkennen. Dat kun je lang niet in alle landen verwachten. In sommige landen is daar natuurlijk helemaal geen sprake van. Daar wil ik ook realistisch over zijn. Ik kan mij echter zo voorstellen dat het met name in de landen van de Europese Unie, om daarmee te beginnen, interessant zou kunnen zijn. Het kabinet zei in eerste instantie: dat moeten wij niet doen, want het Burgerlijk Wetboek zit in de weg. Dat is op dit moment ook zo; dat is terecht opgemerkt door enkele leden, onder wie de heer Knops en de heer Servaes. Ik zou zeggen: het Burgerlijk Wetboek kan worden aangepast, als je dat wilt. Dan moet je wel deze voordelen zien. Ik ben het eens met het kabinet dat wij goed in kaart moeten brengen wat de nadelen zijn en de praktische implicaties. Die zullen er ongetwijfeld zijn. Dat kan ik mij voorstellen. Ik ben zelf geen specialist op het gebied van het Burgerlijk Wetboek, maar ik zou graag van de Minister horen of hij het ermee eens is dat die voordelen er zijn, maar ook welke praktische nadelen hij ziet.

De heer Van Bommel vroeg of ik een voorbeeld kan geven van een land waar dit al is geregeld. Ik kan geen voorbeeld geven op het gebied van het homohuwelijk. Wij zouden dus als eersten zoiets doen. Dat lijkt mij ook aardig omdat het mooi zou zijn om, als je bijvoorbeeld uit Slowakije komt, te kunnen zeggen: ik ben getrouwd in de hoofdstad waar het eerste homohuwelijk ooit is gesloten, Amsterdam. Daar gaat wel iets vanuit, vind ik. Een ander voorbeeld is Cyprus. Daar gaan veel Israëli's heen om te trouwen. Zij voldoen niet aan bepaalde religieuze voorwaarden die de wetgeving ter plekke kent. Daarom zien zij zich gedwongen om naar Cyprus af te reizen en daar te gaan trouwen, als zij toch de rechten willen krijgen die zij graag zouden willen hebben. Of dat succesvol is of niet, weet ik niet, maar ik weet in ieder geval wel dat de Israëli's die dat doen, heel erg blij zijn dat ze het op die manier kunnen doen en dat ze een uitvluchtmogelijkheid hebben.

De heer Servaes (PvdA):

Ik wil duidelijk krijgen waar de initiatiefnemer landt. Dat we de symboliek van een dergelijke maatregel misschien wel allemaal een warm hart toedragen, is duidelijk, maar erkent de heer Sjoerdsma dat het nog wel wat nadere studie vergt als je het Burgerlijk Wetboek wilt aanpassen, niet specifiek voor homostellen, maar überhaupt voor het sluiten van een huwelijk voor mensen die in principe niets met Nederland te maken hebben? Erkent hij dat zo'n voornemen nog enige studie vergt naar wat daarvan precies de consequenties zouden zijn, zowel in juridische als in praktische zin? Ik wil even controleren of hij ook op dat punt precies daar landt waar in ieder geval ik land.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb dat collega Dijkstra ook al horen suggereren en ik vind dat terecht. Als je erover nadenkt, is het niet zomaar een voorstel, het huwelijk openstellen voor iedereen die daarvan gebruik zou willen maken. De heer Servaes zegt terecht dat dit niet alleen voor lhbt-stellen geldt, maar voor iedereen. Ik sta daar in principe vanuit de uitgangspunten die ik net heb genoemd, zeer positief tegenover. Ik wil niet blind zijn voor eventuele wettelijke of praktische bezwaren, maar het kabinet heeft die bezwaren nog niet uitgebreid gemotiveerd. Ik zou daar graag wat serieuzer onderzoek naar zien om in kaart te brengen of het inderdaad de voordelen heeft waarvan ik denk dat het die heeft, of er bezwaren zijn en zo ja, of die weggewerkt kunnen worden. Dat is immers ook nog de vraag, want niet elk bezwaar is een onoverkomelijk bezwaar. Ik denk dat de heer Servaes en ikzelf elkaar op dit punt kunnen vinden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Stel dat we, nadat we in een grondige studie de voors en tegens tegen elkaar hebben afgewogen, zouden kunnen overwegen om ons Burgerlijk Wetboek aan te passen, dan blijft voor de VVD nog een andere vraag staan waar de initiatiefnemer nog niet op is ingegaan. Misschien was hij van plan om dat nog te doen, maar ik wil dat punt nog een keer benadrukken. Het trouwtoerisme, wat ik op zichzelf wel zie zitten, moet niet een voorwendsel worden voor een asielaanvraag. Je hebt een gegarandeerd verblijf na een verlengd toeristenvisum. Dat visum is 90 dagen geldig en dan kun je nog 180 dagen onbeperkt in Schengengebied reizen. Denkt de initiatiefnemer dat te kunnen uitsluiten?

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is een vraag die ik goed begrijp. Ik wil daarop een aantal dingen zeggen. Allereerst is het voor mensen uit veel landen niet heel erg makkelijk om een visum voor Nederland te krijgen voor andere doeleinden dan recreatie, vakantie of een kort zakelijk bezoek. Bij die afweging wordt vaak al gekeken hoe het precies zit. Valt te verwachten dat de persoon in kwestie misschien een ander einddoel heeft dan enkel de vakantie of enkel de recreatie? Ten tweede – en dat lijkt mij het belangrijkste punt om de zorg bij collega Ten Broeke weg te nemen – is erkenning van het huwelijk natuurlijk geen extra grond voor asiel. Wat een grond voor asiel is, is als je op basis van je seksualiteit, hoe die dan ook moge uitvallen, mag rekenen op vervolging vanuit de staat waar je woont. Daar verandert dat huwelijk volgens mij helemaal niets aan. Ik denk dat de heer Ten Broeke in dat opzicht volledig vertrouwen kan hebben in de huidige wet- en regelgeving en ook in de Ministers die die wet- en regelgeving handhaven, want die garanderen volgens mij dat een dergelijke openstelling geen consequenties op dit gebied zal hebben.

De heer Ten Broeke (VVD):

In deze Ministers wel, maar als we hier wetgeving ontwerpen, moet die ook de tand des tijds en die van verschillende coalities kunnen doorstaan. De heer Sjoerdsma zegt dat het zich waarschijnlijk niet zal afspelen bij korte zakelijke bezoeken, maar die kunnen ook leiden tot duurzame privérelaties, al dan niet met die opzet. Dit is het meest concrete punt in het negenpuntenplan van de heer Sjoerdsma en ik wil er dan ook op zijn minst voor pleiten dat dit serieus wordt bekeken en dat de initiatiefnemer de uitspraak doet dat dan ook wordt uitgesloten dat dit huwelijkstoerisme tot een verkapte asielstroom kan leiden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het is natuurlijk niet alleen Nederlandse wet- en regelgeving waar de heer Ten Broeke op kan vertrouwen. Ik begrijp dat zijn vertrouwen in de regering strekt tot deze twee Ministers. Er is echter ook een VN-Vluchtelingenverdrag waarin is vastgelegd wat de gronden zijn voor asiel. Op het moment dat dat wordt aangepast en er zaken worden opgenomen waar de heer Ten Broeke het nu over heeft, dan heeft hij misschien reden tot zorg. Op dit moment heb ik die zorgen niet. Kan ik het uitsluiten? Ik heb net verteld dat ik geen specialist ben op dit terrein van het Burgerlijk Wetboek. Ik kan het dan ook niet 100% uitsluiten. Maar als de heer Ten Broeke vraagt of we dit punt kunnen meenemen als we nog een keer serieus kijken naar dit voorstel, kijk ik naar rechts en hoop ik dat de Minister dat zou willen meenemen.

Nog één punt over de juridische voordelen van deze stap. Ik noemde net het Italiaanse voorbeeld. Deze stap heeft een voordeel voor mensen die bij internationale organisaties werken. Als mensen uit landen waar het homohuwelijk verboden is, in Nederland zouden trouwen, wordt dat door bijvoorbeeld de VN en de Wereldgezondheidsorganisatie erkend als een geregistreerd partnerschap. Dat voordeel is voor die mensen heel tastbaar. Ik besef dat dat op zijn hoogst enkele tienduizenden zijn, maar toch. Het is een kleine stap die ik graag wil zetten.

Dan het huwelijk op de posten, punt drie. De VVD zegt dat daarmee het Verdrag van Wenen zou worden geschonden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Kan.

De heer Sjoerdsma (D66):

Kan worden geschonden. Dat is een kleine nuance. Ik baseer mijn voorstellen op het Britse model. De Britten hebben aangegeven dat het sluiten van een huwelijk op hun posten alleen mogelijk is als het gastland heeft aangegeven dat het er geen bezwaar tegen heeft dat zulke huwelijken op de ambassades worden voltrokken. Dan wordt het Verdrag van Wenen dus niet geschonden. Ik zie de heer Ten Broeke knikken, alsof dat gesneden koek is. Het interessante is dat er op het gebied van de Seychellen net een huwelijk is voltrokken, met instemming, terwijl dat op de Seychellen zelf niet zo heel makkelijk is. Ik snap heel goed dat op het moment dat er geen vraag naar is, het wellicht kostbaar is om deze dienst actief te houden, zeker gezien het feit dat er behoorlijk gesneden is in de capaciteit van het ambassadenetwerk. Je kunt je dan afvragen of dit hetgeen is waar kostbare capaciteit aan moet worden besteed. De reden waarom ik daar toch voor wil pleiten, is dat het een heel interessant instrument is om de dialoog met het gastland aan te gaan. Dat is precies wat Groot-Brittannië ook doet met dit instrument. Ik heb geen cijfers over hoe vaak dit op dit moment gebeurt op Engelse posten, maar misschien heeft de Minister die wel. Ik weet wel dat een Britse parlementariër recent opheldering heeft gevraagd aan zijn eigen kabinet over hoe vaak gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid.

De vragen van het CDA heb ik volgens mij beantwoord. Die gingen over de posities van ambassades.

De voorzitter:

De heer Ten Broeke heeft nog een vraag voor u.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wil even terug naar het punt van het trouwen op de posten. Als er instemming is van het gastland, is er natuurlijk geen bezwaar. Dan kun je hooguit nog concluderen dat er geen vraag naar is. Het blijkt tot nu toe in ieder geval niet storm te lopen. Als het kan, zijn we er niet tegen. Die mogelijkheid is er dan. In de initiatiefnota lijkt de heer Sjoerdsma dit echter als een soort breekijzer te willen gebruiken. Als dat laatste ook niet het geval is, dan kunnen we er wel mee instemmen. Ik zou dan bijna vragen of het niet het overwegen waard is – ik vraag dit aan de Minister – om dan een soort trouwambtenaar te hebben die in zo'n geval wordt uitgezonden naar de post van bestemming. Dat moet toch nog net uit de motie-Van Ojik kunnen, lijkt mij zo.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mijn fractie heeft de motie-Van Ojik van harte gesteund. Ik ben er niet van op de hoogte of daar vrije middelen in zitten die voor dit doeleinde zouden kunnen worden aangewend. Ik vind de suggestie van de heer Ten Broeke echter niet onsympathiek. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarop reageert.

Het moet worden gezegd dat Nederland op dit moment veel doet voor de bescherming en ondersteuning van lhbt-activisten. De heer Servaes vraagt ook bij dit punt wat nou meer is dan ondersteuning van het beleid. Ik wil daar wel kort op ingaan. Ik denk namelijk dat die meerwaarde er op twee manieren zou kunnen zijn. Je kunt allereerst kijken of er voldoende financiële ruimte is in het mensenrechtenfonds om op dit punt alles te doen wat we zouden willen. Mijn fractie zegt daarvan: hm. Er gebeurt vrij veel in heel veel landen, op een vrij kleinschalig niveau. Dat is niet gek, want vaak gaat het om bewustwording en niet om grote uitgaven. De projecten die gefinancierd worden, zijn niet heel groot. Ik zou het echter interessant vinden om binnen het fonds extra financiering ter beschikking te stellen voor het rijtje landen waar antihomowetgeving opkomt, in voorbereiding is of net is ingevoerd, bijvoorbeeld om juridische ondersteuning te regelen en de juridische strijd tegen dit soort wetgeving mogelijk te maken. Ik herinner me nog goed dat daarover in de Tweede Kamer tijdens de discussie over de zaak in Uganda brede consensus bestond: Nederland zou de strijd richting het grondwettelijk hof in Uganda moeten steunen. Ik vind dat wel een interessante manier om de activiteiten die we daar ontplooien in de ondersteuning van lhbt-activisten een extra impuls te geven.

De heer Servaes (PvdA):

Voor de geschiedschrijving is het misschien goed om de casus in Uganda er nog even bij te pakken. Volgens mij was het idee om, waar je gaat korten op OS en mogelijk de indruk wekt dat je de bevolking als geheel treft, het OS-geld dat je weghaalt bij het ondersteuningsprogramma voor de politie in te zetten om juist dit onderwerp een extra steuntje in de rug te geven. Dat was toen de uitkomst. Volgens mij wordt dit geld in de praktijk inmiddels ook deels omgezet. Dat is iets anders dan dat je zaken binnen het mensenrechtenfonds gaat oormerken. Ik zou er op zich best voorstander van zijn om te kijken hoe je het mensenrechtenfonds verder kunt uitbreiden. Misschien hebben we het daar vanmiddag nog over. Ik zou er echter voor willen waken om het al te veel in gesloten compartimenten onder te verdelen. Homorechtenactivisten kunnen immers net zo goed algemene verdedigers van mensenrechten zijn. Ik vraag collega Sjoerdsma of hij het zowel met die geschiedschrijving eens is, als met het feit dat we ervoor moeten waken om binnen het mensenrechtenfonds gelden te gaan oormerken.

De heer Sjoerdsma (D66):

Met de geschiedschrijving ben ik het van harte eens. Mijn fractie was een van de fracties die destijds bepleitten dat de sancties die we treffen niet de mensen moeten raken die niet getroffen zouden moeten worden. Het geld werd in dit geval weggehaald bij het trainen van rechters. Dat konden we natuurlijk niet billijken, want ze zouden een wet gaan uitvoeren waarmee wij op geen enkele manier kunnen leven. Met dat gedeelte van het betoog van de heer Servaes ben ik het volledig eens.

We raken een beetje aan het debat van vanmiddag. Ik wilde daarvan proberen weg te blijven. Ik ben het echter ook met de heer Servaes eens wat betreft de reikwijdte van het mensenrechtenfonds. Daar zal ik vanmiddag ook het een en ander over zeggen. De uitgaven van het fonds zijn nu breed, over het algemeen effectief en ze kunnen de steun van mijn fractie van harte dragen. Ik denk echter dat er meer ruimte is om bepaalde organisaties te steunen, in algemene zin, maar ook specifiek voor het tegengaan van homowetgeving. De heer Servaes heeft het dan over een apart luikje of een oormerk. Ik zou het meer in algemene zin willen hebben over het vergroten van het lhbt-aandeel in het mensenrechtenfonds. Laat ik het zo algemeen houden.

De heer Van Bommel zei: u wilt dit en suggereert daarmee dat dingen niet goed gaan. Dat zou ik niet willen suggereren, omdat ik over het algemeen onder de indruk ben van de manier waarop Nederlandse diplomaten dit werk oppakken. De heer Van Bommel heeft gelijk als het gaat om de capaciteit van ambassades om het werk te kunnen doen. Mijn fractie heeft daar echt zorgen over, gezien de manier waarop er gesneden wordt in het ambassadenetwerk. De helft van de posten bestaat nu nog maar uit een of twee man. Die zijn voor het grootste gedeelte van de tijd toch bezig met het runnen van die post. Daarnaast zijn er misschien nog andere prioriteiten, en dan kom je op een gegeven moment ook nog bij deze prioriteit terecht. Het is ook niet voor niets dat mijn fractie in een eerder mensenrechtenoverleg een motie heeft ingediend, die overigens breed is gesteund door de Kamer, waarin wordt gevraagd om die bezuinigingen op het postennetwerk niet ten koste te laten gaan van het mensenrechtenwerk. Ik dank de Kamer overigens nog voor het aannemen van die motie. Als ik heel eerlijk moet zijn, heb ik er nog een beetje twijfels over of het mogelijk is gebleken om die motie volledig uit te voeren. Dat snap ik gedeeltelijk ook wel, want de druk is heel groot. Tegelijk vind ik het net als de heer Van Bommel zorgwekkend en hoop ik dat we daar toch de ruimte voor kunnen maken, zodat de nadruk die de afgelopen tijd op economische diplomatie heeft gelegen weer iets meer in balans kan worden gebracht.

De heer Van Bommel heeft over de financiën gesproken. Volgens mij heb ik daarop net geantwoord in reactie op collega Servaes.

Het vijfde voorstel heeft betrekking op het VN-Handvest. Het voorstel wordt in zijn algemeenheid sympathiek bevonden door de Kamer, maar men vraagt zich af of dit haalbaar is. Het kabinet reageerde in soortgelijke bewoordingen. Ik snap dat wel, maar vind het pijnlijk om te zien dat het voor de belangrijkste multilaterale organisatie, de organisatie die eigenlijk voor alle burgers op de wereld zou moeten opkomen, kennelijk onmogelijk is om de bescherming van de rechten van lhbt's expliciet te verankeren in het belangrijkste grondleggingsdocument van de VN. Die frustratie zal ongetwijfeld ook worden gevoeld door het kabinet en de Kamer. Laat ik die kritiek dus meenemen. Laat ik ervan zeggen dat ik die kritiek snap en dat het wellicht betekent dat we daar op dit moment niets mee kunnen. Wel zou ik willen voorstellen om het de horizon te laten zijn. Laat het iets zijn dat we in het achterhoofd houden, zodat we er iets mee doen als we er wel iets mee kunnen. Ik vond dat collega Ten Broeke in dit verband een sympathieke suggestie deed: waarom het Handvest, waarom niet aan de slag met de Veiligheidsraad? Ik vind dat constructief en zie dat daar ook wel mogelijkheden liggen. De eerste vraag is natuurlijk of we die zetel krijgen. Dat is een spannende vraag. Er zijn serieuze kandidaten. De heer Ten Broeke toont zich van zijn optimistische kant en zegt dat hij de kans daarop steeds groter acht. Over de Veiligheidsraad zou ik willen zeggen: ja, maar wat doen we precies in die Veiligheidsraad met dit thema? Hoeveel ruimte is daarvoor, naast de prioriteit die de heer Ten Broeke eerder al noemde en die hij soms belangrijker lijkt te achten? Welke kansen liggen daar? Laat ik daar zelf op vooruitlopen. Ik vraag aan de Minister of hij kansen ziet om daar te zijner tijd iets mee te doen. Wellicht kan hij ook nog iets zeggen over de kansen die we hebben om überhaupt die zetel te verkrijgen.

De voorzitter:

Met het oog op de klok wil ik de heer Ten Broeke nu niet de kans geven om zijn interruptie te plegen, want de Minister moet nog zijn belangrijke advies over deze notitie kunnen geven. Ik stel dus voor om de initiatiefnemer zijn beantwoording te laten afronden en vervolgens een bezemrondje te doen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Excuses voorzitter, deze stoel bevalt best goed, ik zal er snel doorheen gaan. U hebt gelijk: ik neem iets te veel tijd in beslag. Dat doet ook geen recht aan de Minister.

Het zesde voorstel heeft betrekking op werknemers van internationale organisaties. Volgens mij hoef ik daar niet lang bij stil te staan. Daarover zijn we het allemaal met elkaar eens.

Over het zevende voorstel met betrekking tot de asielzoekers zegt de VVD dat dat staand beleid is. Het CDA steunt het voorstel en vindt dat het deel van het beleid moet uitmaken. Er is dus sprake van enige spanning tussen enerzijds de perceptie dat dit staand beleid is en anderzijds de wens dat hieraan nog meer wordt gedaan. Dat laatste geldt met name voor onze fractie. Als lhbt-asielzoekers Europa binnenkomen, zien we nog steeds dat de wijze waarop ze worden behandeld en hun aanvraag wordt beoordeeld van land tot land heel erg kan verschillen. Dat is eigenlijk onacceptabel. De heer Servaes is er even niet, maar dit is onderdeel van zijn vraag wat Nederland hier nog meer aan kan doen. Volgens mij is het precies dát: zorgen voor een gemeenschappelijk ambtsbericht waar Europese lidstaten zich op baseren. Zo gaan ze in ieder geval van gelijke risico-informatie uit. Ook moeten we de kennis van asielbeoordelaars gelijktrekken, zodat zij weten wat voor vlees zij in de kuip hebben en hoe zij daarmee om moeten gaan. Daar schort het vaak nog aan. Zelfs in Nederland komt het weleens voor dat medewerkers onvoldoende sensitief zijn of onvoldoende getraind zijn op deze zaken, waardoor mensen onterecht geen asiel krijgen.

De SP vroeg nog naar het Ruslandbeleid en de boodschap dat de Nederlandse regering zou hebben gezegd dat Russische lhbt's zich elders in Rusland zouden moeten vestigen. Ik laat de bevestiging van die boodschap graag aan de Minister; ik weet dat niet. Wat ik wel weet, is dat mijn fractie van harte de motie van collega Gesthuizen heeft gesteund waarin de Minister wordt opgeroepen om heel secuur te kijken naar asielaanvragen op dit terrein, juist vanwege de grote zorgen op het gebied van antihomowetgeving, sociale acceptatie en fysieke onveiligheid die voor deze groep vluchtelingen soms geldt in Rusland.

Ik zal kort ingaan op het EU-buitenlandbeleid. Tegen collega Ten Broeke zeg ik dat het mij er niet om gaat om dit tot de topprioriteit voor de Europese Unie te maken, waar we Rusland hebben en Irak en Syrië aan de zuidgrens. De woordvoerders kennen deze thema's allemaal. Het gaat mij er wel om dat we een Europees beleid hebben dat niet wordt uitgevoerd. Dat vind ik zonde. Europese medewerkers zijn niet getraind of niet bereid om het Europese beleid uit te voeren. Daar gaat dit eigenlijk over: de consistentie. We hebben doelstellingen geformuleerd, maar ze worden niet uitgevoerd door de Europese ambtenaren. Ik vind dat eigenlijk onacceptabel, want het mag niet afhangen van het land waar ze aankomen. Het moet gewoon gedaan worden.

Tot slot kom ik bij het onderwerp sport. Dat is natuurlijk heel actueel. Er is ook heel veel over gezegd. Ik vind het wél belangrijk dat mensenrechten in het algemeen en lhbt-rechten in het bijzonder een voorwaarde worden voor het toewijzen van sportevenementen, omdat het volgens mij wel degelijk werkt op die manier. We zien ook dat het omgekeerde, dus het niet stellen van die prioriteiten, niet werkt. Kijk naar Azerbeidzjan en China. Daarvan constateren mensenrechtenorganisaties in brede zin dat het organiseren van een sportbijeenkomst alleen maar heeft geleid tot meer repressie. Dat is een uitkomst waar we geen van allen op zitten te wachten. Het is dus een uitstekend signaal om zaken aan te kaarten en een dialoog aan te gaan. Zoals collega Dijkstra al zei: je moet er niet aan denken dat na Azerbeidzjan nu Rusland het stokje overneemt van de Europese Spelen.

De collega van de SP vroeg nog wanneer een land niet in aanmerking zou moeten komen. Die vraag ligt heel erg in de uitvoering en is voor mij moeilijk te beantwoorden. Want welk land zit in de oranje zone of in de rode zone en welk land is zeker goed? Ik hoop wel dat het kabinet zich explicieter gaat uitlaten over misstanden in de sport, of het nu gaat om Blatter of om toewijzing van het WK of de Olympische Spelen. Het moet duidelijk maken dat sommige dingen onacceptabel zijn. Dat kan gaan over de toewijzing, maar ook over een onderwerp dat collega Servaes na aan het hart ligt, namelijk de werkomstandigheden van de mensen die in Qatar bezig zijn met het voorbereiden van het WK. Eigenlijk zou je willen dat Qatar voor de komende tijd de garantie moet geven dat die werkomstandigheden acceptabel worden. Anders moet het WK wellicht worden afgepakt. Daar gaat het Nederlandse kabinet niet over, dat weet ik, maar je daarover uitspreken creëert wel een internationale sfeer waarin het moeilijker wordt om dit soort dingen te doen.

Voorzitter, ik hoop dat ik met deze antwoorden recht heb gedaan aan ieders vragen en dat ik niet al te veel tijd van de Minister heb afgesnoept.

De voorzitter:

Ik dank de indiener voor deze reactie op de inbreng in eerste termijn van de Kamer. Ik geef nu het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken, die eerder al schriftelijk de kabinetsreactie op de nota als zodanig heeft verwoord. Er is een aantal vragen rechtstreeks aan de Minister gesteld. Wij horen graag zijn adviezen aan de initiatiefnemer en dus ook aan de Kamer op het punt van de nota van de heer Sjoerdsma.

Minister Koenders:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de Kamer en in het bijzonder de heer Sjoerdsma voor de bijdragen van vanmorgen. Ik ben graag bereid om op een aantal punten te adviseren met betrekking tot deze belangrijke nota. Ik zal geen al te grote inleiding houden, want ik denk dat dat niet nodig is. De leden hebben allen het actieve beleid genoemd dat de Nederlandse regering voert op dit terrein. Vorige maand vond een historisch referendum plaats in Ierland over de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht. Ik vind dat ook bijna een betere term dan de term «homohuwelijk». Het gaat erom dat het huwelijk voor iedereen wordt opengesteld. Ik herinner me mevrouw Connolly. Ik denk dat iedereen haar gehoord heeft. Zij is een katholieke dame van 90 jaar met 14 kinderen, 25 kleinkinderen en 4 achterkleinkinderen. Zij stond erop om ook naar de stembus te gaan, en wel om voor te stemmen. Ze zei: God made us all and he made us all equal. Volgens mij gaat het daar vandaag over. Wat een grote omslag is dit in een land waar homoseksualiteit tot 1993 nog in het wetboek van strafrecht stond. Ik herinner mij uit mijn eigen jeugd nog dat mensen op de middelbare school echt niet uit de kast konden komen. In Nederland is er gelukkig een enorme versnelling gekomen. Mooi ijkpunt en icoon daarin is het huwelijk voor paren van gelijk geslacht, onder leiding van toenmalig burgemeester Cohen. Dat neemt niet weg dat er hier in Nederland nog een hele strijd gaande is. Het aantal zelfmoorden onder jongeren die homoseksueel of transgender zijn, ligt bijna vijf keer hoger dan onder heteroseksuelen. Ik zie soms ook een aantal negatieve elementen opkomen ten aanzien van homoseksualiteit en transgenders. Ook in Nederland is er dus nog een hele strijd te voeren.

Ook op internationaal terrein zijn wij genoopt hier zeer mee bezig te zijn. Ik zei net al dat het assertief opkomen voor vrijheid en voor wereldwijd jezelf zijn – dat zegt de heer Sjoerdsma goed in zijn nota – de kern is van onze inzet. Iedereen moet kunnen zijn wie hij of zij wil zijn. Ik denk dat dat de kern is. Dat is niet zo heel makkelijk. Het kabinet wil voor alle homo's, lesbiennes, transgenders, biseksuelen en interseksuelen – het is belangrijk dat deze groep er ook bij genomen wordt op het ogenblik – zo goed, zo respectvol en zo effectief mogelijk assertief opkomen. Het is wel heel ingewikkeld om dat goed te doen. Er zijn al een aantal voorbeelden genoemd. Ik heb zelf de afgelopen jaren in Afrika kunnen zien hoe belangrijk het is om je moedig uit te spreken, om tegelijkertijd bewegingen te ondersteunen en om je op hoog politiek niveau uit te spreken als dat nodig is. Afgelopen vrijdag heb ik gesproken met de president van Uruguay en de Minister van Buitenlandse Zaken van Argentinië om enkele initiatieven te bespreken die Nederland volgend jaar gaat nemen voor een grote top over dit onderwerp. Die gesprekken gingen ook over de financiering en de ondersteuning daarvan.

Ik denk dat we hiermee heel actief verder moeten gaan. Het zijn dingen die cultureel en maatschappelijk zeer gevoelig liggen en waarbij politisering nodig is. Framing is ook belangrijk. Simpelweg het exporteren of importeren van ideeën, alsof het om gewone goederen gaat, is niet makkelijk. Ik denk dat iedereen zoekt naar de manieren om daar zo effectief en politiek mogelijk mee bezig te zijn. In die zin verwelkom ik deze nota van de D66-fractie.

Ik zal gezien de tijd niet ingaan op alle analyses die er te maken zijn over de situatie. Ik ga ook niet zeggen dat het glas halfvol of halfleeg is. Ik denk dat er genoeg te doen is als er 76 landen ter wereld zijn waar homoseksualiteit nog altijd in het wetboek van strafrecht staat, er in minstens vijf landen de doodstraf op staat en er in sommige landen zelfs wordt gesproken over corrective rape als het gaat om lesbiennes. Uit een onderzoek van het EU-Grondrechtenagentschap blijkt dat ook in de Europese Unie 93.000 lhbt's te maken hadden met geweld of bedreigingen. We zijn het er denk ik gauw over eens dat deze agenda op alle momenten onze aandacht vereist en dat we daarbij ook moeten kijken naar prioriteiten. Het is heel goed om voorstellen te doen die van belang zijn om dit nog verder acceptabel te maken, maar in een situatie van krapte en gezien de noodzaak om prioriteiten te stellen, heb ik heel veel gehad aan de programma's die nu ook in het Midden-Oosten worden gedaan, bijvoorbeeld rondom queer muslims. Hetzelfde geldt voor het grote aantal projecten dat ondersteund wordt via het Mensenrechtenfonds voor mensen die gediscrimineerd worden, in dit geval in een aantal landen waar het erg moeilijk is.

Wij moeten prioriteiten stellen, denk ik. Daar waar het het ergste is, moet je ook het meeste doen. Dat betekent niet dat je niets moet doen in landen waar het minder erg is. Ik denk dat er prioriteiten moeten worden gesteld op verschillende elementen en verschillende beleidslijnen. De Nederlandse regering heeft die ook gesteld. Ik noemde net al een aantal programma's. Ik zou er veel meer kunnen noemen, maar gezien de tijd zal ik dat niet doen. Het is vanmorgen ook niet mijn rol om het Nederlandse beleid te verdedigen en ik heb ook niet de indruk dat dat nodig is. Wij voeren een zeer actief beleid, zowel in het Mensenrechtenfonds als in het bilateraal beleid. Ik wil daar ook mee doorgaan. Laat daar geen misverstand over bestaan. Je kunt niet altijd precies van tevoren aankondigen of het nu gaat om de katalysator op hoog politiek niveau, want het kan ook gaan om een gay pride of om het opkomen voor bepaalde mensenrechtenverdedigers. Het kan natuurlijk ook gaan om het fors aan de orde stellen binnen de VN.

Overigens vind ik dat Ban Ki-moon zeer moedig is geweest in dezen, want de uitspraak van de secretaris-generaal is misschien nog wel belangrijker dan een verandering van het Handvest. Zijn uitspraak getuigt van een zekere moed, omdat wij weten dat veel lidstaten hier niets voor voelen. Hij heeft als prioriteit gesteld om een vrij fors programma dat zeer succesvol is, uit te voeren met betrekking tot de bestrijding van discriminatie van lhbt's. Ik vind dat een zeer positieve ontwikkeling.

Niettemin gaat het vandaag vooral om enkele voorstellen die de heer Sjoerdsma heeft gedaan. Sommige daarvan zie ik wel als prioriteit en andere iets minder in het licht van de ernstige situatie wereldwijd. Ik zie mogelijkheden om verder te komen, om iets te katalyseren. We moeten bekijken in welke landen in Afrika, Europa en Azië je het beste wat kunt doen. Het probleem van de capaciteit is er overigens niet. Op dat vlak heeft de Nederlandse overheid geen probleem. Of het nu gaat om een ambassadeur of een medewerker, dit is een taak die wij op al onze ambassades hebben geïnstrueerd. Zij zien dat ook als prioriteit. Ik zie dat de ambassadeur die in Uruguay of Argentinië werkt, veel aan economische diplomatie doet, maar ook hier een kernpunt van heeft gemaakt. Hij stelt dit aan de orde. Ik denk dat dit ook goed is, want dit is niet alleen iets van specialisten of cursussen. Het gaat er gewoon om, de zaken aan te voelen.

Ik herinner mij dat ik jaren geleden met Boris Dittrich naar Colombia ben geweest. Wij zijn daar gaan rondkijken en hebben plekken bezocht waar je zag hoe de mensen onderdrukt werden. Zij durfden er niet voor uit te komen. Zij werden zelfs in gevangenissen gestopt. Wij hebben toen bekeken waar we deze mensen mee zouden kunnen helpen. Dat is heel specifiek per land gebeurd. Destijds zijn een aantal kleine organisaties ondersteund. Inmiddels is Colombia een land dat zichzelf met politieke initiatieven op dit vlak bovenaan op de agenda zet. Dat is het type resultaat dat wij willen boeken.

Uiteraard is het huwelijk daarbij een element van emancipatie, een icoon, een recht, een mensenrecht zou ik zeggen. Ik zie de lgbt rights als een algemeen onderdeel van de universele mensenrechten. Je mag mensen niet discrimineren op basis van seksuele voorkeur. Dit betekent dat het goed is dat het huwelijk in Nederland opengesteld is en dat er ook op een aantal andere zaken vooruitgang wordt geboekt. Het gaat niet alleen om de symboliek en om de instituties, maar ook om de mentaliteit, om de manier waarop het zit in de samenleving. Ook in Nederland zien wij op dat vlak nog zorgelijke ontwikkelingen. Er is in dit verband ook gesproken over het Caribisch gebied en daar kom ik zo nog even op terug. Dit geldt voor een heleboel landen. Wij moeten vooral bekijken welke katalysatoren voor verandering er in elk land zijn. Ik zag dat dat in West-Afrika vaak vrouwenorganisaties zijn. Soms afficheren deze organisaties zichzelf eigenlijk helemaal niet als organisaties die zich bezighouden met de problemen rondom homoseksualiteit, maar weten zij wel een goede politieke steun hiervoor te creëren, waardoor er wat verandert. Soms kan het hierbij ook om religieuze organisaties gaan. Dat is dus per land verschillend.

Ik vind het daarom van belang dat de Europese Unie – die altijd heel bureaucratisch is; laat daar geen misverstanden over bestaan – met richtlijnen werkt. Ik heb ze overigens nog eens opgezocht en die zien er allemaal keurig uit. De Europese Unie doet dit dus, maar ik heb niet de illusie dat daar geen bilateraal beleid bij hoort. Het bilateraal beleid en het Europees beleid moeten elkaar voeden. Dat betekent ook dat de mensen daar er goed op voorbereid moeten zijn. Dat kan beter. Ik geloof niet dat het dramatisch is. Ik vind eerlijk gezegd dat er een enorme vooruitgang is sinds 2013. Het hele instrumentarium ligt er. Mensen worden erop getraind en voorbereid en ze worden er ook op afgerekend. Dat zal voor velen niet eenvoudig zijn. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ook in de Europese Unie bestaan enorme verschillen in de daadwerkelijke acceptatie van deze problematiek. Ik vind het wel belangrijk dat Nederland voorop blijft lopen om dit te stimuleren.

Ik kom op het onderzoek naar het openstellen van het huwelijk voor niet-Nederlanders. Ik vind het een sympathiek voorstel. De heer Servaes heeft gezegd dat hij dit vooral ziet als iets symbolisch. Zo zie ik het ook. Het belangrijkste voor mensen is dat ze een huwelijk kunnen sluiten in hun eigen land. Dat zal iedereen hier vandaag met ons eens zijn. Daar gaat het om. Daar is de echte acceptatie. Daar kun je je rechten claimen bij problemen die te maken hebben met financiën en met identiteit. De voorwaarde voor het aangaan van een huwelijk in Nederland is dat één van de aanstaande echtelieden de Nederlandse nationaliteit of een vaste verblijfsplaats in Nederland heeft. Dat geldt dus ook voor huwelijken van mensen van gelijk geslacht. Ik geloof dat de heer Servaes dat ook zei. Hier zit geen discriminerend element in, maar wel een element van «trouwtoerisme», zoals iemand zei. Zou dat nu helpen of niet? Ik vind dat moeilijk te beoordelen. Ik ben in het algemeen wel voor iets dat katalyseert, wat ook symbolisch kan zijn. Wij moeten wel een beetje uitkijken om te denken dat Amsterdam de enige stad in de wereld is waar het allemaal zo goed gaat en goed is geregeld. Er zijn ook veel andere landen waar dit gebeurt. Ik zie gelukkig ook vooruitgang in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Ik dacht dat de heer Sjoerdsma daaraan ook refereerde.

Het is wel een enorm ingewikkelde kwestie. Veel landen, ook Nederland, denken terecht na over hun eigen soevereiniteit bij dit soort zaken, over het feit dat je zelf de voorwaarden mag kiezen voor het aangaan van een huwelijk in Nederland, ook tussen twee buitenlanders. Daaraan zitten enorm ingewikkelde juridische en praktische consequenties heb ik mij laten vertellen. Als je het huwelijk in Nederland gaat openstellen voor niet-Nederlanders wordt Nederland een soort officieel Las Vegas. Het is moeilijk precies te voorspellen wat dat zal betekenen en of de energie die je moet vrijmaken om dit voor elkaar te krijgen opweegt tegen wat, in the end, toch een symbolische maatregel is en binnen de grote prioriteiten die ik net noemde misschien niet de eerste moet zijn. Ik geloof dat de heer Servaes dat ook erkent. Om het huwelijk voor buitenlanders in Nederland mogelijk te maken, is in ieder geval een wijziging nodig van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is in elk geval advies nodig van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht. Het ligt daarnaast in de rede om ook advies te vragen aan de Commissie van advies voor zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit en aan de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken. Ja, zo hebben wij dat in Nederland geregeld. Het klinkt wel als erg veel adviezen. Dat geef ik direct toe, maar ik zit hier enigszins op het terrein van de Minister van Veiligheid en Justitie. Die heeft gezegd dat de prioriteiten nu vooral liggen bij ouderschap. Er gaat een enorme hoeveelheid energie in zitten om dat juist voor elkaar te krijgen. Ik denk dat een dergelijke maatregel een beperkte waarde zal hebben voor een beperkte groep. Vandaar dat ik mij even afvraag of dit nu de beste maatregel is. Immers, niet iedereen kan hierheen komen. Het wordt gauw iets voor een beperkte groep, misschien een elite. Het huwelijk wordt thuis nog steeds niet erkend. Daarom gaat het. Het huwelijk is weliswaar een belangrijk symbool, maar in veel landen vecht men nog voor het basisrecht om zichzelf te zijn. Ik denk dat dit de cruciale focus moet zijn. Ik vind het voorstel niet onsympathiek, maar nogmaals: ik zie nog wat beren op de weg. De Kamer zelf heeft in ieder geval bij de Minister van Veiligheid en Justitie niet aangegeven dat dit een prioriteit was, heb ik begrepen, en dat juist aan een aantal andere punten betreffende gelijke rechten prioriteit moet worden gegeven. Het is weliswaar een sympathiek voorstel, maar er zijn nog wat vragen over de prioriteitstelling en het effect ervan, zoals dat je het waarschijnlijk voor een heel beperkte groep doet. Vervolgens moet de strijd vooral in het eigen land worden gestreden.

De voorzitter:

Mevrouw Dijkstra heeft het woord gevraagd, maar ik wil liever wachten tot de punten behandeld zijn, omwille van de tijd. We willen een tweede termijn, misschien met een korte schorsing. Ik vraag de Minister om zijn punten eerst af te handelen.

Minister Koenders:

Een heel belangrijk punt, waar ik meer op wil inzetten, is de wederzijdse erkenning van verbintenissen tussen partners van gelijk geslacht binnen de Unie. De nota heeft mij weer alert gemaakt op dit belangrijke punt. Het lijkt mij volstrekt juist dat daar enorme problemen liggen. Nederland is een warm pleitbezorger van die wederzijdse erkenning van het huwelijk van paren van gelijk geslacht. De huidige praktijk leidt soms tot schrijnende situaties, waarbij paren van gelijk geslacht allerlei sociale en fiscale rechten verliezen zodra zij zich in een andere lidstaat vestigen.

De discussie binnen de EU om te komen tot wederzijdse erkenning verloopt inderdaad moeizaam, wat mij betreft te moeizaam. Ook de Nederlandse regering vindt dat. Dat heeft er veel mee te maken dat familierecht een bevoegdheid is van de lidstaten en die willen zij niet opgeven. Ik hoorde even in de woorden van de heer Sjoerdsma dat dit voor ons geen prioriteit zou hebben, maar op instigatie van Nederland, dat vooroploopt en zeer proactief is, vindt er onder het Luxemburgs voorzitterschap een discussie plaats over voorstellen inzake verordeningen op het gebied van huwelijksvermogensrechtstelsels en vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

Nederland zet erop in dat er bij vorderingen sprake zal zijn van gelijke behandeling van partners van gelijk geslacht. Dat lijkt mij de essentie. Ik zal met de Minister van Veiligheid en Justitie, de eerstverantwoordelijke op dit dossier, bespreken of we dit nog verder kunnen versterken. We lopen hierbij voorop. Gelukkig is er wel groeiende acceptatie, in die zin dat dertien landen het huwelijk van mensen van gelijk geslacht erkennen. We moeten eraan sleuren, zoals iemand zei, om ervoor te zorgen dat het verder komt.

In de brief over het voorzitterschap heeft men kunnen lezen dat Nederland op het gebied van gelijke behandeling en emancipatie de behandeling van de in 2016 verwachte mededeling over lhbt-rechten zal oppakken. Dat is ook van belang voor de coherentie van intern en extern beleid. In die zin is dit ook een prioriteit die door het voorzitterschap is opgepakt. Ik denk dat een startbijeenkomst niet zo veel zin heeft, want deze is ook meteen een eindbijeenkomst, als deze zaak van familierecht door het Luxemburgse voorzitterschap niet goed wordt voorbereid. Ik zeg tegen de heer Sjoerdsma en de Kamerleden die hiernaar gevraagd hebben, dat ik dit echt een belangrijk punt vind. Ik weet dat dit ook geldt voor de heer Van der Steur. We sleuren eraan en dit punt is van belang voor ons voorzitterschap, zoals in onze brief daarover staat.

Een punt dat zeer terecht is genoemd, betreft internationale organisaties. Het kabinet vindt uiteraard dat lhbt's binnen internationale organisaties dezelfde rechten horen te hebben als alle andere medewerkers. Toen ik bij de Verenigde Naties werkte, had ik een aantal mensen in mijn missie die zich zeer gediscrimineerd voelden op dit punt. Ik was dan ook blij dat de secretaris-generaal het moedige besluit nam om huwelijken van paren van gelijk geslacht binnen de VN te erkennen en hieraan dezelfde rechten toe te kennen als van heteroseksuele paren, ongeacht de nationaliteit van de betrokken werknemer. Eerder dit jaar wilde de Russische Federatie dit nieuwe beleid terugdraaien. Toen heeft Nederland zich met succes actief ingespannen om dit te voorkomen. Nu moeten onder meer UNESCO, UNICEF, UNHCR, FAO, maar ook ILO en IFAD hetzelfde personeelsbeleid voeren. Daarnaast is het van belang, even los van Nederland, dat vooral de lhbt-staforganisaties dit intern aankaarten en zien als hun strijd.

Dan kom ik op de invoering van homohuwelijken op Nederlandse posten. In het kader van de hele reorganisatie van Buitenlandse Zaken hebben we bekeken of hier grote vraag naar bestaat. Het ministerie is per 1 januari 2012 al gestopt met het bieden van de mogelijkheid om te trouwen op Nederlandse posten, omdat de behoefte daaraan niet of nauwelijks bleek te bestaan. Daarnaast, laten we eerlijk zijn, zijn de reismogelijkheden inmiddels dusdanig verbeterd dat het sluiten van een huwelijk in een derde land, bijvoorbeeld Nederland, echt een goed alternatief is. Bovendien mag een ambassade, overeenkomstig het diplomatiek en consulair verdrag van Wenen, haar consulaire bevoegdheden slechts uitoefenen voor zover het lokale recht zich daar niet tegen verzet. Dat doet Engeland volgens mij ook. Als een land de openstelling van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht niet erkent, is een dergelijke verbintenis in de desbetreffende ambassade dus niet rechtsgeldig.

Ook voor het consulair besluit van 2012 was het overigens maar heel beperkt mogelijk op een aantal posten. Het afbouwen van bepaalde bevoegdheden op de posten heeft te maken met beheerlasten en niet met discriminatie. Er zijn alternatieven en er is nauwelijks vraag naar. Het lijkt ons op dit moment dus ook niet verstandig om dit beleid op te voeren. Ik heb buiten deze Kamer ook nauwelijks van burgers of via andere kanalen de kritiek gehoord dat dit een probleem is.

Dan kom ik op de antidiscriminatierichtlijn. Ik kom zo nog terug op één of twee andere voorstellen. Nederland hecht aan het tot stand komen van een brede antidiscriminatierichtlijn in de Europese Unie. Deze discussie loopt al heel lang binnen de Europese Unie. Er bestaan grote verschillen van mening over. Ik heb geen enkele indicatie dat de heer Timmermans een dergelijke richtlijn zal tegenhouden.

Vervolgens kom ik op geld en middelen. Het Mensenrechtenfonds is een belangrijk instrument om concreet bij te dragen aan de verbetering van mensenrechten. Daarom ben ik het ook niet eens met de analyse van, ik meen, de IOB (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie). Zij zegt dat de Nederlandse regering misschien wel zo veel doet aan lhbti-rechten dat andere rechten in de schaduw komen te staan. Dat vind ik niet en dat heb ik vanmorgen ook laten weten. Via de mensenrechtenfondsen committeren we ons meerjarig met bijna 8 miljoen euro. In 2014 hebben we via het decentrale MRF nog eens 1,3 miljoen besteed. Het gaat echter niet om het geld. Ik meen dat de heer Sjoerdsma dat zei. Geld is wel belangrijk, maar het gaat hierbij niet om grote bedragen maar om de goede programma's. Met kleine bedragen kun je een enorm verschil maken in deze problematiek, vooral in landen waar de lhbti-beweging nog in de kinderschoenen staat. Daar wil ik me op richten. Ook komen projecten die zich richten op andere thema's, zoals vrijheid van meningsuiting, indirect vaak ook ten goede aan de lhbti-beweging. Ik wil ook niet dat deze zich isoleert. Je moet er eigenlijk naar streven dat ook anderen die op het terrein van mensenrechten functioneren dit zien als een essentieel onderdeel.

De komende vijf jaar zal COC Nederland als onderdeel van het strategische partnerschap binnen het nieuwe beleidskader Samenspraak en Tegenspraak 3,6 miljoen per jaar ontvangen om onder meer te werken aan de capaciteitsopbouw van lhbti-organisaties in lage- en middeninkomenslanden in Azië, Afrika, MENA (Middle East and North Africa) en het Caraïbisch gebied. Ik herken dan ook niet de kritiek dat we niet preventief actief zijn en dat we daar geen extra impuls aan geven. Ik denk eigenlijk dat het tegendeel waar is. Volgens mij worden we in het algemeen als een positieve eerste actor gezien.

Niet alleen binnen het Mensenrechtenfonds en Samenspraak en Tegenspraak is er aandacht voor lhbti's. Zo worden er binnen FLOW (Funding Leadership and Opportunities for Women), dat zich richt op de positie van vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden, activiteiten ondersteund die de zichtbaarheid en de veiligheid van lesbische, biseksuele en transgender vrouwen vergroten. In Kenya is er net een belangrijk project aan de gang: Transgender Education and Advocacy. Dat is een van de begunstigden van het project. Daar is te zien dat het ook via het recht gaat. Je kunt wel rechten krijgen, maar je moet natuurlijk ook toegang tot het recht hebben. Daar richt deze organisatie zich op.

In het kader van de strijd tegen hiv/aids richt het Bridging the Gapsproject zich op drie key populations, in het bijzonder op een aantal elementen die te maken hebben met de emancipatie van lhbt's.

Ik zei net al iets over de richtlijnen van het actieplan van de Europese Unie en de manier waarop zij daarmee omgaan en moeten omgaan. De EU-staf heeft zich verbonden aan de inzet voor lhbt's en vergroting van het bewustzijn. Aan dat actieplan willen wij de samenwerking met derde landen en de ondersteuning van de lokale civil society en van de vaak kwetsbare mensenrechtenverdedigers toevoegen. In een aantal landen hebben zij het immers heel moeilijk. Wij hebben de Europese Unie gevraagd om in het actieplan juist daarnaar te kijken. Wij vertrouwen erop dat in ieder geval een deel van die inzet wordt gerealiseerd. Het wordt waarschijnlijk op 20 juli aanstaande aangenomen in de RBZ. We moeten nog even bezien of onze inzet in de laatste onderhandelingen gereflecteerd is in de conclusies.

Over de capaciteit en over de VN heb ik al iets gezegd. De heer Sjoerdsma zei dat het misschien niet de eerste prioriteit is. Laat er geen misverstand over bestaan dat het belangrijk is om elke keer op dit punt te hameren. Het is essentieel dat iedereen begrijpt dat «discriminatie» ook discriminatie op seksuele geaardheid betekent. Ik heb de oproep van de heer Sjoerdsma gehoord om die stem binnen de mensenrechten te versterken.

Wij zijn voorstander van één Europees asielsysteem, waarin het niet uitmaakt waar een asielzoeker zijn asielaanvraag indient. Ongeacht de lidstaat moet een asielaanvraag dan steeds tot dezelfde uitkomst leiden. Een aantal Europese richtlijnen voor de normen om iemand als vluchteling te erkennen, voor de opvang van asielzoekers en voor procedures zijn herzien en zijn of moeten nu worden geïmplementeerd in de lidstaten. Daarnaast doet het Europese Hof van Justitie regelmatig uitspraken over de uitleg van Europese regelgeving op dit terrein. Nederland heeft in de raad van bestuur van het Europese Ondersteuningsbureau voor asielzaken aandacht gevraagd voor het belang van een eenduidige toepassing van Europese regelgeving.

De heer Van Bommel stelde de specifieke problematiek aan de orde met betrekking tot de Russische Federatie. Het Europese Hof van Justitie heeft in een arrest van 7 november 2013 geconcludeerd dat enkel een strafbaarstelling niet voldoende is om van een daad van vervolging in de zin van de kwalificatierichtlijn te kunnen spreken. Om te kunnen spreken van een daad van vervolging moet de straf daadwerkelijk worden toegepast. Dat er gekeken wordt naar de schaal waarop de straffen worden toegepast, is een onderdeel van het onderzoek naar de situatie in het land van herkomst ten aanzien van de betreffende groep. De daadwerkelijke tenuitvoerlegging, de zwaarte van de straffen en de schaal waarop die worden toegepast, zijn factoren die een beeld geven van de algemene situatie waarin lhbt's zich bevinden in het betreffende land. Dat beeld is van belang voor het bepalen van het beleid ten aanzien van die groep. Maar ook als de situatie geen aanleiding geeft voor een soepel beleid ten aanzien van lhbt's in het algemeen, kan een individuele asielzoeker een vergunning krijgen als het aannemelijk is dat diegene bij terugkeer naar het land van herkomst vervolgd zal worden, ook als hij of zij bij wijze van spreken een van de weinigen in dat land is en homoseksualiteit in dat land niet gecriminaliseerd is.

Dan ga ik nog in op de sportevenementen. Ik deel de gevoelens van de Kamer op dat punt zeer. Er zijn wat verschillen van mening over de vraag wat nou precies de rol van de overheid is en wat niet. Wat mij betreft kan er geen twijfel over bestaan dat het non-discriminatiebeginsel ook binnen de sportwereld geëerbiedigd dient te worden. De heer Knops wees daar terecht op. Vorig jaar stuurde Nederland samen met 22 andere lidstaten over het onderwerp «mensenrechten en sportevenementen» een brief aan Eurocommissaris Vassiliou, met daarin het verzoek om een passende aanpak van de Europese Unie. De Europese Commissie heeft positief op die brief gereageerd. Het onderwerp is onderdeel geworden van het EU-werkplan sport, onder de noemer «integriteit in de sport, transparantie en respect voor mensenrechten bij grote sportevenementen». Ook heeft de Minister van VWS de Kamer laten weten dat Nederland het thema van transparantie en respect voor mensenrechten bij grote sportevenementen op de EU-agenda wil plaatsen tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016. Nederland zet er daarbij op in dat er richtsnoeren worden vastgesteld door de Raad van sportministers. Het is misschien ook goed om te melden dat het Internationaal Olympisch Comité (IOC) vorig jaar een amendement op het zesde fundamentele beginsel van het Olympisch Handvest heeft goedgekeurd waarin discriminatie op grond van seksuele oriëntatie expliciet wordt verboden. Daarnaast verlangt het IOC dat steden die vanaf 2022 het toernooi krijgen toegewezen, een contract ondertekenen met een clausule waarin wordt vastgelegd dat niet zal worden gediscrimineerd op basis van seksuele oriëntatie. Dat lijkt mij ook wel het minimum, maar het is goed dat dit inmiddels ook door het IOC is vastgelegd. Dat moet ook consequenties hebben voor alle evenementen waarover we spreken.

Ik kom nog even op punt tien of elf: het inzetten op gelijke rechten voor lhbt's binnen het Koninkrijk. Ik ben blij dat dit punt is ingebracht. Het is geen verantwoordelijkheid die direct onder de Minister van Buitenlandse Zaken valt, maar als je prioriteit wilt geven aan dit onderwerp, is het wel van belang dat je daar thuis mee begint. Het gehele Koninkrijk is partij bij de mensenrechtenverdragen. De verplichting van gelijke rechten geldt dus ook voor de eilanden. Non-discriminatie geldt zeker ook voor mensen die een andere seksuele oriëntatie of identiteit hebben. Vorig jaar zijn de ambtenaren van de eilanden geïntroduceerd bij het College voor de Rechten van de Mens. Er zijn nu nationale instituten op de eilanden die gelijke rechten bevorderen. Dat vinden wij van belang. Dit jaar zal voor het eerst een Koninkrijksboot aan de Gay Pride deelnemen. Ook dat is belangrijk. Het betreft een identiteit die verandert en zich moet vormen, met een andere geschiedenis dan die aan deze kant van het Koninkrijk. Dat is op zich een klein punt, maar dat is wel belangrijk. Verder verwijs ik naar een algemeen overleg dat op 24 juni zal worden gehouden met mijn collega van BZK. Dat gaat over mensenrechten op de Antillen. Enerzijds is de openstelling van het burgerlijk huwelijk een verantwoordelijkheid van de landen zelf. Het is een autonome bevoegdheid; ik hoop dat dat duidelijk is. Anderzijds vraagt Nederland regelmatig aandacht voor de sociale acceptatie van lhbti's; dat is ook onze plicht. Ik denk dat bij deze zaak samenwerking met BZK, OCW en mijzelf, als ik daar stimulerend in kan zijn, van belang is voor de interne coherentie in het Koninkrijk.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik heb gezien dat een aantal leden nog vragen hebben, maar ik geef hun in overweging om die in tweede termijn te stellen, tenzij zij het antwoord op die vragen nodig hebben voor de tweede termijn. In dat geval kan ik die vragen nu wel toestaan, maar anders stel ik voor dat we na een schorsing een tweede termijn houden. Op verzoek van de Kamer schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 12.28 uur tot 12.35 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de tweede termijn van de kant van de Kamer. Het woord is allereerst aan mevrouw Dijkstra.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik zal proberen om mijn bijdrage in tweede termijn zo snel mogelijk te laten verlopen. De Minister heeft over de erkenning van het homohuwelijk in de EU-lidstaten gezegd dat het kabinet er alles aan doet, dat het een heel belangrijk punt is, dat er met de Minister van Justitie aan gesleurd wordt en dat het van belang is voor ons voorzitterschap, maar ik heb eigenlijk niet concreet gehoord hoe hij dat vorm denkt te geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet in alle EU-lidstaten het opengesteld burgerlijk huwelijk of geregistreerd partnerschap erkend wordt;

overwegende dat hierdoor het vrij verkeer van personen wordt aangepast omdat lhbti-stellen zich niet vrij binnen de EU kunnen bewegen zonder hun rechten te verliezen;

verzoekt de regering, de erkenning van het (homo-)huwelijk in EU-lidstaten een prioriteit te maken tijdens het Nederlands voorzitterschap en de Kamer te informeren op welke wijze hier concreet invulling aan gegeven zal worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (34 102).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Een volgend punt is het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor mensen zonder de Nederlandse nationaliteit in Nederland. Ook daar ben ik toch niet helemaal overtuigd door het antwoord van de Minister. Wat ons betreft, heeft dat echt een wereldwijde symbolische uitstraling. Het heeft juridische voordelen voor sommigen, maar zeker ook voor werknemers van internationale organisaties. Ik denk dat het argument dat weinigen hier maar gebruik van kunnen maken, niet klopt. Alleen al in de EU is het potentieel enorm. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment mensen alleen kunnen trouwen in Nederland als één van de partners de Nederlandse nationaliteit bezit of Nederlands ingezetene is;

verzoekt de regering, te laten onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van het openstellen van het burgerlijk huwelijk in Nederland voor bruidsparen zonder de Nederlandse nationaliteit of woonplaats, en in hoeverre dit kan bijdragen aan de emancipatie van lhbt-rechten wereldwijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (34 102).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Mijn spreektijd is bijna op, dus ik gebruik die tijd voor de indiening van mijn laatste motie. Deze motie gaat over het Mensenrechtenfonds.

De Kamer,

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lhbt-activisten in landen waar antihomowetgeving wordt ingevoerd extra ondersteuning kunnen gebruiken in hun juridische strijd tegen dergelijke wetgeving;

verzoekt de regering om binnen het Mensenrechtenfonds extra ruimte vrij te maken voor juridische ondersteuning van lhbt-activisten in landen waar antihomowetgeving ingevoerd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34 102).

De heer Servaes (PvdA):

Het woord «sympathiek» is vandaag al vaak gevallen. Ook deze motie klinkt op het eerste gehoor heel sympathiek. Maar we hebben natuurlijk net wel een kleine discussie hierover gehad met de initiatiefnemer, die in antwoord op de vragen die ik stelde, juist beaamde dat het prima is om binnen het Mensenrechtenfonds alles te doen wat mogelijk is, maar dat we niet specifiek middelen gaan oormerken. Volgens mij zijn wij daarbij op een mooie consensus uitgekomen. Nu hoor ik in deze motie volgens mij toch iets wat op oormerken lijkt. Ik krijg graag opheldering op dat punt.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat is niet de bedoeling. Het is wel de bedoeling dat er aandacht voor is. Dat er extra middelen voor beschikbaar zijn, hoeft niet via het oormerken, maar dat kan wel door erop aan te dringen dat dat gebeurt.

De heer Servaes (PvdA):

Het moet mij van het hart dat het er niet duidelijker op wordt. Ik vind het goed gebruik dat je, wanneer je in een debat tot gemeenschappelijkheid komt – namelijk de urgentie onderschrijven en tegelijkertijd de bureaucratie niet groter maken dan noodzakelijk is – je daaraan conformeert. Dan zie ik de toegevoegde waarde van deze motie niet meer zo helder voor mij.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Je zou kunnen denken aan het inzetten van middelen binnen het Mensenrechtenfonds voor bijvoorbeeld juridische ondersteuning in plaats van voor een ander project. Dat is de achtergrond daarvan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemer voor de beantwoording. Ik dank ook voor de beantwoording in eerste termijn door de adviseur van de initiatiefnemer. Net als de initiatiefnemer zijn wij niet blind voor de praktische bezwaren die rondom het trouwtoerisme zouden kunnen ontstaan. Ik vind echt dat wij eerst die bezwaren goed in kaart moeten brengen, alvorens daartoe over te gaan. Volgens mij heeft het kabinet dat toegezegd. Dan zouden de bezwaren echt weggenomen kunnen worden. Ik heb het dan over zowel de bezwaren op het gebied van het Burgerlijk Wetboek, die wellicht alleen juridisch van aard zijn en niet zozeer inhoudelijk, als de bezwaren die in ieder geval mijn fractie koestert, mocht dit leiden tot een ongewenste vorm van asielinstroom. Dan vind ik dat er wel een mouw aan moet worden gepast. Mochten die bezwaren worden overwonnen, dan moeten wij ook «all out» gaan en dan moet Las Vegas – of Las Gaygas zoals wij het hier zo-even gekscherend hebben genoemd – aan de Maas, de IJssel en de Amstel wat mij betreft mogelijk worden.

Veel van de voorstellen van de initiatiefnemer kunnen van de kant van zowel de initiatiefnemer als de Kamer en het kabinet rekenen op waarderingen in de trant van «sympathiek», «symbool», «stimulans». Dat doen wij al heel veel en je moet toch oppassen dat je dan niet uit een stimulans of een symbool vervolgens beleid destilleert dat niet altijd even praktisch uitvoerbaar blijkt te zijn. Wij zullen daar vanmiddag ook nog een mooi voorbeeld van zien. Met andere woorden: maatwerk leveren en een beetje bij de leest blijven. Het huwelijk op de posten is daar een mooi voorbeeld van. Bij Britse lokale wetgeving zou dit toegestaan worden. Dan blijft staan dat er in het verleden geen belangstelling was. Dan houd je iets van maakbaarheid. Ik ben er niet tegen, als men er lokaal geen bezwaar tegen heeft en er dus niet in strijd met de lokale regels wordt gehandeld. Dan mag er wat mij betreft een vliegende trouwambtenaar uit het potje van Van Ojik komen.

Dan kom ik op de topprioriteiten. Ik heb vaak gehoord dat de initiatiefnemer er echt geen topprioriteit van wil maken. Dan wordt onduidelijk wat het doel is van het voorstel, daar waar het om staand beleid gaat. Soms lijkt het of het kabinet iets geen prioriteit noemt, maar er wel beleid van wil maken. Daar moeten wij precies in zijn.

Ik ben heel blij met de steun van de initiatiefnemer voor mijn tiende voorstel. Ik wil een motie indienen om te bezien of wij de initiatiefnota op dat vlak kunnen aanvullen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten onvoldoende stappen zetten om rechten van lhbt'ers wettelijk te verankeren;

overwegende dat lhbt'ers overal in het Koninkrijk in vrijheid en veiligheid zouden moeten kunnen leven;

overwegende dat Nederland in rijksverband een verantwoordelijkheid heeft om de andere landen van het Koninkrijk op gelijke toepassing van mensenrechten te wijzen en positieve ontwikkelingen op dit vlak te ondersteunen;

verzoekt de regering, er in rijksverband bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op aan te dringen het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht te legaliseren en tevens de positie van lhtb'ers in algemene zin te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke, Van Ark, Pia Dijkstra en Servaes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34 102).

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik dank zowel de Minister als de initiatiefnemer voor hun beantwoording in eerste termijn. Zoals ik net al in een kort interruptiedebatje zei, proef ik eigenlijk een grote mate van overeenstemming op heel veel punten, ongeacht of het er nu negen, tien, elf of misschien wel dertien zijn. Zoals de heer Sjoerdsma in zijn inleiding opmerkte, vind ook ik het alleen maar goed nieuws dat die brede overeenstemming er in dit parlement is.

Ik ga nog even in op een paar punten waar wij over gesproken hebben en begin bij punt twee, het openstellen van het huwelijk voor niet-Nederlanders en voor niet in Nederland woonachtige personen. Ik zie dat de fractie van D66 per motie het kabinet vraagt om daarover nader onderzoek te doen. Ik wil toch graag de vraag terugkaatsen naar de fractie van D66 zelf en de initiatiefnemer, want is het, als je zelf met voorstellen komt, niet ook mooi als je zelf je huiswerk nog eens stevig gaat doen? Dat is niet vervelend bedoeld, integendeel. Is het niet aardig om hier nog eens wat steviger in te duiken? In de nota zelf staat: dit moet er komen, maar ik proef nu hier dat we eigenlijk allemaal denken dat er nog eens goed naar gekeken moet worden hoe dat juridisch en praktisch in elkaar steekt. Ik hoor graag van de initiatiefnemer of hij bereid is om op dat terrein ook zelf nog nader in de materie te duiken, waarna we wellicht in de toekomst als Las Vegas in Nederland ook huwelijken tussen huwelijksgenoten kunnen zien die als Elvis en Elvis verkleed zijn. Dat zou toch aardig zijn.

Ook ten aanzien van punt vijf zie ik dat het realisme de overhand heeft. Kijk hoe we mensenrechten en de gelijkheid tussen lhbt in VN-verband kunnen aankaarten. Er werd over de Veiligheidsraad gesproken. Ik zou dat nog wat praktischer willen maken. Is het niet een goed voornemen om dit onderwerp in te brengen bij alle Universal Periodic Reviews (UPR)? Dan kan het heel direct gericht worden op precies de landen waarin men het aan de orde gesteld wil hebben.

Over punt zes heb ik nog één vraag en wel aan het kabinet. Er wordt in de regeringsreactie een aantal internationale organisaties genoemd waarin die gelijke rechten nu gewaarborgd zijn. Dat is op zichzelf goed nieuws, maar ik ben er wel benieuwd naar in welke internationale organisaties dat nog niet het geval is. Daar moet onze actie zich immers op richten. Zijn die ook bekend? Zijn er concrete voorstellen hoe Nederland daarin het voortouw kan nemen?

Tot slot punt negen: sport en mensenrechten. Dat is een van mijn favoriete punten, zou ik haast zeggen. Die bewaar ik dus ook even tot het overleg vanmiddag, hoewel ik moet constateren dat veel van het voetbalgras mij al voor de voeten is weggemaaid, maar dat zal mij er niet van beletten om daar vanmiddag op terug te komen. Ik heb geen moties. Ik zie geen noodzaak tot het indienen van moties, nu de overeenstemming tussen deze en de andere kant van de tafel zo groot is.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik dank de heer Sjoerdsma en de Minister voor hun antwoorden op vragen dan wel hun reacties, in ieder geval op mijn inbreng. Ik heb al eerder aangegeven dat ik sympathiek vind wat de heer Sjoerdsma doet en dat dit op een aantal punten op onze volledige steun kan rekenen en op een aantal punten niet. Ik wil ze nog even herhalen. De punten twee, drie en vijf vinden wij van een gehalte waarbij je je moet afvragen of je zover voor de muziek moet uitlopen – laat ik eens een andere metafoor gebruiken – of dat je dan de aansluiting met de achtervolgende wielrenners kwijtraakt. Het is belangrijk dat Nederland hierin vooroploopt, maar ik zou zeggen: loop niet te ver vooruit, neem anderen mee.

Er is nog steeds een zestal voorstellen die wij wel kunnen steunen. Ik wil de heer Sjoerdsma nogmaals danken voor zijn inzet op dit punt. Ik ben benieuwd naar de reacties van zijn kant op met name de punten waar wij kritiek op hebben. Ik ben benieuwd hoe hij dat ziet en hoe concreet dat nu gemaakt moet worden, ook in het licht van de moties die zijn ingediend door de D66-fractie. Ik heb in tweede termijn weinig toe te voegen aan de positie die ik in eerste termijn heb ingenomen.

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik vraag de heer Ten Broeke om kort het voorzitterschap over te nemen.

Voorzitter: Ten Broeke

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik wil in tweede termijn een paar punten naar voren brengen. De Minister heeft in zijn advies aan de indiener gesteld dat er geen probleem is met de capaciteit op de ambassades. Ik denk dat we hier gezien de beperkte capaciteit in algemene zin op ambassades, toch wat langer bij stil zouden moeten staan. Wanneer er sprake is van eenmans- of tweemansposten is het misschien wel mogelijk om incidenteel mee te lopen in een gay pride, maar lijkt het mij praktisch een stuk moeilijker om bijvoorbeeld aandacht te hebben voor lhbt-activisten in het land. Misschien kan de Minister nog even op dit concrete punt ingaan. Ook mensenrechtenverdedigers in zijn algemeenheid een belangrijke graadmeter voor de wijze waarop Nederland daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan ontwikkelingen in een land.

Als het gaat om het huwelijk op Nederlandse posten, heeft de Minister duidelijk gezegd dat daar niet of nauwelijks behoefte aan is. De afbouw in 2012 zou ook niet te maken hebben met de beheerlast van een dergelijke voorziening. Ik zie dan ook geen aanleiding om nu op dat punt verder te gaan.

Op het gebied van asiel en de verwijzing naar de situatie in Rusland heb ik nog een vraag aan de Minister. Bedoelt hij nu te zeggen dat asiel nog steeds mogelijk is wanneer de individuele toetsing daar aanleiding toe geeft, maar dat er generiek geen voorziening is omdat er niet altijd sprake is van een geconstateerde of te constateren daad van vervolging? Wanneer op individuele basis nog steeds asiel mogelijk is op grond van het behoren tot een van deze minderheidsgroepen, dan denk ik dat daarin maatwerk geleverd kan worden en dan zijn er op dat punt geen nadere uitspraken van de Kamer nodig. Ik hoor graag de reactie van de Minister op dit punt.

De voorzitter:

Ik dank de heer Van Bommel voor zijn bijdrage in tweede termijn en geef hem nu het woord in zijn hoedanigheid van voorzitter van dit belangwekkende overleg.

Voorzitter: Van Bommel

De voorzitter:

Dan kunnen we door naar de beantwoording door de indiener en indien noodzakelijk ook door de Minister.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik dank de collega's voor hun bijdragen in tweede termijn en ik dank de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik denk dat veel collega's hebben laten zien hoeveel steun zij hebben voor de algemene richting van deze initiatiefnota in brede zin. Ik hoor verder ook heel erg een oproep tot prioritering. In mijn beantwoording wil ik mij, gezien de beperkte tijd, beperken tot twee voorstellen die volgens mij het belangrijkst zijn. Het eerste betreft het punt van de gelijke rechten binnen de Europese Unie. Ik vind dat nog steeds heel erg belangrijk en ik hoop dat de Minister daar niet alleen tijdens ons Europees voorzitterschap, maar in algemene zin serieus werk van kan maken, samen met zijn collega's. Ik zie uit naar het antwoord hierop.

Het tweede punt is een vraag van de heer Servaes over het openstellen van huwelijken. Ik wil daar drie dingen over zeggen. Ten eerste is mijn fractie ervan overtuigd dat dit een interessant en goed idee is dat homo-emancipatie wereldwijd kan bevorderen. Ten tweede hebben we als het gaat om bezwaren ons huiswerk wel gedaan. We hebben met Bureau Wetgeving de private internationaal rechtelijke bezwaren doorgenomen en die waren eigenlijk non-existent. Het kabinet heeft op het punt van het Burgerlijk Wetboek wellicht wel bezwaren, maar die zijn allemaal in abstracto. Ik heb geen concrete hindernissen, hinderpalen gehoord waar ik op dit moment op kan reageren. Ik heb, als het gaat om het vervolg, het idee dat wij ons huiswerk best aardig hebben gedaan. Als de Minister daartoe gelegenheid ziet, zou het interessant zijn als het kabinet de voordelen – op het gebied van wereldwijde homo-emancipatie en misschien ook op het gebied van toerisme, maar dat is een bijvangst – alsook eventuele nadelen in kaart zou kunnen brengen. Ik denk dat het kabinet daartoe qua capaciteit veel beter in staat is, gelet op de talloze adviesgroepen die de Minister in zijn beantwoording noemde en die zich daarover zouden moeten buigen.

Tot slot: het oordeel over de moties is aan de Minister en niet aan mij. Ik permitteer me alleen ze alle vier te verwelkomen.

De heer Ten Broeke (VVD):

In zijn reactie op de vraag van de heer Servaes noemt de initiatiefnemer nu wel het Burgerlijk Wetboek. Volgens mij was dat het centrale punt van de Partij van de Arbeid. De asielkwestie slaat hij echter weer over. Nu gaf de initiatiefnemer in zijn eigen beantwoording op mij net al aan dat ook hij in het verleden moties van de SP gesteund heeft om een andere interpretatie van het asielbeleid mogelijk te maken. Als dat alleen al door de initiatiefnemer wordt erkend, kunnen we er toch niet van uitgaan dat het Vluchtelingenverdrag van de VN op zichzelf voldoende is om een eventuele uitwas hierbij te voorkomen? Ik vraag de initiatiefnemer daarom of hij vindt dat dit nadrukkelijk moet worden meegewogen in het onderzoek waarover hij zich in de eerste termijn positief uitsprak. Als dat zo is, maakt dat de motie van zijn fractiegenoot, die ertoe oproept om dat onderzoek te doen, dan niet volstrekt overbodig? Ik doel dan op de tweede motie.

De heer Sjoerdsma (D66):

In mijn eerste termijn ben ik al ingegaan op het eerste punt en de zorgen die de VVD heeft over de wijze waarop dit neerslaat in de asielprocedure. Mijn fractie heeft die zorgen niet. Mijn fractie heeft ook geen moties ingediend om het Vluchtelingenverdrag van de VN te wijzigen. Wel hebben we moties ingediend die toezien op bijzondere bescherming van mensen die ook bijzondere bescherming verdienen. Dat is ook een reguliere status binnen het asielsysteem. Daar kun je op aandringen. Dat is mijn eerste punt.

Mijn tweede punt is dat als de heer Ten Broeke zorgen heeft, we die moeten meenemen. Ik kan het onderzoek niet uitvoeren, maar ik hoop dat de Minister bereid is die zorgen mee te nemen. Ik heb nadrukkelijk zowel de voordelen van emancipatie genoemd, als toerisme en mogelijke hinderpalen. Daar kan dit er een van zijn. Ik noem dat maar even als mogelijkheid. Ik weet niet of dat consequenties moet hebben voor de motie van collega Dijkstra. Ik denk dat dat ook afhangt van de beantwoording door de Minister. De Minister heeft al gewezen op mogelijke onderzoeken. Ik hoop dat hij ook bereid is om die onderzoeken te laten uitvoeren.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in de tweede termijn. Ook dank ik de heer Sjoerdsma voor zijn inbreng. Misschien mag ik beginnen door heel kort te zeggen hoe belangrijk het is dat Nederland mensen die gediscrimineerd worden vanwege hun seksuele identiteit en oriëntatie zo effectief mogelijk te hulp schiet, nationaal en internationaal. We moeten daarbij zeker kijken naar effectiviteit. We moeten ons realiseren dat dit problemen zijn die te maken hebben met identiteit en verschillende culturen, maar dat we in the end een internationaal verdrag hebben dat discriminatie van mensen vanwege seksuele identiteit of oriëntatie verbiedt. Daar hoort Nederland proactief mee bezig te zijn. Dat is ook het uitgangspunt van mijn buitenlands beleid.

Naar aanleiding van de nota heb ik vandaag aangegeven hoe we daarmee bezig zijn: in Europa, wereldwijd, in de moslimwereld, in de wereld van Latijns-Amerika, met politici, met nieuwe initiatieven, op het terrein van de Verenigde Naties, maar ook direct als het gaat om heel tastbare bescherming van mensen en mensenrechtenverdedigers. We gaan daarmee door. Daarom is het beleid van morgen en de discussie daarover zo belangrijk.

De Kamer heeft in dat licht een aantal moties ingediend. Ik wil daarover graag mijn oordeel uitspreken. Eerst ga ik in op de motie op stuk nr. 4. Daarin is aan de orde hoe belangrijk het is dat het opengesteld burgerlijk huwelijk of geregistreerd partnerschap erkend wordt. Dat is heel belangrijk. Alle mensen in Europa die een partnerschapsovereenkomst hebben, hebben enorme problemen in andere landen als het gaat om vermogen, om erven, of om rechten. Het is dus van belang dat we een prioriteit maken in Nederland van de erkenning van het huwelijk van alle mensen, zonder uitzondering. Dat doen we ook al. In die zin, met alle respect, noem ik deze motie een beetje overbodig. In Europees verband zijn er inmiddels dertien landen die dat steunen. Er zijn nog een aantal andere landen. Dat beleid zullen we proactief verder voeren.

Ik heb twee opmerkingen over de motie. Ik houd zelf niet van het woord «homohuwelijk». Volgens mij moeten we het als volgt formuleren: het huwelijk moet voor iedereen openstaan, dus voor alle mensen, met wat voor seksuele oriëntatie of identiteit dan ook. Maar goed, dat is een detail. Laten we er direct een prioriteit van maken, dus niet alleen tijdens het Nederlands voorzitterschap. Er is ook een programma van het Nederlands voorzitterschap. Ik zou de indiener van de motie dus willen vragen om dat niet tijdens het Nederlands voorzitterschap te doen, want daar is al een programma voor. Uiteraard is het van belang om die activiteit voort te zetten. Als ik er nu een aparte prioriteit van moet maken, die het in feite al is gezien de voorzittersbrief, is dat ook weer moeilijk in te schatten vanwege de prioriteiten bij de verschillende ministeries, waaronder het Ministerie van V en J. Daarom zou ik de indiener willen vragen of dat een essentieel onderdeel is van de motie. Als dat punt geschrapt zou kunnen worden, dan vind ik dat wel van belang voor mijn oordeel over de motie.

De voorzitter:

Mevrouw Dijkstra, kunt u op dat punt helderheid verschaffen?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voor ons is het belangrijk dat wij informatie krijgen over de wederzijdse erkenning van dat huwelijk. Ik ben het helemaal eens met de Minister dat we dat niet «homohuwelijk» moeten noemen maar «het huwelijk opengesteld voor paren van gelijk geslacht» of «huwelijk in het algemeen». Daarom staat het woord «homo» ook tussen haakjes. Het gaat ons er vooral om op welke manier er concreet invulling aan gegeven wordt. Als de Minister daar iets meer over kan zeggen, dan is de motie niet nodig.

Minister Koenders:

Daar wil ik graag iets over zeggen, maar daar ben ik wel even mee bezig. Het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht heeft een enorme prioriteit. We zijn er ook dagelijks mee bezig. Ik denk dat u bedoelt te zeggen dat u hierover nader geïnformeerd wilt worden via een brief. Ik zeg u toe dat te gaan doen. In die zin is de motie overbodig.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dan trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Pia Dijkstra (34 102, nr. 4) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Koenders:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 5 over het belangrijke punt van het alleen trouwen in Nederland. Kun je het trouwen in Nederland openstellen voor mensen van andere nationaliteiten? Het voorbeeld is genoemd van mensen die dat in de Verenigde Staten hebben gedaan en daarmee in Italië goede resultaten hebben geboekt. Dat is natuurlijk fantastisch. In die zin heb ik daarvoor sympathie. Alleen, ik heb gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat de symboolrol van Nederland ook echt kan worden ingevuld. We hebben daarbij ook te maken met juridische elementen die van belang zijn. Voorwaarde voor het aangaan van huwelijken in Nederland is dat één van de aanstaande echtelieden de Nederlandse nationaliteit of een vaste verblijfplaats in Nederland heeft. Dat geldt dus ook voor huwelijken tussen personen van gelijk geslacht. Dat zou aangepast moeten worden. Als we dat aanpassen, moeten we goed weten of we daarmee een heleboel mensen helpen. Ik zie dat de grote problematiek van homodiscriminatie, van mensen die zich niet goed voelen en die echt gediscrimineerd worden. Zou dit daarbij helpen? Als dit zou helpen, zou dat dus sympathiek zijn. Is dat alleen goed voor een kleine groep, een elite of geldt dat voor heel veel mensen? Ik heb er nog wel twijfels over of ze er echt wat aan hebben als ze naar hun eigen land teruggaan. Het gaat er natuurlijk om dat als mensen getrouwd zijn en terugkomen in hun eigen land, zij dezelfde rechten hebben als anderen. Daar moeten we achter staan. Ik focus dan ook graag op de strijd van die mensen.

Niettemin is in deze motie dit voorstel gedaan. Daarover zou ik twee dingen willen zeggen. «Verzoekt de regering te laten onderzoeken»: het is nu eenmaal zo geregeld in Nederland dat je daarvoor een aantal adviezen nodig hebt. Het gaat immers over het hele Burgerlijke Wetboek. Je gaat namelijk zeggen: buitenlanders, of het nou mensen van gelijk geslacht zijn of niet, moeten hier kunnen trouwen. Dat is best een inbreuk en een verandering. Ik zeg daar niets kwalitatiefs bij, want het kan symbolisch interessant zijn, en goed voor de groep waarover we het hebben. Het gaat echter iets verder dan symboliek en toerisme. Daar moeten we even heel goed over nadenken. Ik wil daar best naar kijken, dit laten onderzoeken en de Kamer in een brief inlichten over de voor- en nadelen. Daar ben ik zeer toe bereid. Met deze interpretatie zou ik het oordeel over deze motie aan de Kamer willen overlaten.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 6 van mevrouw Dijkstra, waarin staat: verzoekt de regering om binnen het Mensenrechtenfonds extra ruimte vrij te maken voor juridische ondersteuning van lhbt-activisten in landen waar antihomowetgeving ingevoerd wordt. Als er iets is wat ik belangrijk vind, is het dat. En als er iets is wat ook al gebeurt, is het dat. Vanmiddag hebben we nog een discussie over de hele financiering daarvan. Ik vind het geen goede zaak om daarop op dit moment vooruit te lopen, omdat ik zelf niet vind dat er niet heel veel aan gedaan wordt. Ik noemde acht, negen projecten waarin we dat doen, in het Midden-Oosten, in Afrika en in Latijns-Amerika. Ik zou deze motie dus om die reden willen ontraden.

Ik kom bij de motie-Ten Broeke c.s. op stuk nr. 7. Daarin lees ik: constaterende dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten onvoldoende stappen zetten om rechten van lhbt's wettelijk te verankeren. En, na een aantal andere overwegingen: verzoekt de regering, er in rijksverband bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op aan te dringen het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht te legaliseren en tevens de positie van lhbt's in algemene zin te verbeteren. Ik heb zojuist gezegd hoe belangrijk ik dit vind. Deze mensenrechten zijn een Koninkrijksverantwoordelijkheid. De Kamer heeft echter op de 24ste een algemeen overleg over de mensenrechten in het Koninkrijk. Dit is ook echt de eerste verantwoordelijkheid van de Minister van BZK. Ik wil de indiener graag meegeven om twee dingen te doen. Ten eerste raad ik hem aan om deze motie te bespreken met zijn collega's op de eilanden. Het is namelijk heel belangrijk om de mensen van de eilanden zelf mee te nemen, ook om te zien hoe zij hiertegenover staan. Dat zou in ieder geval een element kunnen zijn in de discussie. Ten tweede stel ik de indiener voor om de motie aan te houden tot het debat van 24 juni.

Hiermee ben ik, althans wat betreft de moties, gekomen aan het einde van mijn beantwoording.

Dan heb ik nog een vraag gekregen over de verschillende internationale instellingen. Binnen de Verenigde Naties is het beleid van alle agency's om dit te doen. Daarover zijn ook instructies doorgegeven van Ban Ki-moon. Ik heb nu niet precies paraat of dit al overal goed wordt uitgevoerd, maar dat moet wel gebeuren. Daar ga ik dan ook van uit. Uiteraard zullen wij scherp de vinger aan de pols houden om te bezien of dat inderdaad het geval is.

De interpretatie van de heer Van Bommel met betrekking tot de Russische asielzoekers is de juiste.

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik zie dat er nog een vraag of een opmerking is van de heer Ten Broeke, misschien over zijn motie.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja, ik heb een opmerking naar aanleiding van de suggesties van de Minister over de motie die mede door mijzelf is ingediend. Ik denk dat we die motie inderdaad kunnen aanhouden tot het overleg op de 24ste, al was het maar om de tweede suggestie van de Minister ook te kunnen overnemen, namelijk het bespreken van de motie met onze collega's op de desbetreffende eilanden. Ik zal zeker mijn collega Bosman, die regelmatig contact heeft met collega's op de eilanden, vragen om dat te doen. Ik denk dat hij dat met genoegen zal doen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Ten Broeke stel ik voor, zijn motie (34 102, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee komen we tot een afronding van dit notaoverleg. De Minister heeft toegezegd om de Kamer een brief te sturen over de prioriteit van de erkenning van het homohuwelijk als zodanig. Onder die voorwaarde is de motie-Pia Dijkstra op stuk nr. 4 ingetrokken. De resterende twee moties komen niet morgen in stemming, maar volgende week dinsdag, 23 juni.

Ik stel vast dat alles aan de orde is gekomen tijdens dit notaoverleg. Ik dank de initiatiefnemer voor de beantwoording en de indiening en de Minister voor zijn advisering. Ik dank ook de aanwezigen op de publieke tribune en de mensen die thuis hebben meegeluisterd naar dit notaoverleg.

Sluiting 13.08 uur.

Naar boven