34 028 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 23 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN G.J. K.-D. TE A.2 BETREFFENDE EEN AFWIJZING VAN TOEPASSING VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE

Vastgesteld 25 juni 2015

Klacht

Verzoekster, die optreedt uit naam van haar zoon, is van mening dat de Staatssecretaris van Financiën ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bij de aftrek van de rente van restschulden na de verkoop van de woning van haar zoon.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

De zoon van verzoekster verkoopt op 26 oktober 2012 zijn appartement in Apeldoorn, omdat hij in Amsterdam werkt en daar inmiddels ook woont. De levering van de woning was oorspronkelijk gepland op 1 november 2012, maar is op verzoek van de koper, een defensiemedewerker die op het punt stond te worden uitgezonden, vervroegd naar 26 oktober 2012. De woning, die 2 jaar te koop heeft gestaan, staat «onder water»: na verkoop resteert een restschuld van € 42.000. Op 14 november 2012 heeft de regering besloten dat de rente over restschuld die is ontstaan op of ná 29 oktober 2012, aftrekbaar is. Aangezien de eigendomsoverdracht in het onderhavige geval vlak daarvoor heeft plaatsgevonden, komt de zoon niet in aanmerking voor rente-aftrek van de restschuld.

Dat zou wel het geval zijn geweest als hij had vastgehouden aan de oorspronkelijk op 1 november geplande overdracht. Verzoekster vindt dit niet billijk en vraagt om toepassing van de hardheidsclausule. Dit verzoek wordt echter afgewezen met als reden dat er geen sprake is van een «onbillijkheid van overwegende aard», dat wil zeggen een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien. Integendeel, de wetgever heeft dit effect voorzien en bewust aanvaard.

Overwegingen

De Staatssecretaris zegt weliswaar begrip te hebben voor de teleurstelling bij verzoekster en haar zoon, maar geeft ook aan dat pas na de levering van de woning bekend is geworden dat er een regeling zou komen voor de rente over restschulden, met andere woorden: er is geen sprake van het mislopen van een voordeel, waarop de zoon bij de totstandkoming van de verkoop had kunnen rekenen. De zoon geeft aan dat de datum van overdracht buiten zijn schuld om is vervroegd; daarmee legt hij zijn lot in handen van een ander en miskent hij zijn eigen beslissingsruimte.

Oordeel van de commissie3

De commissie heeft de Staatssecretaris gevraagd zijn standpunt te heroverwegen aangezien zij van mening is dat de onderhavige casus een uniek karakter draagt, omdat betrokkene geen persoonlijk belang had bij het vervroegen van de oorspronkelijke leveringsdatum, maar hierin heeft bewilligd om de door Defensie uitgezonden medewerker tegemoet te komen.

De bewindsman antwoordt dat de verplaatsing van de leveringsdatum de situatie van betrokkene niet uniek maakt; daar zijn meerdere gevallen van bekend, zo ook bijvoorbeeld bij de invoering van de verlaging van de overdrachtsbelasting per 15 juni 2011, waardoor deze belastingplichtigen een aanzienlijk voordeel misliepen en een beroep op toepassing van de hardheidsclausule in alle gevallen werd afgewezen. Hij benadrukt nogmaals dat de invoering van deze maatregel een bewuste keuze van de wetgever betreft. Hij ziet dan ook geen aanleiding om zijn standpunt te herzien.

Vervolgens heeft de commissie bij de betrokken defensiemedewerker navraag gedaan naar de aanleiding van het verzoek om de leveringsdatum van de woning te vervroegen. Hieruit blijkt dat er geen sprake was van een uitzending, maar van een meerdaagse oefening. Niettegenstaande het unieke karakter van deze casus komt de commissie bij nader inzien tot het oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Schouw (D66), Helder (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Van Nispen (SP), Berndsen-Jansen (D66), Krol (50PLUS) en De Caluwé (VVD).

Naar boven