34 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2015

G BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2017

Hierbij bied ik u aan het in mijn opdracht opgestelde rapport Toezicht en handhaving door gemeenten1.

Naleving van wet- en regelgeving is binnen onze samenleving van groot belang. Een effectief toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en een effectieve handhaving door de overheid dragen daar in hoge mate aan bij. Ook het gezag, de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de overheid zijn gediend met een adequate handhaving van wet- en regelgeving.

Recente voorbeelden tonen daarnaast ook aan dat strikte handhaving van wet- en regelgeving van belang is om ondermijning van het bestuur en de samenleving door onder meer de georganiseerde criminaliteit tegen te gaan. De bewustwording daarvan binnen het openbaar bestuur is de afgelopen jaren duidelijk toegenomen. Gemeenten zetten zich stelselmatig in om toezicht en handhaving effectief in te richten.

Het aantal regels waarvoor de gemeenten belast zijn met de zorg voor het toezicht op de naleving en de handhaving is tegelijkertijd ook zeer omvangrijk. Bij de behandeling in de Eerste Kamer van de BZK-begroting voor 2015 (Kamerstukken I, 2014/15, 34 000 VII, B, memorie van antwoord) hebben de fracties van de PvdA en de PvdD gevraagd of de regering de praktijk herkent c.q. de zorgen deelt dat gemeenten onvoldoende capaciteit hebben om hun toezichts- en handhavingstaken adequaat uit te voeren. Tevens werd gevraagd of de regering bereid is nader onderzoek te doen naar toezicht op en handhaving van wet- en regelgeving in de praktijk door gemeenten.

Naar aanleiding hiervan heb ik toegezegd een dergelijk onderzoek te laten verrichten. Ik heb het onderzoeksbureau Pro Facto uit Groningen hiertoe opdracht gegeven. Voor de hoofdpunten en conclusies van het onderzoek verwijs ik u naar de inhoud van het rapport.

Het rapport beschrijft de huidige stand van zaken op het terrein van toezicht en handhaving bij gemeenten. Ik herken daarbij de constatering van de onderzoekers dat op het gebied van toezicht en handhaving grote slagen zijn gemaakt in de domeinen fysiek en openbare orde en veiligheid. In het sociale domein is het beleid inzake toezicht en handhaving volop in ontwikkeling.

Bij de conclusies van het rapport moet in ogenschouw worden genomen dat daar waar gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van taken op het terrein van toezicht en handhaving, er ook ruimte is voor onderlinge verschillen (differentiatie), zowel in de bestuurlijke aanpak als in professionele uitvoeringskeuzes. Daarnaast is het uiteraard vooral aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders om – mede op basis van de verantwoording over het gevoerde beleid door het college – keuzes te maken met betrekking tot het beleid inzake toezicht en handhaving.

Het rapport bevat een aantal aanbevelingen voor gemeenten, alsmede aanbevelingen voor het Ministerie van BZK.

Ten aanzien van gemeenten hebben de onderzoekers kort samengevat de volgende aanbevelingen geformuleerd:

  • 1. Zorg voor SMART geformuleerde doelstellingen voor toezicht en handhaving;

  • 2. Richt outcome-gerichte systemen van monitoring en evaluatie in;

  • 3. Intensiveer toezicht en handhaving op het sociaal domein;

  • 4. Versterk het integrale karakter van toezicht en handhaving.

Ten aanzien van de rol van de rijksoverheid, in het bijzonder de rol van het Ministerie van BZK, hebben de onderzoekers de volgende aanbevelingen geformuleerd:

  • 1. Zorg voor een goede ondersteuningsagenda voor gemeenten. BZK kan bijvoorbeeld helpen door best practices te belichten en ondersteuningsmateriaal aan te bieden. Daarnaast kan de ontwikkelpotentie van gemeenten op het gebied van toezicht en handhaving worden vergroot door de gemeentelijke gereedschapskist verder aan te vullen met effectieve instrumenten voor toezicht en handhaving.

  • 2. Het ministerie kan de gemeenten bijstaan door goede voorlichting en communicatie en door het kader van toezicht en handhaving voor de gemeenten blijvend helder neer te zetten.

  • 3. Als hoeder van het binnenlands bestuur is de Minister van BZK gehouden de kern van de decentralisatiegedachte te bewaken.

Het bewaken van de decentralisatiegedachte omvat in mijn visie niet alleen de zorg voor voldoende financiële middelen, maar tevens de zorg voor voldoende instrumenten om taken op het terrein van toezicht en handhaving adequaat uit te kunnen voeren, evenals het beschikbaar stellen van effectieve mogelijkheden om voor toezicht en handhaving relevante informatie te kunnen delen tussen overheden en beleidssectoren.

Mede om die reden is het Ministerie van BZK betrokken bij de totstandkoming van sectorwetgeving met gevolgen voor gemeenten, inclusief de wijze waarop toezicht en handhaving in die wetten zijn of worden geregeld.

De hierboven geschetste aanbevelingen vormen een goed uitgangspunt om, vanuit de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten, de komende maanden nader in gesprek te treden met de VNG en de gemeenten over toezicht op de naleving en handhaving van wet- en regelgeving door gemeenten. Ook het IPO, de provincies en relevante andere departementen zullen hierbij uiteraard worden betrokken.

Over de uitkomsten van de bovengenoemde gesprekken en de verdere beleidsinitiatieven ten aanzien van toezicht op de naleving en handhaving van wet- en regelgeving door gemeenten zult u in de tweede helft van 2017 nader worden geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 161159.

Naar boven