Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2014
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
over de stand van zaken omtrent het monitoren van betaaltermijnen door gemeenten.
Dit in aanvulling op de monitor van betaaltermijnen die door de rijksoverheid zijn
gerealiseerd. Hiermee geef ik invulling aan mijn toezegging die ik heb gedaan bij
brief van 4 juli 20141 en aan de motie Ziengs/Schouten2, en reageer ik op het verzoek van de Vaste Commissie voor Economische Zaken van 17 september
2014.
De betaaltermijnen die door de overheid worden gerealiseerd staan al enige tijd terecht
in de belangstelling van uw Kamer. Tijdige betaling van rekeningen is van wezenlijke
invloed op de financiële positie van ondernemingen. De overheid heeft op dit punt
een voorbeeldfunctie te vervullen. Enerzijds omdat specifiek op overheden de wettelijke
verplichting rust om geen betaaltermijnen langer dan 30 dagen te hanteren en anderzijds
als invulling van het ondernemerschapsbeleid.
De rijksoverheid monitort daarom de eigen gerealiseerde betaaltermijnen sinds 2009.
Over de afgelopen 3 boekjaren is de streefwaarde van 90% betaling binnen 30 dagen
ruimschoots gehaald. De streefwaarde is niet 100% omdat ook rekeningen waarbij gegevens
ontbreken of onjuist zijn of waarbij een verschil van mening ontstaat over de geleverde
goederen of diensten deels ook in de tellingen meelopen. Bij deze rekeningen is de
termijnoverschrijding niet aan de overheid toe te rekenen.
Voor de gemeenten ontbreekt tot dusver een dergelijke monitor.
Er is wel een ranking gemaakt door MKB-Nederland op basis van gegevens van Dun&Bradstreet.
Sommige uitkomsten daarvan worden echter niet door alle gemeenten geaccepteerd, zoals
ik u ook in mijn brief van 4 juli heb bericht.
Om hiervoor een oplossing te bieden is in overleg tussen de Ministeries van EZ en
BZK, de VNG, het KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) en VNO-NCW/ MKB-Nederland
een monitor voor gemeentelijke betaaltermijnen opgezet.
De Ministeries van EZ en BZK zullen in samenwerking met VNO-NCW/MKB-Nederland gegevens
betrekken van Dun&Bradstreet over het betaalgedrag van Nederlandse gemeenten. Deze
dataset maakt gebruik van de gegevens die eerder door MKB-Nederland zijn benut voor
de eigen monitor van betaaltermijnen van gemeenten. Om de meetgegevens niet te laten
beïnvloeden door de verschillende contractuele betaaltermijnen die gemeenten in de
praktijk hanteren, worden deze gegevens gestandaardiseerd op de wettelijke betaaltermijn
van 30 dagen. Deze wijze van monitoren biedt een adequaat en onderling vergelijkbaar
beeld van het betaalgedrag van nagenoeg alle gemeenten. Hierbij past de kanttekening
dat het niet uit te sluiten is dat een zeer gering aantal gemeenten zou kunnen wegvallen
uit de meting omdat een onvoldoende aantal betalingsgegevens aan Dun&Bradstreet ter
beschikking is gesteld om daarmee een statistisch relevante score te berekenen.
De monitor over het jaar 2014 zal een overzicht bieden van alle3 gemeenten gerangschikt naar het gerealiseerde percentage betalingen afgerond binnen
de wettelijke termijn. Deze monitor zal ik u toesturen in maart 2015. Vervolgens kan
deze monitor ook voor volgende jaren toegepast worden. De monitor zal ook openbaar
worden gemaakt via de websites van het Rijk en MKB-Nederland.
Er is gekozen is voor het betrekken van betaalgegevens bij een private partij, omdat
dit geen rapportageverplichting bij de gemeenten met zich meebrengt.
Het enige orgaan dat aan gemeenten een rapportageverplichting over betaaltermijnen
kan opleggen, is de gemeenteraad. Dit vloeit voort uit de autonomie die gemeenten
hebben aangaande hun bedrijfsvoering krachtens artikel 124, lid 1 van de Grondwet.
Voor de lange termijn wordt gezocht naar een manier om gegevens over betaaltermijnen
mee te nemen in de gegevens die gemeenten op vrijwillige basis openbaar maken in het
kader van de horizontale verantwoording van de colleges van B&W aan de gemeenteraden.
Deze monitor zal helpen om betaaltermijnen bij gemeenten inzichtelijk te maken. Daarna
is het aan het dagelijks bestuur en de volksvertegenwoordiging op lokaal niveau om
de passende maatregelen te nemen.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp