Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2023
Met referte aan het verzoek van de commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 6 februari
2023 en in reactie op de motie van het Lid Omtzigt c.s. d.d. 9 februari jl. (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1925)antwoord ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, uw Kamer graag als
volgt.
Uw Kamer is op 8 februari (zie Kamerstuk 33 997, nr. 176) geïnformeerd over de volgende stappen in de statenklacht tegen Rusland bij het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de procedure tegen Rusland bij de Raad van
de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Deze procedures dragen bij aan
het bewerkstelligen van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor alle 298
slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden. Samen met bondgenoten
maakt het kabinet zich hier hard voor. Het kabinet heeft steeds aangegeven geen enkele
juridische optie uit te sluiten in dit streven.
Het verzoek van het lid Omtzigt d.d. 9 februari jl. verwijst naar de inspanningen
die worden verricht in het kader van accountability voor het Russische handelen in Oekraïne. Op dit moment vinden er internationale besprekingen
plaats over de mogelijke oprichting van een speciaal tribunaal voor de vervolging
en berechting van het misdrijf agressie. Deze besprekingen bevinden zich vooralsnog
in een initiële fase, waarbij onder meer de juridische grondslag, het karakter en
de afbakening van de temporele, materiële en personele rechtsmacht van een dergelijk
toekomstig tribunaal worden verkend.
De uitkomst van deze besprekingen en van de juridische onderhandelingen over een oprichtingsdocument
voor een mogelijk toekomstig agressietribunaal zullen de kaders van de toekomstige
vervolging en berechting bepalen. Dit geldt onder meer voor de vraag of een toekomstig
tribunaal rechtsmacht zal hebben over het misdrijf agressie vanaf 2014 – met onder
meer de annexatie van de Krim – of pas vanaf 24 februari 2022, het moment genoemd
in Resolutie A/RES/ES-11/1 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN op 2 maart
2022. Ook indien de temporele jurisdictie (periode waarvoor het tribunaal bevoegd
is onderzoek te doen) van een toekomstig tribunaal over het misdrijf agressie wordt
vastgelegd met ingang van 2014, is het aan de toekomstige aanklager van een dergelijk
agressietribunaal om te beslissen over de vervolgingsstrategie, de afbakening van
het strafrechtelijk onderzoek (waarbij ook bepaald zal worden of het neerhalen van
MH17 daarbinnen valt) en de op basis van het verzamelde bewijs uit te brengen tenlasteleggingen.
Individuele staten zullen hierin geen rol spelen.
Opgemerkt moet worden dat de oprichting van een internationaal tribunaal voor MH17
eerder aan de orde is geweest. De landen wiens opsporingsautoriteiten samenwerken
in het Joint Investigation Team hebben destijds besloten tot het vervolgen en berechten
van de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17 in en door Nederland
nadat het voorstel voor een oprichting van een internationaal tribunaal daarvoor door
de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd geblokkeerd door een veto van de Russische
Federatie. Uw Kamer is over deze zorgvuldige keuze geïnformeerd op 5 juli 2017 (zie
Kamerstuk 33 997, nr. 98). Voorstellen voor het oprichten van een speciaal tribunaal voor de vervolging en
berechting van het misdrijf van agressie naar aanleiding van de invasie van Oekraïne
zijn voor het kabinet geen reden op deze keuze terug te komen.
Voorgenoemde keuze sloot overigens niet de vervolging en de berechting van de verantwoordelijken
door het Internationaal Strafhof uit indien het neerhalen van vlucht MH17 zou kunnen
worden aangemerkt als een oorlogsmisdrijf.
Ten aanzien van de oprichting van een speciaal tribunaal voor de vervolging en berechting
van het misdrijf agressie kan nog worden opgemerkt dat – in afwezigheid van een bindende
resolutie van de VN Veiligheidsraad – hierbij de kwestie van immuniteit (voor vervolging
en berechting) speelt. Staatshoofden, regeringsleiders en Ministers van Buitenlandse
Zaken kunnen een beroep doen op immuniteit zolang zij in functie zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra