33 997 Vliegramp MH17

Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2018

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, over de stand van zaken met betrekking tot de staatsaansprakelijkheid van de Russische Federatie inzake MH17.

Op 25 mei 2018 is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 997, nr. 117) over het besluit van Nederland en Australië om de Russische Federatie aansprakelijk te houden voor zijn aandeel in het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014. Volgend op dit besluit hebben Nederland en Australië via diplomatieke kanalen Rusland meermaals verzocht om formeel in overleg te treden n.a.v. de aansprakelijkstelling, met als doel waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap ten behoeve van de slachtoffers en hun nabestaanden. Nederland wil tot een oplossing komen die recht doet aan het enorme leed en de toegebrachte schade, veroorzaakt door het neerhalen van MH17.

Het kabinet heeft er begrip voor dat, ruim een half jaar na de aansprakelijkstelling door Nederland en Australië, er onder Leden van uw Kamer vragen leven hoe het staat met de beoogde besprekingen met Rusland. Daarom hecht ik eraan uw Kamer te informeren dat diplomatieke contacten over en weer tot dusver nog niet geleid hebben tot een start van onderhandelingen over de aansprakelijkheid van Rusland voor zijn aandeel in het neerhalen van vlucht MH17. Voor wat betreft de exacte inhoud van het diplomatieke verkeer met Rusland dient het kabinet de internationaal gebruikelijke vertrouwelijkheid in acht te nemen.

Nederland en Australië blijven bereid om met de Russische Federatie in overleg te treden n.a.v. de aansprakelijkstelling van 25 mei 2018. Tegelijkertijd zal het kabinet zich beraden op mogelijke volgende stappen, waarbij het voorleggen aan een internationale rechter of organisatie om een oordeel te vellen een optie is.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven