33 997 Vliegramp MH17

Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2018

In het plenair debat van 31 mei jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 88, debat over de staatsaansprakelijkheid van Rusland inzake MH17) over de staatsaansprakelijkheid van de Russische Federatie voor zijn aandeel in het neerhalen van vlucht MH17 heb ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, toegezegd U per brief te informeren over eventueel aanvullend onderzoek naar het mogelijke aandeel van Oekraïne in het neerhalen van vlucht MH17, voorafgaand aan het debat op 6 juni as. (Handelingen II 2017/18, nr. 90, debat over de juridische samenwerking inzake neerhalen MH17) over de goedkeuring en uitvoering van het verdrag tussen Nederland en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17.

Zoals in antwoord op Kamervragen eerder is aangegeven, sluit Nederland geen enkele juridische optie uit om waarheidsvinding en gerechtigheid voor de slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden te bewerkstelligen (zie Kamerstuk 33 997, nr. 102).

Het kabinet heeft uw Kamer in een eerder stadium ook geïnformeerd over de mogelijkheid om andere staten aansprakelijk te stellen op grond van het internationaal recht en de mogelijke inzet daarvan in de context van MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 114).

In overeenstemming met deze lijn heeft het kabinet van meet af aan alle juridische opties bestudeerd. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijke aansprakelijkheid van Oekraïne voor het niet volledig sluiten van het luchtruim door Oekraïne voor of op 17 juli 2014.

Op basis van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek van het JIT, informatie uit openbare bronnen en eigen, voortdurend, onderzoek, waaronder juridisch onderzoek, is er naar het oordeel van het kabinet op dit moment geen juridisch overtuigend bewijs voor succesvolle aansprakelijkstelling van Oekraïne. Het kabinet acht aanvullend onderzoek op dit moment niet nodig.

Daarbij zij opgemerkt dat hoewel het JIT geen onderzoek doet naar de vraag omtrent het volledig sluiten van het luchtruim, het niet is uit te sluiten dat bepaalde informatie uit het strafrechtelijke onderzoek relevant kan blijken te zijn voor de vraag of ook andere landen aansprakelijk gesteld kunnen worden.

Het aansprakelijk stellen van een andere staat is een zwaarwegende stap in het internationale verkeer. Het kabinet zet dit instrument niet lichtzinnig in: pas wanneer er sprake is van juridisch overtuigend bewijs zal het kabinet overwegen stappen te zetten in de richting van aansprakelijkstelling van een andere staat.

Ten slotte wil ik opmerken dat het Openbaar Ministerie al meerdere malen heeft aangegeven dat de samenwerking met Oekraïne binnen het Joint Investigation Team (JIT) goed verloopt. De juridische samenwerking met Oekraïne binnen het JIT is van groot belang voor de effectiviteit van het strafrechtelijk onderzoek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven