33 930 I Jaarverslag en slotwet van de Koning 2013

Nr. 1 JAARVERSLAG 2013 VAN DE KONING (I)

Aangeboden 21 mei 2014

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

5

1.

Aanbieding en dechargeverlening

5

2.

Leeswijzer

9

     

B.

Niet-beleidsartikelen

10

1.

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

10

2.

Functionele uitgaven van de Koning

12

3.

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

15

     

C.

Jaarrekening

17

1.

Verantwoordingsstaat van de Koning

17

2.

Saldibalans met toelichting

18

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • 2. het voorstel van de slotwet over 2013 dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis zoals vastgelegd in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele uitgaven gepaard gaande met de uitoefening van het koningschap, welke op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.

Het jaarverslag van de Koning geeft, als tegenhanger van de begroting, de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal dan ook per artikel worden ingegaan op de realisaties in 2013. Vanwege de gewijzigde opzet van Begroting I zijn, met uitzondering van artikel 1, geen bedragen opgenomen voor de jaren voorafgaand aan het begrotingsjaar 2010.

Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 geschiedt de afrekening in het lopende begrotingsjaar; bij de artikelen 2 en 3 vindt deze afrekening in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas-/verplichtingengegevens zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag. Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gemaakte functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis is in de toelichting bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruikgemaakt van de ontvangen eindverantwoording van de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde budget) en de daadwerkelijk ingediende eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende declaraties van het voorgaande jaar.

In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording het karakter van een niet-beleidsartikel.

Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening, met daarin de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting.

B. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

1.1 Algemene toelichting

Op dit begrotingsartikel worden de grondwettelijke uitkeringen verantwoord krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het koninklijk huis (WFSKH). De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Kamerstukken II, 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535), vormen de basis voor de uitkeringen op dit begrotingsartikel.

1.2 Budgettaire gevolgen

Bedragen (x € 1.000)

Uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis

   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

6.961

7.095

7.163

7.208

7.463

7.277

186

Uitgaven

6.961

7.095

7.163

7.208

7.463

7.277

186

Ontvangsten

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

816

4.426

5.242

De echtgenote van de Koning

216

383

599

De vermoedelijke opvolger van de Koning

81

389

470

De echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning

81

130

211

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

307

634

941

Totaal

1.501

5.962

7.463

Het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis volgt het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

Voorafgaande tabel geeft de in 2013 verstrekte uitkeringen weer aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis, krachtens de in 2008 geactualiseerde Wet financieel statuut van het koninklijk huis. Sinds de troonswisseling op 30 april 2013 betreft dit de Koning, zijn echtgenote en de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap. Daarvoor betrof dit de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en zijn echtgenote. De mutatie die voor het jaar 2013 voorziet in de aanpassing van de grondwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de troonswisseling is in de eerste suppletoire begroting van de Koning 2013 (Stb. 2013, nr. 396) verwerkt.

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

2.1 Algemene toelichting

Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting zijn betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen, het onderhoud van de Groene Draeck en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk.

De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

2.2 Budgettaire gevolgen

Bedragen (x € 1.000)

Functionele uitgaven van de Koning

 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

n.v.t.

26.818

26.735

27.041

27.025

26.995

30

Uitgaven

n.v.t.

26.818

26.735

27.041

27.025

26.995

30

Ontvangsten

n.v.t.

116

824

301

293

0

293

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij zowel de uitgaven als de ontvangsten. De hogere uitgaven zijn veroorzaakt door de loonbijstelling vanuit de aanvullende post arbeidsvoorwaarden, terwijl de ontvangsten voortvloeien uit de einddeclaratie van de functionele uitgaven 2012 zoals verwerkt bij de eerste suppletoire begroting van de Koning 2013 (Kamerstuk 33 640 I, nr. 2).

Navolgende tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens zoals deze door de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2013. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de mutaties die bij eerste en tweede suppletoire begroting zijn verwerkt. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreffen deze bedragen dus niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2013. Deze eindafrekening zal leiden tot een ontvangst op de begroting van de Koning in 2014, die bij de eerste suppletoire begroting zal worden verwerkt.

Functionele uitgaven 2013 (bedragen x € 1.000)

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)-(2)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

16.717

17.835

– 1.118

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

8.739

7.717

1.022

Materiële uitgaven faunabeheer

290

285

5

Uitgaven voor luchtvaartuigen

829

1.061

– 232

Onderhoud Groene Draeck

47

47

0

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

338

80

258

Totaal

26.960

27.025

– 65

Per saldo laten de functionele uitgaven over 2013 een onderuitputting zien van € 65.000. Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 246 fte; dit is exclusief 15 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het departement van de hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het koninklijk staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het koninklijk huis aangewezen paleizen (paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam). De lagere personele uitgaven zijn het gevolg van een lagere personeelsbezetting door het aanhouden van vacatures. Dit is deels opgevangen door uitbesteding.

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en de gebruikskosten voor de eerder genoemde paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, advisering en de accountantscontrole, alsmede de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen. Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Dit bevat een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo. De hogere materiële uitgaven zijn deels het gevolg van de eerder gemelde hogere uitbesteding/inhuur voor het opvangen van de onderbezetting op personeelsgebied. Daarnaast zijn er hogere uitgaven in het kader van de digitalisering en automatisering.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van de Koning alsmede de uitgaven voor privévliegkosten (m.u.v. die van de Koning en zijn echtgenote, die altijd in het kader van het openbaar belang zijn) beperkt tot de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis krachtens de Wet financieel statuut van het koninklijk huis tot aan het maximum van de franchise. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in beheer bij het Rijk, alsmede civiele inhuur. In verband met een wijziging van de vliegregeling naar aanleiding van de troonswisseling eindigt het privévliegen na 2013.

Vliegkosten 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Vastgestelde begroting (2)

Verschil (1)-(2)

Openbaar belang

     

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

382

317

65

Inzet vliegtuigen van Defensie (Gulfstream)

0

36

– 36

Helikopterinzet van Defensie (Alouette)

36

127

– 91

Inhuur civiele luchtvaartuigen

181

335

– 154

Subtotaal

599

815

– 216

Privé

     

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

143

100

43

Inzet vliegtuigen van Defensie (Gulfstream)

26

58

– 32

Helikopterinzet van Defensie (Alouette)

0

28

– 28

Inhuur civiele luchtvaartuigen

61

60

1

Subtotaal

230

246

– 16

Totaal

829

1.061

– 232

Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan de toenmalige kroonprinses geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Het bedrag dat hiermee samenhangt wordt in deze verantwoording toegelicht. Het betreft de kosten van het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck.

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden verantwoord. In navolging van de brief van de Minister-President over de nieuwe opzet van begroting I van de Rijksbegroting (Kamerstuk 31 700 I, nr. 5), gebaseerd op de aanbevelingen van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis, is in de begrotingen van de afgelopen jaren aangegeven dat de middelen voor de werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk vrijvallen als er geen werkbezoek heeft plaatsgevonden. Als er wel een werkbezoek zou plaatsvinden, kan een suppletoire begroting worden ingediend.

In 2013 heeft een bezoek plaatsgevonden aan alle eilanden die deel uitmaken van het Caribische deel van het Koninkrijk. De uitgaven die hiermee samenhangen worden nu verantwoord en deze vallen binnen het totaal van begrotingsartikel 2.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

3.1 Algemene toelichting

Op dit begrotingsartikel zijn de uitgaven verantwoord die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning.

3.2 Budgettaire gevolgen

Bedragen (x € 1.000)

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

n.v.t.

5.730

5.960

5.994

6.118

5.661

457

Uitgaven

n.v.t.

5.730

5.960

5.994

6.118

5.661

457

Ontvangsten

n.v.t.

nihil

nihil

108

125

0

125

De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel, dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de mutaties die bij eerste en tweede suppletoire begroting zijn verwerkt. Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens zoals deze door het Ministerie van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2013. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2013. Doordat de uitgaven lager zijn dan geraamd, zal de eindafrekening van het Militaire Huis leiden tot ontvangsten op artikel 3 van de begroting van de Koning in 2014, die bij de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt.

Doorbelaste uitgaven 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)-(2)

Doorbelaste personele uitgaven

4.322

3.817

505

Doorbelaste materiële uitgaven

1.665

2.077

– 412

Totaal

5.987

5.894

93

w.v. RVD

1.675

1.392

283

w.v. Militaire Huis

1.740

1.871

– 131

w.v. Kabinet van de Koning

2.572

2.631

– 59

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) hebben betrekking op de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix. Bij de communicatie over deze, en eventueel overige, leden van het Koninklijk Huis wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds.

De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedroeg 10,7 fte.

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en is belast met het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Ook onderhoudt het Militaire Huis de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en is het verantwoordelijk voor het militaire ceremonieel aan het hof. De personeelsinzet betrof 14,6 fte.

Het Kabinet van de Koning heeft tot taak de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken te ondersteunen inzake:

  • a. het verkeer tussen de Koning en de overige leden van de regering;

  • b. contacten met andere organen van de overheid, ontvangsten, bezoeken en overige toegang tot de Koning;

  • c. verzoekschriften aan de Koning;

  • d. de zorg voor het registreren, bewaren en overdragen van wetten, koninklijke besluiten en andere staatsstukken.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedroeg 25,5 fte.

C. JAARREKENING

1 VERANTWOORDINGSSTAAT VAN DE KONING

Verantwoordingsstaat 2013 van de Koning (I)

Bedragen x € 1.000

 

(1)

   

(2)

 

(3) = (2) – (1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

39.933

0

 

40.606

418

 

673

418

 

Niet-beleidsartikelen

                 

01

Uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis

7.277

7.277

0

7.463

7.463

0

186

186

0

02

Functionele uitgaven van de Koning

26.995

26.995

0

27.025

27.025

293

30

30

293

03

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.661

5.661

0

6.118

6.118

125

457

457

125

2. SALDIBALANS MET TOELICHTING

Saldibalans per 31 december 2013 van de Koning (I)
(Bedragen x € 1.000)

Activa

Passiva

 

31-12-2013

31-12-2012

 

31-12-2013

31-12-2012

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

40.606

40.243

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

418

409

3)

Liquide Middelen

0

0

       

4)

Rekening-courant RHB De Koning

0

0

4a)

Rekening-courant RHB Min v AZ

40.188

39.834

       

5)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)

0

0

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)

0

0

8)

Kas-transverschillen

0

0

       
 

Subtotaal

40.606

40.243

 

Subtotaal

40.606

40.243

9)

Openstaande rechten

0

0

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Extra-comptabele vorderingen

0

0

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

11

Extra-comptabele schulden

0

0

12)

Voorschotten

28.896

28.910

12a)

Tegenrekening voorschotten

28.896

28.910

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

0

0

14)

Openstaande verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Totaal

69.502

69.153

 

Totaal

69.502

69.153

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2013 van de begroting van de Koning (I)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2013 zal plaatsvinden nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4a) Rekening-courant RHB Ministerie van AZ

Voor een toelichting wordt verwezen naar de financiële verantwoording van begrotingshoofdstuk III.

12) Voorschotten

De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie zijn gedaan worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven. Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2014.

In 2013 is aan voorschotten verstrekt:

  • Dienst van het Koninklijk Huis: € 27.025.000

  • Ministerie van Defensie: € 1.871.000

Naar boven