33 864 Oprichting Stichting Defensiemusea

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 april 2014

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief d.d. 10 februari 2014 inzake de oprichting van de Stichting Defensiemusea (Kamerstuk 33 864, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 april 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, Van Leiden

1

Hoe verhoudt zich het recht om de voorzitter en leden van de raad van toezicht te benoemen tot de door u gewenste minimale betrokkenheid?

4

Het Ministerie van Financiën doet in de brief van 18 juli 2013 diverse aanbevelingen. Is aan al deze punten uitvoering gegeven? Is het Ministerie van Financiën hierin gekend?

Het advies van het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer om geen actief dienend vlag- of opperofficier in de Raad van Toezicht op te nemen, volg ik op. Dat komt de onafhankelijkheid van de interne controle door de Raad van Toezicht op het beleid van het bestuur van de Stichting Defensiemusea ten goede.

Het advies van het Ministerie van Financiën om mijn bevoegdheid tot het benoemen van de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht te beperken tot de initiële oprichting van de Stichting Defensiemusea, heb ik niet overgenomen. Met inachtneming van de Governance Code Cultuur en het Kader voor Stichtingen streef ik naar een evenwichtig systeem van checks and balances. Mijn bevoegdheid voorzitter en leden van de Raad van Toezicht te benoemen en te ontslaan maakt deel hiervan uit, aangezien ik een zekere verantwoordelijkheid wil nemen voor de continuïteit en de kwaliteit van het functioneren van de Stichting Defensiemusea.

Het advies van het Ministerie van Financiën om de musea te monitoren door middel van visitaties, neem ik over. De systematiek die recent van toepassing is geweest bij de verzelfstandigde rijksmusea beschouw ik daarbij als referentiekader.

2

Hoe komt de benoeming van leden van de raad van toezicht tot stand en welke rol heeft u daarbij?

3

Op welke wijze zullen bij de start van de stichting en in de toekomst leden van de raad van toezicht worden benoemd?

De voorzitter en leden van de Raad van Toezicht worden bij de start van de stichting namens mij aangezocht en door mij benoemd. Vervolgens stelt de Raad van Toezicht een profielschets op, waarin de gewenste omvang en samenstelling van de Raad van Toezicht voor de naaste toekomst wordt vastgelegd. Op basis daarvan zal de Raad van Toezicht bij toekomstige vacatures zelf kandidaten aanzoeken en aan mij ter benoeming voordragen.

5

Hoe is de invulling van de accountantscontrole en het controleprotocol uitgewerkt?

De invulling geschiedt geheel conform het Kader financieel beheer Rijkssubsidies (Subsidiekader) en de daaruit voort komende Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Voor de Stichting Defensiemusea is toezichtarrangement 3 van toepassing, dat geldt bij subsidiebedragen boven € 125.000,-. Dat houdt in dat verantwoording over kosten en prestaties moet worden afgelegd.

6

Hoe gaat u borgen en controleren dat de museale kwaliteit voldoende blijft, nu de verantwoordelijkheid hiervoor overgaat naar een stichting?

De collecties zijn eigendom van de Staat dan wel aan de Staat in bruikleen gegeven. De Staat geeft ze door middel van een beheerovereenkomst in beheer aan de musea. Daarin zullen ook bepalingen met betrekking tot het borgen en controleren van de museale kwaliteit worden opgenomen. De Erfgoedinspectie zal ook in de toekomst periodiek toezicht houden op de wijze waarop de collecties worden beheerd.

Met de Stichting Defensiemusea worden voorts prestatieafspraken gemaakt. Die worden ontleend aan de systematiek die het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, conform de geldende regelingen voor de culturele basisinfrastructuur, voor de verzelfstandigde rijksmusea hanteert. De afspraken zullen onder meer betrekking hebben op: bezoekersaantallen, kwaliteit van het museumbezoek, het bezoek van scholen, het bezoek aan de website en de ontsluiting van de collectie. De Stichting Defensiemusea legt achteraf in de vorm van een prestatieoverzicht verantwoording af over de gerealiseerde resultaten.

7

Kunt u duidelijk maken of de ministeriele verantwoordelijkheid ten aanzien van de Defensiemusea verandert door de voorgenomen oprichting van een stichting? Zo ja, op welke punten?

Vanaf de oprichting van de Stichting Defensiemusea ben ik niet meer verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij de musea. Ik blijf wel de verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling en uitvoering van een eenduidig museaal beleid en voor het vaststellen van eenduidige kaders waarbinnen de Stichting Defensiemusea opereert. Ik ben daarmee politiek verantwoordelijk voor de instandhouding van het Museaal Bestel Defensie. Ik vul die verantwoordelijkheid vooral in via subsidievoorwaarden, prestatieafspraken en de beheersovereenkomst. Ik bewaak dat de musea hun taak naar behoren en met succes kunnen uitvoeren.

8

Welke mogelijkheden heeft u om de stichting zo nodig bij te sturen?

9

Op advies van het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer is geen positie ingeruimd voor een actief officier in de raad van toezicht. Houdt u op deze manier genoeg toezicht op de besteding van het subsidiebedrag?

Ik heb als subsidieverstrekker voldoende mogelijkheden te sturen via de subsidievoorwaarden en tot toezicht op de besteding van het subsidiebedrag. Voorts vindt twee maal jaarlijks monitoroverleg plaats met het bestuur van de Stichting Defensiemusea, waarbij onder meer de financiële resultaten aan de orde komen, de koers van de stichting en de museale kwaliteit. De Stichting Defensiemusea en Defensie streven een professioneel subsidieklimaat na, waarbij in een goede dialoog de koers voor de Stichting Defensiemusea kan worden uitgezet.

10

Wat zijn de verwachte baten en lasten van de stichting?

Voor de instandhouding van het Museaal Bestel Defensie stel ik jaarlijks 15,9 M€ beschikbaar. Daarmee kunnen alle vaste kosten worden gedekt. De musea zullen daarnaast in de toekomst eigen inkomsten genereren, onder meer uit entreegelden en opbrengsten uit evenementen. Daarbij dienen de geldende regelingen voor de culturele basisinfrastructuur van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als referentiekader. Op dit moment is voor 2015 aan eigen inkomsten een bedrag van M€ 1,3 voorzien. Daarmee kunnen zij hun museale armslag verhogen om bijvoorbeeld tijdelijke exposities te kunnen organiseren.

11

Wat is het (eigen) vermogen van de stichting bij oprichting? Is er een openingsbalans?

De stichting beschikt bij de oprichting, gepland op 1 april 2014, niet over een (eigen) vermogen. De overgang van de musea naar de Stichting Defensiemusea geschiedt op basis van overeenkomsten, die nog in voorbereiding zijn. Onderdeel van deze overeenkomsten is een beheerste overdracht van alle activa en passiva, inclusief lopende verplichtingen. Zodra deze overeenkomsten gereed zijn, kan de openingsbalans opgemaakt worden, waarmee inzicht wordt geboden in de vermogenspositie. Dit zal naar verwachting in het derde kwartaal van 2014 plaatsvinden.

12

Heeft de stichting ook bezittingen zoals gebouwen? Beschikt de stichting over reserves?

De collecties die bij de stichting in beheer zijn, zijn eigendom van de Staat, dan wel aan de Staat in bruikleen gegeven. De stichting bezit geen gebouwen, maar huurt de gebouwen waarin de musea zijn gevestigd. De stichting bezit bij oprichting geen reserves. Deze kunnen daarna wel worden opgebouwd.

13

Mag de stichting ook leningen afsluiten?

Het bestuur van de Stichting Defensiemusea mag, zoals statutair bepaald, met toestemming van de Raad van Toezicht leningen aangaan.

14

Wat is de omvang van de eigen inkomsten van de stichting?

Zie het antwoord op vraag 10.

15

Wordt bij het bepalen van het subsidiebedrag rekening gehouden met de eigen inkomsten, die de musea weten te genereren?

Ja, daar wordt rekening mee gehouden. Er zal, waar mogelijk en zinvol, worden aangesloten bij de regelingen voor de culturele basisinfrastructuur die het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hanteert voor de verzelfstandigde rijksmusea.

16

Ontvangen de leden van de Raad van toezicht een vergoeding?

De leden van de Raad van Toezicht hebben statutairrecht op een redelijke, niet bovenmatige vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten en op een redelijk, niet bovenmatig vacatiegeld.

17

Kunt u verklaren waarom Defensie tot een jaarlijks subsidiebedrag komt van € 15,9 miljoen en de Algemene Rekenkamer tot een bedrag van € 15,3 miljoen?

De bedragen die in de Kamerbrief van 7 februari (Kamerstuk 33 864, nr. 1) zijn vermeld, zijn aangepast aan prijspeil 2012. Op de bedragen die genoemd zijn in de correspondentie tussen Defensie en de Algemene Rekenkamer was nog geen indexering toegepast.

18

Wanneer informeert u de Kamer over de uitkomst van het overleg met het Ministerie van Financiën over schatkistbankieren voor deze musea?

Uiterlijk 31 december 2014 zult u hierover nader worden geïnformeerd.

19

Bent u voornemens meer historische verzamelingen en collecties van traditiekamers onder het beheer van deze stichting te brengen?

Nee.

Naar boven