33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2020

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de 83 schriftelijke vragen van enkele leden van de commissie Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer die onderdeel uitmaakten van de IPKO-delegatie van Nederland naar het IPKO van januari 2020. De vragen hebben niet alleen betrekking op het IPKO maar vloeien tevens voort uit een aantal werkbezoeken en gesprekken van de delegatie rondom het IPKO. Deze vragen werden ingezonden op 4 februari 2020.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Vragen gesteld door een aantal leden van de commissie Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer, met de daarop door het kabinet gegeven antwoorden

Vraag 1

Wat is de huidige stand van zaken rond de ISLA-raffinaderij?

Antwoord 1

De Curaçaose overheid heeft in december 2019 een sales and purchases agreement gesloten met de Klesch Group. De Klesch Group zal in de loop van 2020 (naar verwachting 1 juli) de exploitatie van de raffinaderij en de overslag bij Bullenbaai overnemen.

Vraag 2

Welke hulp heeft Nederland direct of indirect geboden bij de onderhandelingen met Klesch c.q. bij de totstandkoming van het contract met Klesch over de ISLA-raffinaderij?

Antwoord 2

Op verzoek van Curaçao heeft Nederland vanaf het voorjaar van 2019 technische assistentie geleverd aan de Programma Management Organisatie die verantwoordelijk was voor de zoektocht naar, en onderhandelingen met, nieuwe exploitanten.

Vraag 3

Heeft Nederland ook inhoudelijk advies gegeven over de te maken afspraken met Klesch? Zo ja, wat waren deze adviezen?

Antwoord 3

Nee, de onderhandelingen over een nieuwe exploitant van de raffinaderij zijn een aangelegenheid van het land Curaçao.

Vraag 4

Is het mogelijk om (eventueel vertrouwelijk) het contract met Klesch in te zien? Zo nee, waarom niet? Zijn de parlementariërs van Curaçao gerechtigd om (eventueel vertrouwelijk) het contract met Klesch in te zien?

Antwoord 4

Nederland heeft geen beschikking over het contract en hier ook nog geen inzage in gehad. Een afweging van eventuele (vertrouwelijke) inzage door de Statenleden van Curaçao is een autonome beslissing van het land Curaçao.

Vraag 5

Hoe is de voortgang ten aanzien van het tijdig geldend krijgen van een algemene maatregel van bestuur die nodig is om de alcoholcontrole in Caribisch Nederland op een moderne manier te laten verlopen? Wordt de deadline van deze AMvB (maart 2020) gehaald?

Antwoord 5

De Minister van Justitie en Veiligheid geeft aan dat de ministerraad op 10 januari jl. heeft ingestemd met het conceptbesluit. Hierop is het besluit aanhangig gemaakt bij de Raad van State voor advies.

De Minister van Justitie en Veiligheid verwacht het advies van de Raad van State op korte termijn te ontvangen. Afhankelijk van het advies kan het noodzakelijk zijn het besluit aan te passen. Daarna volgt bekrachtiging en publicatie. De eerst mogelijke datum van inwerkingtreding is daarmee 1 april 2020. Op dit moment wordt door het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) al wel gebruik gemaakt van de blaastest als indicatiemiddel voor alcoholgebruik in het verkeer. Daarnaast kan zo door de medewerkers ervaring op worden gedaan met de nieuwe werkwijze en het publiek hiermee vertrouwd raken.

Vraag 6

Welk beleid heeft Curaçao ten aanzien van verblijf en tewerkstelling van arbeidsmigranten?

Welk beleid heeft Curaçao ten aanzien van asielzoekers?

Antwoord 6

De belangrijkste bepalingen ten aanzien van het verblijf en tewerkstelling van arbeidsmigranten op Curaçao worden geregeld in de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) en de Landsverordening Arbeid Vreemdelingen (LAV). De Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) stelt dat iedere vreemdeling die toegelaten wil worden tot Curaçao in het bezit moet zijn van een van overheidswege toegekende verblijfstitel. Een rechtmatig toelating tot verblijf wordt van rechtswege toegekend of bij vergunning verleend. De LAV bevat bepalingen inzake de verlening van tewerkstellingsvergunningen. Aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen worden onder meer geweigerd indien op de lokale arbeidsmarkt arbeidskrachten beschikbaar zijn voor het doen verrichten van werkzaamheden waarop de vergunning betrekking heeft. Het beleid is een autonome aangelegenheid van het land Curaçao.

Curaçao kent geen asielprocedure. Individuen kunnen een verzoek tot bescherming doen, op grond van artikel 3 EVRM. Dit artikel verbiedt foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Curaçao is niet aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag. Het feit dat Curaçao niet aangesloten is bij het Vluchtelingenverdrag en derhalve niet gehouden is tot het hebben van een asielprocedure betekent echter niet dat er geen individuele toetsing kan plaatsvinden of dat migranten niet kunnen worden teruggestuurd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik hebben de Eerste en Tweede Kamer met regelmaat uitgebreid geïnformeerd over het vreemdelingenbeleid van Curaçao. Ik verwijs u naar Kamerbrieven en beantwoording van Kamervragen, waarin onder andere wordt ingegaan op de aanvraagprocedure om bescherming op basis van artikel 3 EVRM, opvang (van kwetsbare groepen), vreemdelingenbewaring en terugkeer.1234 en 5

Vraag 7

Bent u op de hoogte van de behoefte aan hulp die maatschappelijke organisaties (waaronder Salu pa tur en het Rode Kruis) hebben om de ondersteuning van ongedocumenteerden te kunnen voortzetten?

Antwoord 7

Er vindt regelmatig overleg plaats tussen Nederland en het Rode Kruis. Het Rode Kruis heeft deze behoefte aan mij kenbaar gemaakt. Momenteel vindt het gesprek hierover plaats tussen diverse Nederlandse ministeries en het Rode Kruis. In de brief van 15 oktober jl.6 is uw Kamer geïnformeerd dat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het aanbod heeft gedaan richting de Minister van Volksgezondheid van Curaçao om te bezien of er in (technische) ondersteuning kan worden voorzien voor de stichting Salú pa Tur.

Vraag 8

Hebben dit soort verzoeken om hulp u via de regering van Curaçao bereikt?

Antwoord 8

Nee.

Vraag 9

Zou u eventueel bereid zijn hulp te overwegen op het moment dat dit soort maatschappelijke organisaties concrete verzoeken hebben?

Antwoord 9

Mocht een dergelijk hulpverzoek aan de orde zijn, dan hecht ik er aan dat deze organisaties, gelet op de staatkundige verhoudingen, zich eerst wenden tot de landen, voordat zij zich wenden tot de Nederlandse regering. Een eventueel hulpverzoek wijs ik niet bij voorbaat af, maar de Rijksbegroting voorziet niet structureel in een respons op dergelijke verzoeken. Daarbij komen de landen binnen het Koninkrijk – of maatschappelijke organisaties die opereren in de landen – ook niet aanmerking voor Official Development Assistance (ODA-middelen). Hierover heeft de Minister van BHOS uw Kamer op 14 januari 2019 geïnformeerd.7

Vraag 10

Deelt u de opvatting dat de huidige opvang van migranten in de barakken op Curaçao ongeschikt is voor een verblijf van meer dan een aantal dagen?

Antwoord 10

Het is van belang dat vreemdelingen niet langer verblijven in de vreemdelingenbewaring dan de Curaçaose regelgeving toelaat. Ik maak mij zorgen over de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK. Hierover hebben de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en ik naar aanleiding van Kamervragen van de leden Groothuizen en Diertens (D66) de Tweede Kamer onlangs geïnformeerd.8

Vraag 11

Welke concrete hulpverzoeken hebt u gekregen van Curaçao voor een menswaardige langere opvang van migranten?

Antwoord 11

Curaçao verzocht in 2019 om ondersteuning bij de opvang van personen die zich in een uitzonderlijk kwetsbare situatie bevinden na het indienen van een aanvraag tot bescherming. Curaçao gaf hierbij aan dat voor de overige aanvragers in principe geen opvang wordt gerealiseerd.

Vraag 12

Waarom zijn de nieuwe ziekenhuizen op Aruba, Curaçao, Bonaire en Sint Maarten er niet in geslaagd om onderling afspraken te maken over specialistische medische zorg, zodat patiënten van alle (ei)landen minder vaak naar Colombia of andere landen in de verre omgeving hoeven worden gestuurd en zorggeld binnen het Koninkrijk blijft?

Antwoord 12

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat er verschillende redenen zijn waarom de ziekenhuizen geen structurele afspraken maken om patiëntenstromen grotendeels binnen het Koninkrijk te houden. Belangrijkste reden voor medische uitzendingen buiten het Koninkrijk is dat de ziekenhuizen niet alle specialismen in huis hebben. Voor de tertiaire zorg zal het vaak nodig blijven om dit buiten het Koninkrijk in te kopen. Daarnaast besluiten de ziekenhuizen zelf over zaken als uitbreiding van specialismen, investeringen en samenwerking. Ook speelt mee dat de ziekenhuizen in verschillende landen van het Koninkrijk staan en dat volksgezondheid een autonome aangelegenheid is. De regeringen handelen daar naar als het gaat om de afstemming van specialismen in hun ziekenhuizen.

Vraag 13

Welke mogelijkheden ziet u om nu alsnog afspraken te maken over verdeling van specialistische medische zorg in de ziekenhuizen in/op de verschillende (ei)landen?

Antwoord 13

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat dit onderwerp andermaal zal worden geagendeerd tijdens het Vierlandenoverleg Volksgezondheid dat nog moet worden ingepland. Zoals te doen gebruikelijk zal hij u over de gemaakte afspraken te zijner tijd nader informeren.

Vraag 14

Blijft de intensieve samenwerking tussen het CMC op Curaçao en het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam ook in de toekomst voortbestaan?

Antwoord 14

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat het CMC de afgelopen periode vanuit het Erasmus MC is ondersteund. Naar de Staatssecretaris heeft begrepen, is deze samenwerking vruchtbaar gebleken. Het is aan het Erasmus MC, het CMC en de regering van Curaçao om te besluiten of deze samenwerking wordt voortgezet.

Vraag 15

Welke mogelijkheden ziet u om digitaal en op afstand de opleiding van medisch personeel, het uitvoeren van medische handelingen en het begeleiden van bestuurders van ziekenhuizen in het Caribisch deel van het Koninkrijk uit te breiden?

Antwoord 15

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat de inzet van technologie in het zorgdomein steeds belangrijker wordt. Goed gebruik en zorgvuldige implementatie kan zorg toegankelijker maken en dichterbij huis brengen. De landen in het Caribisch gebied zijn verantwoordelijk voor de organisatie van hun eigen zorgsysteem. Voor Caribisch Nederland worden de eerste verkennende gesprekken gevoerd naar de praktische mogelijkheden voor de inzet van e-health oplossingen. Dit passend bij de omstandigheden van elk eiland.

Vraag 16

Welke mogelijkheden ziet u om de wel heel hoge kosten van het vervoer tussen Bonaire, Saba en Sint Eustatius te verminderen, onder meer door het aanbod van vluchten door meerdere maatschappijen te vergroten?

Antwoord 16

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat onderzoekt op dit moment, in samenspraak met Caribisch Nederland en betrokken departementen, de mogelijkheden om iets te doen aan de hoge kosten van het intereilandelijk vervoer voor de bewoners van Caribisch Nederland. De Minister geeft aan dat zij echter geen directe invloed heeft op het aantal luchtvaartmaatschappijen dat binnen Caribisch Nederland opereert omdat dit door de markt zelf wordt bepaald. De Kamerleden Kuiken (PvdA) en Bosman (VVD) hebben hier recent ook vragen over gesteld.9

Vraag 17

Bent u bereid om de regeringscommissaris bij zijn eerstvolgende komst naar Nederland toestemming te geven voor een openbaar gesprek met de leden van de commissie Koninkrijksrelaties over de voortgang van de uitvoering van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius?

Antwoord 17

Ja.

Vraag 18

Passen de geplande verkiezingen in oktober 2020 in de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, of moet deze wet hiervoor worden aangepast? Zo ja, wanneer gaat u dit wetsvoorstel indienen?

Antwoord 18

In mijn brief van 24 september jl.10 aan uw Kamer heb ik mijn voornemen aangekondigd om op basis van een nieuwe tijdelijke formele wet de eilandraadsverkiezingen te organiseren. Ik verwacht naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, het wetsvoorstel op korte termijn naar uw Kamer te kunnen verzenden.

Vraag 19

Betekenen de verkiezingen in oktober tevens het einde van het bestuurlijk ingrijpen in het kader van de taakverwaarlozing op Sint Eustatius? Zo nee, op welke wijze wordt het nieuwe bestuur van het eiland begeleid in het afronden van dit proces van bestuurlijk herstel?

Antwoord 19

Zoals ik in mijn brief van 24 september jl. aan uw Kamer al aangaf, is mijn beleidsvoornemen om de bestuurlijke ingreep te verlengen. De voorgenomen eilandraadsverkiezingen betekenen dus niet het einde van het bestuurlijk ingrijpen op Sint Eustatius. Mijn redenering die hieraan ten grondslag ligt, staat beschreven in de eerdergenoemde Kamerbrief.11

Met het wetsvoorstel dat ik in de brief aankondigde, zal een zogenaamd overgangsregime mogelijk worden, waarbij de reguliere bestuurlijke verhoudingen op geleidelijke wijze hersteld kunnen worden. Dat stelt de regeringscommissaris in staat om zo lang als nodig een rol te blijven vervullen binnen het eilandsbestuur. Tevens krijgen de nieuwe eilandraadsleden en de (potentiële) bestuurders en ambtenaren opleidingen aangeboden. Deze drie elementen zorgen voor de begeleiding van het nieuwe bestuur richting volledig bestuurlijk herstel en het einde van de bestuurlijke ingreep.

Vraag 20

Wat wordt na de verkiezingen de positie van de regeringscommissaris? Vertrekt hij van het eiland of blijft hij nog actief, bijvoorbeeld als procesbewaker? Zo ja, hoe gaat die functie er in hoofdlijnen dan uitzien?

Antwoord 20

Omdat de reguliere bestuurlijke verhoudingen geleidelijk worden hersteld, is het van belang dat de regeringscommissaris ook na de voorgenomen verkiezingen van de leden van de eilandsraad een rol blijft vervullen binnen het eilandsbestuur. Zolang bestuursorganen nog niet zijn hersteld of nog niet zelfstandig en naar behoren te kunnen functioneren, is het niet verantwoord de bestuurlijke ingreep volledig te beëindigen; in deze fase heeft de aanwezigheid van de regeringscommissaris een toegevoegde waarde. De precieze rol en verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris na de verkiezingen wordt bepaald in de nieuwe tijdelijke wet.

Vraag 21

Is overwogen om met de beoogde kandidaten voor de verkiezingen op Sint Eustatius bindende afspraken te maken over een goede en tijdige afronding van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius?

Antwoord 21

Het voornemen is de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius in te trekken bij inwerkingtreding van de (nieuwe) tijdelijke wet. Zoals eerder vermeld, voorziet het wetsvoorstel in de geleidelijke afbouw en eindigt de bestuurlijke ingreep niet met de voorgenomen verkiezingen van de eilandsraad. Er zijn momenteel geen beoogde kandidaten voor de verkiezingen op Sint Eustatius; het staat iedereen vrij zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen. Ik maak zo nodig afspraken met de regeringscommissaris wat betreft de taken die voortvloeien uit de Tijdelijke wet en het aangekondigde wetsvoorstel.

Vraag 22

Is overwogen om in samenspraak met de bewoners van Sint Eustatius een protocol op te stellen waaraan de nieuw te kiezen volksvertegenwoordigers en bestuurders na de verkiezingen van oktober zich gehouden weten? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?

Antwoord 22

Nieuwe volksvertegenwoordigers en bestuurders zijn gehouden aan de dan geldende wet- en regelgeving, waaronder de WolBES en de FinBES. In de opvolger van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius wordt bepaald hoe de bestuursorganen zich verhouden tot de regeringscommissaris. Zoals vermeld zal de regeringscommissaris ook na de eilandraadsverkiezingen een rol binnen het eilandsbestuur vervullen. Uw Kamer wordt op korte termijn, middels het wetsvoorstel, geïnformeerd over de concrete uitwerking van de onderlinge verhouding. Om deze redenen heb ik een additioneel protocol niet overwogen.

Vraag 23

Deelt u de zorgen over de situatie bij de CBCS en over de stabiliteit van het financiële stelsel op Curaçao en Sint Maarten?

Antwoord 23

De situatie met betrekking tot de stabiliteit van het financiële stelsel op Curaçao en Sint Maarten is al langer een punt van zorg. De crisis rond de Girobank, die al sinds 2013 in een noodregeling verkeert, en het tekortschietend toezicht hierin door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), heeft dit verder versterkt. Het versterken van de governance, alsmede de inrichting van het toezicht op de financiële markten, is in eerste instantie een landsaangelegenheid. Vanwege de verwevenheid van de financiële markten van die landen met Caribisch Nederland en onze betrokkenheid binnen het Koninkrijk, heeft het kabinet de afgelopen maanden vinger aan de pols gehouden en ook technische ondersteuning aangeboden. Er zijn concrete suggesties gedaan voor de aanpak van de problemen en voor samenwerking bij het zoeken naar oplossingen. De Minister van Financiën heeft onder andere ook de suggestie gedaan dat het Internationaal Monetair Fonds benaderd wordt vanwege haar kennis en kunde op het gebied van het verbeteren van financiële stabiliteit in kwetsbare kleine economieën. Het blijft aan de landen Curaçao en Sint Maarten om de noodzakelijke maatregelen te nemen en hervormingen door te voeren.

Vraag 24

Kunt u uitsluiten dat de afgelopen jaren politieke beïnvloeding heeft plaatsgevonden op de CBCS?

Antwoord 24

Het dagelijks bestuur van de CBCS wordt gevormd door de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur besluit op basis van consensus over de uitvoering van haar taken. Indien consensus niet bereikt kan worden, beslist de president van de CBCS. De drie leden van de Raad van Bestuur worden door Curaçao en Sint Maarten benoemd op basis van reputatie en beroepservaring op financieel-economisch gebied. In het statuut van de Centrale Bank is vastgelegd dat beïnvloeding van de uitvoering van de taken van de CBCS door regeringen of andere instellingen van Curaçao of Sint Maarten niet is toegestaan. Het is de verantwoordelijkheid van de actoren op Curaçao en Sint Maarten om op deze wijze uitvoering te geven aan hun rollen. De Minister van Financiën staat daar als Minister van het land Nederland op afstand van (en vanuit die rol kan de Minister ook niet garanderen dat er geen politieke beïnvloeding heeft plaatsgevonden). In dat licht wil de Minister van Financiën benadrukken dat het belangrijk is dat partijen elkaars rollen en verantwoordelijkheden respecteren. Verder kan de Minister uit ervaring zeggen dat bij het vinden van oplossingen voor problemen in de financiële sector een goede samenwerking tussen overheid en toezichthouder van groot belang is.

Vraag 25

Heeft de relatief kleine CBCS voldoende kennis en kunde om de relatief grote financiële sector op Curaçao en Sint Maarten te controleren? Zo nee, op welke manier zou schaalvergroting mogelijk zijn?

Antwoord 25

Zie antwoord op vraag 23.

Vraag 26

Op welke manier heeft DNB invloed op het beleid en de uitvoering daarvan door de CBCS?

Antwoord 26

De Minister van Financiën geeft aan dat de DNB in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) verantwoordelijk is voor het prudentieel toezicht en het integriteitstoezicht op door de Wet financiële markten BES bepaalde instellingen. Kenmerkend voor de financiële sector in Caribisch Nederland is dat deze voor het overgrote deel bestaat uit bijkantoren van financiële ondernemingen die hun zetel in Curaçao of Sint Maarten hebben. De CBCS is als home toezichthouder verantwoordelijk voor prudentieel toezicht op deze bijkantoren, DNB voor het integriteitstoezicht. Dat betekent dat DNB voor het toezicht in Caribisch Nederland in belangrijke mate afhankelijk is van de CBCS.

Vraag 27

In hoeverre is DNB medeverantwoordelijk voor de problemen bij de CBCS?

Antwoord 27

De CBCS valt, als onafhankelijke centrale bank van Curaçao en Sint Maarten, onder de (systeem)verantwoordelijkheid van de landsbesturen van die landen. Gegeven de stevige verwevenheid van de financiële sector van Curaçao en Sint Maarten met die van Caribisch Nederland werkt DNB evenwel zoveel mogelijk met andere toezichthouders binnen het Caribisch gebied samen. De afgelopen jaren heeft DNB samen met het Ministerie van Financiën onder andere aangedrongen op structurele verbeteringen in de governance en werkwijze van de CBCS, zodat op de middellange termijn de kwaliteit van het toezicht door de CBCS verbetert. Een goede verhouding tussen DNB en CBCS alsook de uitwisseling van informatie en kennis is van groot belang gelet op de verwevenheden tussen Caribisch Nederland aan de ene kant en Curaçao en Sint Maarten aan de andere kant.

Vraag 28

Is Nederland in het kader van het Koninkrijk mede verantwoordelijk voor het goed functioneren van het CBCS? Zo ja, hoe zou die verantwoordelijkheid dan beter kunnen worden genomen?

Antwoord 28

Zie antwoord op vraag 23.

Vraag 29

In hoeverre is de BIBOB-wetgeving van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Zou het niet wenselijk zijn om in het kader van het tegengaan of voorkomen van ondermijning te starten met het inrichten van een RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) en het organiseren van bijbehorende instrumenten, zoals BIBOB-wetgeving?

Antwoord 29

De Minister van Justitie en Veiligheid geeft aan dat er momenteel geen Bibob-wetgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is. Wel werkt een werkgroep voorstellen uit voor een Bibob variant die werkzaam zal zijn voor Caribisch Nederland. Het is van belang dat de drie eilanden gezamenlijk optrekken, zodat criminelen niet uitwijken naar de zwakste schakel. Tevens laat de Minister de mogelijkheid van het opzetten van een Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Caribisch Nederland (RIEC CN) verkennen.

Vraag 30

Kunt u uiteenzetten hoe de oproep van het IPKO om te komen tot een taskforce op het vlak van detentieomstandigheden, alternatieve straffen en resocialisatie besproken is tijdens het Justitieel Vierlanden Overleg? Kunt u de leden van het IPKO informeren over de besluitvorming op dit punt?

Antwoord 30

In de kabinetsappreciatie van de IPKO-afsprakenlijst d.d. 11 maart jl.12 heb ik u hierover geïnformeerd.

Vraag 31

Waarom is de meldkamer van het Politiekorps Caribisch Nederland (KPCN) niet direct aangesloten op de politiemeldkamers in Nederland, bijvoorbeeld op de meldkamer van de Landelijke Eenheid in Driebergen? Is het vanuit het oogpunt van privacyregelgeving zonder meer mogelijk om politie-informatie op adequate wijze te delen tussen Nederland en het Caraïbisch deel van Nederland vice versa?

Antwoord 31

De Minister van Justitie en Veiligheid geeft aan dat toen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in 2010 openbare lichamen van Nederland werden, ervoor gekozen is om Europese regelgeving (Telecommunicatiewet) niet te implementeren. In de Telecomwet zijn vereisten voor het aanleveren van 1-1-2-verkeer opgenomen, waaraan momenteel niet voldaan kan worden. Verder geeft de Minister aan dat er praktische bezwaren zijn op het gebied van taal (er wordt onder meer Papiamento en Engels gesproken op de BES) en van noodzakelijke kennis van de lokale situatie. Die bezwaren verzetten zich tegen het aansluiten van de meldkamer op de BES op de meldkamer van de landelijke eenheid.

Het is vanuit privacyregelgeving zonder meer mogelijk om politie-informatie te delen tussen Nederland en Caribisch Nederland.

Vraag 32

Welke mogelijkheden bestaan er om de uitvoeringscapaciteit van het Openbaar Lichaam Bonaire te versterken vanuit Nederland? Deelt u de opvatting dat die versterking vooral vorm zou kunnen krijgen vanuit gemeenten, vanuit de VNG, vanuit ambtenaren en vanuit bestuurders die actief zijn (geweest) op lokaal Nederlands niveau? Welke initiatieven lopen er op dit vlak en wat zijn de mogelijkheden om dit te intensiveren? Kunt u deze vragen ook beantwoorden voor het verstevigen van de uitvoeringscapaciteit op Curaçao?

Antwoord 32

In juni 2019 heb ik een intentieverklaring ondertekend om samen met de VNG een impuls te geven aan de uitwisseling van ambtenaren tussen Europees Nederlandse gemeenten en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op korte termijn wordt dit omgezet in een samenwerkingsovereenkomst. Sinds het tekenen van de intentieverklaring zijn diverse gemeenteambtenaren tijdelijk naar Bonaire gegaan om de lokale uitvoeringskracht te versterken. Dat heeft ook geleid tot langdurige samenwerkingen met verschillende Europees Nederlandse gemeenten. Ook zijn er gemeenten die hebben aangegeven graag bij te willen dragen aan het versterken van de uitvoeringskracht in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daar blijven wij mee in contact om te onderzoeken hoe die bijdrage vorm kan krijgen. Onderdeel van de afspraken met de VNG en de gemeenten is dat zij altijd vraaggestuurd werken; er wordt ondersteuning geboden op verzoek van de (ei)landen.

Vraag 33

Kunt u uitleggen waarom de grensbewakingstaak – zeker waar het gaat om toezicht op personen van buiten het Koninkrijk – een taak van de landen zelf is? Klopt het dat de Koninklijke Marechaussee helpt bij de grensbewaking op Curaçao, Sint Maarten en Aruba?

Waar bestaat die hulp uit? Waarom wordt deze grensbewaking niet zelfstandig door de Koninklijke Marechaussee uitgevoerd, maar onder gezag van de lokale politie?

Antwoord 33

Grensbewaking en personenverkeer vormen geen aangelegenheden van het Koninkrijk, maar zijn autonome aangelegenheden van de landen. De Koninklijke Marechaussee staat de landen bij, op basis van artikel 38 van het Statuut, in het versterken van het grenstoezicht. De inzet van in totaal 43 FTE vindt op verzoek en onder lokaal gezag van de bevoegde autoriteiten van de landen plaats. De contouren van deze inzet zijn vastgelegd in het Protocol inzake de inzet van personeel vanuit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee.

Vraag 34

Wat is u bekend van de kwaliteit van de controle op verdovende middelen op het vliegveld van Curaçao? Kan de politie, de douane dan wel de Koninklijke Marechaussee gebruik maken van lading- en body-scanners? Is er sprake van 100%-controle of laat men alles door in de veronderstelling dat er op Schiphol controle plaatsvindt? Welke faciliteiten zijn er in de haven om in- en uitgaande schepen te controleren op verdovende middelen?

Antwoord 34

De grenscontroleprocessen inclusief de drugscontroles zijn een autonome aangelegenheid van Curaçao. De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat er een functionerende bolletjesscanner op Hato aanwezig is zoals de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer ook op 28 november 2019 heeft geschreven.13 Ook hebben de autoriteiten mij aangegeven dat er geen 100% controle plaatsvindt op Hato zoals die op Schiphol is ingericht.

De Curaçaose autoriteiten hebben aangegeven dat er in de zeehaven twee mobiele goederenscanners aanwezig zijn, die sinds ongeveer twee jaar defect zijn. In de zeehaven wordt momenteel in afwezigheid van de scanners fysiek gecontroleerd, deels steekproefsgewijs en deels op basis van inlichtingen. In het verbetervoorstel goederenscanners van de Baselines zee- en luchtgrenzen is de aanschaf van 1 nieuwe goederenscanner voor de zeehaven van Curaçao aanbevolen. Het is aan Curaçao zelf om uitvoering te geven aan de verbetervoorstellen.

Vraag 35

Wat is de voortgang van de Baselines zee- en luchtgrenzen zoals beschreven in het verslagvan het JVO dat op 30 september 2019 is verstuurd aan de Kamer? Welke maatregelen zijn inmiddels geïdentificeerd om te komen tot minimale grensnormen? Heeft het implementatieteam inmiddels een definitief plan van aanpak kunnen presenteren? Welke (zelfstandige) rol heeft de Koninklijke Marechaussee toebedeeld gekregen in dit plan van aanpak ten aanzien van de grensbewaking?

Antwoord 35

Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid en ik u bij brief van 13 februari jl. hebben geïnformeerd, is tijdens het JVO van januari 2020 de voortgang van de Baselines zee- en luchtgrenzen besproken.14 Er zijn in het JVO van januari 2020 drie verbetervoorstellen ingebracht, waarvan één definitief en twee in concept. Het definitieve verbetervoorstel omvat een advies over de inzet van goederenscanners en bijbehorende trainingen voor de diensten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. In het verbetervoorstel goederenscanners is geen specifieke rol voor de Koninklijke Marechaussee beschreven.

Vraag 36

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van het aantal controles en de drugsvangsten op Schiphol?

Antwoord 36

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft mede namens mij op 28 november 2019, op basis van verkregen gegevens van de Staatssecretaris van Financiën, uw Kamer ingelicht over het aantal drugsvangsten op Schiphol uit het Caribisch gebied van de afgelopen 5 jaar.15

Vraag 37

Herinnert u zich de opmerking die gemaakt is tijdens het begrotingsdebat Koninkrijksrelaties van 7 oktober 2015: «Ik wil de Minister echter meegeven en op het hart drukken, dat deze aanleg van wegen niet gaat leiden tot het aanleggen van een vierbaans snelweg met vorstbestendig ZOAB voorzien van hectometerpaaltjes en een Arbo technisch verantwoorde vangrail en middenberm.»? Klopt het dat de weg die aangelegd zou worden op Sint Eustatius weer vertraging oploopt omdat het beton voor de weg van een sterkte moet zijn die bedoeld is voor kademuren?

Antwoord 37

Nee, dat klopt niet. Het uitgangspunt bij het ontwerp voor het eerste wegenproject Cherry Tree, waaraan u waarschijnlijk refereert, was een robuust ontwerp om een onderhoudsarme weg te realiseren. Daarnaast is in het ontwerp rekening gehouden met de klimatologische omstandigheden op het eiland zoals de hoge temperaturen, een zeeklimaat en extreme regenval. Hierop is de norm voor de wegen gebaseerd. Overigens is een volgend project (de haarspeldbocht naar de haven) inmiddels in aanbesteding. Dit project moet wel voldoen aan zwaardere kwaliteitseisen, onder andere omdat het de ontsluitingsweg naar de haven betreft waarover veelvuldig zwaar verkeer plaatsvindt, en is daarom niet representatief voor de overige wegenprojecten.

Vraag 38

Waarom is voor die extra zware norm voor de weg op Sint Eustatius gekozen? Wie heeft voor die extra zware norm voor de weg op Sint Eustatius?

Antwoord 38

Zie antwoord vraag 37.

Vraag 39

Waarom lukt het Saba wel om gewoon wegen aan te leggen? Wat doet het lokale bestuur daar? Kunnen we daarvan leren?

Antwoord 39

De staat van het wegennet van Saba is niet vergelijkbaar met die van Sint Eustatius. Saba heeft het beheer en onderhoud van de wegen op orde en heeft hier middelen op de eigen begroting voor vrijgemaakt. Het onderhoud op Saba vindt voornamelijk in eigen beheer van het openbaar lichaam plaats en er worden lokale partijen benut bij de uitvoering daarvan. Dat heeft voordelen omdat die partijen de lokale context en omstandigheden goed kennen. Op Sint Eustatius is sprake van veel achterstallig onderhoud aan de wegen. Het is het openbaar lichaam Sint Eustatius niet of in veel mindere mate gelukt om eigenstandig de wegen te onderhouden en te beheren. Dat heeft ook te maken met prioritering van voormalige bestuurders. In de huidige situatie is voor het eerste wegenproject op Sint Eustatius een hoofdaannemer van buiten het eiland aangezocht. Het contract met deze aannemer is uiteindelijk opgezegd vanwege wanprestatie. Recent is Sint Eustatius begonnen een aantal wegen in eigen beheer op te knappen en zo doende het voorbeeld van Saba te volgen. De eerste resultaten daarvan zijn inmiddels zichtbaar en bemoedigend.

Vraag 40

Zijn Bonaire, Saba en Sint Eustatius op 10-10-10 in een goede uitgangspositie gezet dan wel gebracht ten aanzien van de investeringen in de infrastructuur? Is er een 0-meting gehouden?

Antwoord 40

Voorafgaand aan de transitie hebben Europees Nederland en Caribisch Nederland bestuurlijke afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling voor de fysieke infrastructurele voorzieningen. De drie openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de aanleg en onderhoud van wegen en de exploitatie en onderhoud van de zee- en luchthavens. Dit dienen zij te financieren vanuit de vrije uitkering. De verantwoordelijkheid van het Rijk is beperkt tot waar de veiligheid in het geding komt (o.a. toezicht op de luchthavens en zeehavens). Voor wegen geldt dat deze taak niet expliciet is genoemd in de taakverdeling. In de besluitenlijsten uit 2009 en 2010 die zien op de afspraken rond de taakverdeling is daarover afgesproken dat taken die niet in het overzicht van de taakverdeling zijn opgenomen worden beschouwd als een taak van het openbaar lichaam, tenzij uit een wettelijke grondslag blijkt dat het een landstaak betreft.

Op basis van het vastgestelde eilandelijke takenpakket is een bedrag voor de vrije uitkering vastgesteld dat de drie openbare lichamen jaarlijks ontvangen. Dit bedrag is een aantal maal naar boven bijgesteld. In 2015 is door IdeeVersa onderzoek gedaan naar de hoogte van de vrije uitkering. Uit dit onderzoek bleek dat de Vrije Uitkering niet toereikend is voor het uitvoeren van de eilandelijke taken. De commissie Spies constateerde ook dat het achterstallig onderhoud aan de infrastructuur een blijvend punt van zorg is. Zij schrijft daarover: «als rondom de transitie door het Rijk eenmalig zou zijn geïnvesteerd in het wegwerken van het achterstallig onderhoud, had dat de eilanden een betere startpositie gegeven om hun verantwoordelijkheden op het gebied van fysieke infrastructuur waar te kunnen maken.» Sinds 2010 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verschillende investeringen gedaan in de infrastructuur van Caribisch Nederland en middelen overgemaakt aan de eilanden. Het kabinet heeft in het Regeerakkoord uit 2017 € 5 mln. structureel beschikbaar gesteld voor exploitatie, beheer en onderhoud.

Tegelijkertijd erkent het kabinet, zoals in de kabinetsreactie op de rapporten van de Raad van State en het interdepartementaal beleidsonderzoek van 4 oktober 2019 staat verwoord,16 dat er nog een aanzienlijke opgave ligt voor het Rijk en de openbare lichamen. De fysieke infrastructuur vertoont achterstallig onderhoud, de staat van de natuur en in het bijzonder het koraal is niet toekomstbestendig, de bestuurskracht is nog onvoldoende verstevigd en het ambtenarenapparaat mist voldoende kennis en capaciteit. Het kabinet heeft daarom in de kabinetsreactie toegezegd nu al eenmalig 10 miljoen euro vrij te maken voor investeringen in achterstanden in het fysieke domein op alle drie de eilanden. Het kabinet heeft daarnaast aangegeven samen met de openbare lichamen de huidige taakverdeling te gaan herijken. Bij de herijking van de taakverdeling hoort ook de vraag of de daarbij horende financiële middelen nog wel passend zijn. Als een taak bij het eiland wordt belegd, moet er adequate financiering zijn. Omgekeerd geldt hetzelfde: als het departement de taak oppakt, hoort daar ook adequate financiering bij. Het is tenslotte belangrijk om bij investeringen ook aandacht te hebben voor het structureel onderhoud en vervanging. Het kabinet zal de hoogte van de vrije uitkering betrekken bij de herijking van de taakverdeling. Om de administratieve lasten voor de openbare lichamen te verlagen en de beleidsruimte te vergroten wordt bovendien bezien of meerjarige incidentele uitgaven kunnen worden gebundeld en ondergebracht in structurele bijdragen.

Vraag 41

Wat is de staat van de infrastructuur nu ten opzichte van de staat van de infrastructuur op 10-10-10?

Antwoord 41

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat geeft aan dat de staat van de infrastructuur is verbeterd sinds 2010.

De start- en landingsbaan op de luchthaven van Bonaire en Saba zijn gerenoveerd. Op Sint Eustatius zijn de baan, taxibaan en platform gerenoveerd. De veiligheidsstroken rondom de baan op Bonaire en Saba zijn vlak en obstakelvrij gemaakt. Bonaire heeft een nieuwe verkeerstoren. Op Saba is de luchthaventerminal vernieuwd en op Sint Eustatius zullen de nieuwe toren en terminal volgens planning eind 2020 worden opgeleverd. Op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn alle hekwerken rondom de drie luchthavens vernieuwd.

De steiger van de haven van Bonaire is vernieuwd in 2018. Saba werkt aan de bouw van een robuuste veilige nieuwe haven. Met Sint Eustatius wordt gewerkt aan planvorming om de haven te verbeteren.

De wegen van Saba worden continu onderhouden en verbeterd. Met behulp van een renteloze lening van IenW is een weg verbreed op Saba. De staat van de wegen op Bonaire en Sint Eustatius was en is slechter dan op Saba. Met incidentele middelen uit 2015 en middelen uit het regeerakkoord van 2017 worden wegen verbeterd op alle drie de eilanden. Op Bonaire werkt men momenteel aan de wegen bij de scholen en op Sint Eustatius zijn meerdere wegenprojecten parallel in uitvoering.

Vraag 42

Op het gebied van landbouw is op Bonaire een begin gemaakt met het aanstellen van een transitiemanager; welke voortgang ziet u op het gebied van landbouw op Bonaire? Welke deadlines zijn er afgesproken om er voor te zorgen dat de landbouw nu echt van de grond komt? Hoe staat het met landbouw op Saba en Sint Eustatius?

Antwoord 42

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat de transitiemanager naar verwachting op korte termijn zal beginnen. Deze maand zal het Bestuurscollege van Bonaire een besluit nemen over het aanstellen van een transitiemanager voor de herinrichting van de dienst Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV). Daarna zal de waarnemend Rijksvertegenwoordiger nog zijn goedkeuring moeten geven. De eerste periode betreft een adviestraject met betrekking tot het inrichten van het kenniscentrum waarover in mei 2020 besluitvorming zal plaatsvinden. De herinrichting zelf zal ca. 9 tot 12 maanden in beslag nemen, waarmee de formele opening van deze «nieuwe» LVV is gepland voor het eerste kwartaal van 2021.

Op Saba zijn er middelen uit de Regio-enveloppe beschikbaar gesteld ter ontwikkeling van hydroponics, wat een duurzame methode is om groenten en fruit te verbouwen. Daarnaast is er uit de Bijzondere Uitkering Natuur Caribisch Nederland een project gefinancierd ter ontwikkeling van een landbouwgebied, waar de landbouwdienst van het Openbaar Lichaam Saba tegenwoordig verschillende gewassen verbouwt. Op zowel Saba als Sint Eustatius wordt er samen met de openbare lichamen gewerkt aan het professionaliseren van de geitenhouderij.

Vraag 43

Het Team bestrijding ondermijning is zeer succesvol in haar aanpak; is dit programma al een vast onderdeel in de begroting of is hier nog sprake van projectfinanciering? Is het voor het krijgen van mensen voor het TBO niet onwenselijk dat de termijn van plaatsing beperkt dan wel ongewis is?

Antwoord 43

De ondermijningsaanpak betreft momenteel nog een projectmatige aanpak waarbij financiering tot en met 2021 is gegarandeerd. Deze tijdelijke constructie loopt voor het einde van de financiering tegen praktische beperkingen op. Opsporingsonderzoeken zullen namelijk moeten worden afgerond, omdat het team te maken heeft met meerjarige uitzendingen die richting het einde van de projectduur in het geding zijn. Ook kunnen er tegen het einde van de projectduur geen nieuwe onderzoeken worden gestart, terwijl daar wel aanleiding en noodzaak toe kan zijn. Voortzetting van deze, of een vergelijkbare aanpak, waar de leden Van Raak en Bosman een motie over hebben ingediend (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 24), is dan ook mijn ambitie en die van de Minister van Justitie en Veiligheid. Dat vraagt keuzes en nauwe samenwerking binnen het Koninkrijk.

Vraag 44

Kan de commissie inzicht krijgen in de kostenopbouw van RCN? Hoeveel geld gaat er naar de interne bedrijfsvoering, hoeveel naar huur en onderhoud van panden, hoeveel geld gaat er naar de shared service organisatie van RCN?

Antwoord 44

Het RCN is een gezamenlijke organisatie van alle op de eilanden gesitueerde departementen uit Nederland. Namens de rijksoverheid is het Ministerie van BZK centraal aanspreekpunt voor Caribisch Nederland, maar de aansturing, verantwoordelijkheid voor het beleid en de regelgeving in Caribisch Nederland vindt plaats bij deze departementen. Binnen het RCN is de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO CN). De totale apparaatsuitgaven van de SSO CN zijn voor 2020 begroot op € 14,142 mln. De departementen dragen bij aan de bedrijfsvoeringskosten van de SSO CN op basis van een verdeelsleutel. Daarnaast zijn er verschillende eigen bedrijfsvoeringskosten van de individuele departementen die niet via deze verdeelsleutel worden gefinancierd, maar rechtstreeks door de departementen zelf. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld personeelskosten, reis- en verblijfskosten. Het RCN wordt dus gefinancierd vanuit alle departementen en verantwoording hierover vindt plaats in de begrotingen van deze departementen. De totale gebruiksvergoeding die de RCN aan het Rijksvastgoedbedrijf overmaakt, bedraagt $ 0,98 mln. per jaar. Dit bedrag heeft betrekking op de huur van de panden die door de RCN in gebruik zijn. De onderhoudskosten worden in de begroting van het RVB verantwoord.

Vraag 45

Zijn de gebouwen van RCN eigendom van de openbare lichamen of vallen zij onder het Rijksvastgoedbedrijf? Wie is er verantwoordelijk voor onderhoud? Wie is verantwoordelijk voor de kosten van onderhoud, vernieuwing en aanpassing van de gebouwen van de RCN?

Antwoord 45

RCN neemt in Caribisch Nederland al haar panden af van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het RVB heeft enkele panden in eigendom, het restant wordt gehuurd.

De panden zijn opgenomen in het huisvestingsstelsel dat ook van toepassing is voor de rijksdiensten in Nederland. Het onderhoud wordt uitgevoerd door het RVB. Hiervoor maakt het RVB meerjaren onderhoudsplanningen. De kosten zijn, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, voor rekening van de verhuurder of de gebruiker van het gebouw. Vernieuwingen n.a.v. een wijziging in de functionele behoefte van een organisatie komen in de meeste gevallen voor rekening van de betreffende organisatie. De uitvoering vindt plaats onder regie van het RVB.

Vraag 46

In een klein ambtenarenapparaat als op Sint Eustatius is het niet mogelijk om alle expertise in huis te hebben en is ook vaak niet nodig om alle expertise altijd in huis te hebben; hoe schat u de mogelijkheid in om expertise tijdelijk beschikbaar te stellen? Is dat behalve fysiek ter plekke ook in te vullen door extra capaciteit op de ministeries beschikbaar te maken voor projecten op Bonaire, Saba en Sint Eustatius?

Antwoord 46

Het is inderdaad een feit dat de expertise niet op alle vlakken aanwezig is op Sint Eustatius. Dat geldt in zijn algemeenheid voor alle drie de openbare lichamen. Momenteel wordt gekeken of vanuit (kleine) gemeenten tijdelijk expertise beschikbaar kan worden gesteld, in navolging van de samenwerking met VNG. Zie ook het antwoord op vraag 32. Zo zijn er contacten gelegd met de gemeente Maassluis voor het helpen van Sint Eustatius onder andere in aanloop naar de verkiezingen. Het ligt in de rede om capaciteit van gemeenten in te zetten in plaats van capaciteit van ministeries. De uitdagingen in Caribisch Nederland lijken in grote mate op die van gemeenten in Nederland, en in mindere mate op uitdagingen waar Rijksambtenaren ervaring mee hebben.

Vraag 47

Nu de nieuwe regering van Sint Maarten is gevormd, kunt u in hoofdlijnen al aangeven hoe de samenwerking naar verwachting gaat verlopen? Worden de voorwaarden ten aanzien van de beschikbaarstelling van het wederopbouwgeld vanuit de Wereldbank ook door de nieuwe regering onderschreven?

Antwoord 47

De nieuwe regering van Sint Maarten is nog niet gevormd. Ik kan daarom nog weinig zeggen over de samenwerking, behalve dat ik uitkijk naar een constructieve en voortvarende samenwerking. De gouverneur heeft de opdracht meegegeven aan de formateur (de huidige interim-Minister-President Silveria Jacobs) om prioriteit te geven aan zes onderwerpen, waaronder de wederopbouw van Sint Maarten en de afspraken die daarvoor zijn gemaakt met de Wereldbank en Nederland.

Of de aantredende regering de voorwaarden die gesteld zijn aan de wederopbouw onderschrijft is nog niet te zeggen, maar de interim-regering heeft in januari 2020 kennisgemaakt met de leden van de Integriteitskamer. Het is belangrijk dat de nieuwe regering geld op de begroting van 2021 beschikbaar maakt voor de financiering van de Integriteitskamer. Over versterking van het grenstoezicht is met de vorige regering overeengekomen dat de onderlinge regeling in ieder geval tot mei 2020 zal gelden. Met de nieuwe regering zal worden bezien welke stappen er vervolgens zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat de versterking van het grenstoezicht voor de toekomst wordt geborgd.

Vraag 48

In het licht van het feit dat uit het jaarverslag Kustwacht blijkt dat: «Alle andere uitgaven van de Kustwacht worden gedragen door de 4 landen, te weten Aruba 11%, Curaçao 16%, Nederland 69% en Sint Maarten 4%», komt de vraag de vraag op waarom er gezien deze verdeling verhoudingsgewijs zo weinig inzet van de kustwacht is bij Bonaire, Saba en Sint Eustatius? Nederland is de grootste betaler, maar de openbare lichamen worden onderbedeeld in de inzet van de Kustwacht; bent u het daarmee eens?

Antwoord 48

De Minister van Defensie geeft aan het hier niet mee eens te zijn. De Kustwacht is een intelligence-gestuurde organisatie. De inzet in het maritieme domein vindt plaats op basis van afwegingen van operationele behoefte, noodzaak en risico’s en niet op basis van de financiële bijdrage. De inzet van de Kustwacht in Bonaire is sinds enkele jaren al uitgebreid. In het jaarplan 2020 is opgenomen dat de Kustwacht permanent met vaar/presentiedagen aanwezig is in Bonaire. In de voorjaarsnota van 2019 zijn er financiële middelen vrijgemaakt om een botensteiger te bouwen op Bonaire, zodat de Kustwacht daar met een varende eenheid kan aanlanden.

Vraag 49

Deelt u de conclusie uit rond het IPKO gevoerde gesprekken dat de beleving van de samenwerking tussen Bonaire, Saba en Sint Eustatius aan de ene kant en de ministeries in Nederland aan de andere kant wisselend is, in die zin dat de eilanden tevreden zijn over de samenwerking met OCW en VWS maar veel minder tevreden over de samenwerking met EZK? Zijn die geluiden terecht?

Antwoord 49

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat geeft aan dat vanwege de diversiteit tussen de beleidsdomeinen er verschillen zijn in de samenwerking tussen de departementen en de openbare lichamen. De Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport werken samen met de openbare lichamen aan beleid op het gebied van bijvoorbeeld zorg en onderwijs dat direct zichtbaar is voor burgers. Het beleid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat richt zich meer op randvoorwaarden, zoals de energievoorziening, telecommunicatie en stimuleren van ondernemerschap. Zaken als het verduurzamen en robuuster maken van de energievoorziening zijn belangrijk, maar de effecten zijn pas op langere termijn zichtbaar en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is daar als beleidsdepartement minder zelf in beeld. Belangrijk is dat de effecten van het beleid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de burgers in Caribisch Nederland ten goede komen.

Vraag 50

Is het u bekend dat de ambulances op Bonaire hun technische levensduur overschreden hebben en in slechte staat verkeren? Zo ja, wat betekent dat voor de inzet van deze ambulances en de veiligheid? Zo nee, hoe is naar uw mening de toestand van de ambulances dan wel?

Antwoord 50

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat de ambulancedienst op Bonaire geen zelfstandig zorgverlener is maar een integraal onderdeel van het ziekenhuis. Het ziekenhuis geeft aan dat beide ambulances in verband met afschrijving op korte termijn worden vervangen. Volgende maand wordt de eerste nieuwe ambulance op Bonaire verwacht. Bij gebleken geschiktheid zal ook de andere ambulance door een zelfde model worden vervangen.

Vraag 51

Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat de ambulances op Bonaire zo spoedig als mogelijk vervangen gaan worden en hoe gaat u dit financieren?

Antwoord 51

Idem 50.

Vraag 52

Deelt u de mening dat de armoede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba onverminderd en onacceptabel groot is? Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen?

Antwoord 52

Het kabinet deelt de mening dat de armoede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba groot is. Met het ijkpunt voor het sociaal minimum committeert het kabinet zich aan het verlagen van de hoge kosten van levensonderhoud en het verbeteren van de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland. Bij kostenposten waar de overheid invloed op heeft zoals wonen, kinderopvang, energie, telecom en drinkwater, zet het kabinet zich in om deze terug te brengen.17 Op het gebied van wonen en kinderopvang worden hiertoe bijvoorbeeld concrete maatregelen genomen, zoals het realiseren van een vorm van tegemoetkoming in de huurlasten voor zowel de sociale als de particuliere huursectoren. Op dit moment zijn de openbare lichamen en het Rijk in overleg over de uitwerking van de financiële regeling van de kinderopvang en buitenschoolse opvang. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de kinderopvang voor alle ouders financieel toegankelijk is. Op korte termijn ontvangt uw Kamer een brief over de stand van zaken.

Naast het verlagen van de kosten van levensonderhoud tot een redelijk niveau, zet het kabinet in op het verbeteren van de inkomenspositie van inwoners in Caribisch Nederland. Per 1 januari 2020 zijn net als per 1 januari 2019 het wettelijk minimumloon en de uitkeringen extra verhoogd, dat wil zeggen bovenop de reguliere bijstelling op basis van de prijsontwikkeling. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat momenteel onafhankelijk onderzoek doen naar het aanvaardbaar niveau van het wettelijk minimumloon, om de ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst verder te verhogen, te kunnen bepalen. Daarnaast kunnen AOV-gerechtigden vanaf 1 januari 2020 in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de onderstand. Verder krijgen ouders en verzorgers vanaf 1 januari 2020 opnieuw meer kinderbijslag.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat in de voortgangsrapportage van 2020, die u voor de zomer ontvangt, zal worden ingegaan op het effect van deze maatregelen.

Vraag 53

In hoeverre helpt het verlenen van algemene en bijzondere onderstand bij het verkleinen van de armoede?

Antwoord 53

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de inwoners van Caribisch Nederland die niet in staat zijn om in hun eigen bestaan te voorzien, een beroep kunnen doen op de onderstand en de bijzondere onderstand.

De bijzondere onderstand is een instrument om maatwerk te leveren op het punt van het vergoeden van noodzakelijke kosten van bestaan die mensen zelf niet kunnen voldoen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan dieetkosten, kosten voor een fornuis of koelkast of begrafeniskosten.

Vraag 54

Hoe kijkt u aan tegen het verzoek van het Openbaar Lichaam Bonaire om zelf de toekenning van de onderstand op zich te mogen nemen?

Antwoord 54

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State het kabinet heeft aangekondigd om samen met de openbare lichamen de huidige taakverdeling te verduidelijken en te herijken. De taakverdeling moet aansluiten bij de opgaves en bij de bestuurlijke capaciteit van de drie openbare lichamen. Het verzoek van het openbaar lichaam Bonaire wordt betrokken bij deze bredere discussie over de taakverdeling.

Vraag 55

Krijgt het Openbaar Lichaam Bonaire alle informatie ten aanzien van mensen die onderstand krijgen via het Rijk? Is hier een standaard protocol voor? Welke afspraken zijn er tussen de openbare lichamen en RCN ten aanzien van inzicht in mensen met een uitkering?

Antwoord 55

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft aan dat de Rijksdienst Caribisch Nederland, unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (RCN-unit SZW) periodiek kwantitatieve uitvoeringsinformatie deelt over de onderstand met de openbare lichamen. Hierover is afgesproken dat dit telkens aan de hand van de door RCN-unit SZW op te stellen interne viermaandelijkse rapportages gebeurt. Daarnaast wordt in het periodiek overleg van de gedeputeerde met het hoofd van de RCN-unit SZW de stand van zaken van de onderstand besproken.

Vraag 56

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de opvang van vluchtelingen uit Venezuela op Curaçao en Aruba?

Antwoord 56

Aruba en Curaçao verkennen beiden de mogelijkheden voor tijdelijke opvang van kwetsbare groepen. Op Curaçao wordt in individuele opvang voorzien voor slachtoffers van mensenhandel. Om deze personen te beschermen is in samenwerking met het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn, voor woongelegenheid gezorgd. In het kader van de door Nederland te leveren bijstand wordt een deel van de 7,2 miljoen euro voor de vreemdelingenketen beschikbaar gesteld voor de inrichting van circa 36 opvangplekken voor kwetsbare groepen op Curaçao.

Vraag 57

Deelt u de mening dat een gezamenlijke organisatie voor landen uit het Koninkrijk nodig is om de crisis ten aanzien van de opvang van deze vluchtelingen te kunnen bestrijden? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 57

Nee, de opvang van vreemdelingen is een landsaangelegenheid. Nederland verleent wel op een aantal terreinen bijstand aan Curaçao en Aruba bij het ontwikkelen en verbeteren van enkele vormen van opvang. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik hebben u verder onlangs laten weten dat op verzoek van Aruba zal worden bezien op welke wijze de geïntensiveerde samenwerking, assistentie en kennisoverdracht over migratiebeleid en -procedures tussen de landen wordt voortgezet in een (bestaand) samenwerkingsplatform.18 Daarnaast kunnen de landen in het kader van mogelijke assistentie bij (het ontwikkelen van) opvang zich afzonderlijk of gezamenlijk wenden tot internationale organisaties, zoals bijvoorbeeld UNHCR.

Vraag 58

Kunt u inzichtelijk maken welke gelden er al besteed zijn van het budget dat Nederland beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van de Venezolaanse crisis? Kunt u aangeven waar dit geld exact aan is besteed?

Antwoord 58

Op 6 september 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd19 over de voorgenomen besteding van de 23,8 miljoen euro, hetgeen deels geoormerkt is voor de respons op de bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao en deels voor maatregelen in het kader van crisisbeheersing in de regio. Zoals in de betreffende Kamerbrief aangegeven is de betreffende onderverdeling als volgt:

– Maritieme grenzen

€ 2,2 miljoen

 

– Crisisbeheersing

€ 10,7 miljoen

 

– Optimaliseren vreemdelingenketen

€ 7,2 miljoen

 

– Vreemdelingenbewaring Curaçao

€ 2 miljoen

 

– Diverse bijstandsprojecten Aruba

€ 1,7 miljoen

+

 

€ 23,8 miljoen

 

In het kader van optimalisering van de vreemdelingenketen is het Ministerie van Justitie en Veiligheid in september 2019 gestart met de uitvoering van technische ondersteuning aan Aruba en Curaçao bij het verder optimaliseren van vreemdelingenprocessen. In dit kader heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid ongeveer 960.000 euro gereserveerd voor de opvang van kwetsbare groepen Venezolanen en mogelijk slachtoffers van mensenhandel in Curaçao.

Daarnaast is Defensie in 2019 gestart met het nemen van maatregelen ter versterking van de maritieme grenzen, ter verdichting van zogenaamde blind spots. Door verbeterde sensoren wordt de kans op detectie en beheersing van een (plotselinge) migratiestroom vanuit Venezuela over zee naar Aruba, Bonaire en Curaçao vergroot. De mobiele walradar is een aanvulling van een al bestaand netwerk van walraders.

Deze middelen (radars) worden al succesvol ingezet, maar kennen «blind-spots» en zijn verouderd. De camera’s en drones geven letterlijk meer zicht op plaatsen waarvan de kustwacht uit eigen ervaring weet dat er frequent aanlandingen plaatsvinden. Een aan te leggen steiger vergroot de mogelijkheden van maritieme patrouilles rond Bonaire. De drones zijn inmiddels in 2019 aangeschaft en zijn operationeel.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in december 2019 in het kader van de post «Vreemdelingenbewaring Curaçao» een eerste bijdrage van 504.000 euro geleverd ter (voorbereiding op) uitvoering van werkzaamheden om de vreemdelingenbewaring op Curaçao uit te breiden en te verbouwen. Dit hangt samen met aanvullende maatregelen die Curaçao zal nemen om het regime voor de specifieke doelgroepen te verbeteren, teneinde de beheersbaarheid in de vreemdelingenbewaring op de korte- en lange termijn te optimaliseren. De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft in dit kader adviserende werkzaamheden verricht. Aanvullend verstrekte het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een bijdrage van 31.000 euro aan Curaçao voor de aanschaf van vaccins en t.b.v. voorlichting.

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2019 in het kader van de post «diverse bijstandsprojecten Aruba» een eerste bijdrage van totaal 692.000 euro geleverd aan diverse bijstandsprojecten ten behoeve van Aruba. Voorbeelden zijn initiatieven die de instroom en integratie van anderstalige kinderen in het regulier onderwijs bevorderen, de aanschaf van koelunits en koelkasten voor vaccins, en voor reparaties van beschadigde cellen van het huis van bewaring in het Korrektie Instituut Aruba (KIA). Daarnaast is een bijdrage verstrekt aan de ontwikkeling van een Arubaans coördinatiecentrum voor de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel. Ook heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie een subsidie verstrekt ter waarde van 268.000 euro aan de door Aruba aangedragen stichting Fundacion pa Hende Muher den Dificultad (FHMD), die opvang en capaciteit voor beschermd wonen biedt aan slachtoffers van huiselijk geweld.

Vraag 59

Is het beschikbare budget voor het opvangen van de gevolgen van de Venezolaanse crisis afdoende? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om te zorgen voor meer budget?

Antwoord 59

In de brief van 6 september 201920 is uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de 23,8 miljoen euro die het kabinet bij Voorjaarsnota heeft vrijgemaakt voor enerzijds de respons op de bijstandsverzoeken van Aruba en Curaçao en anderzijds maatregelen in het kader van crisisbeheersing in de regio. Het gaat hierbij om incidentele middelen. Het is gelet op de staatkundige verhoudingen in beginsel aan de regeringen van Aruba en Curaçao om zelf structureel voldoende middelen beschikbaar te stellen voor de directe en indirecte gevolgen van de situatie in Venezuela.

Vraag 60

Hoe wordt het tot nu toe door Nederland beschikbaar gestelde budget voor de aanpak van de problemen rond opvang van Venezolaanse asielzoekers precies besteed?

Antwoord 60

Zie antwoord op vraag 58.

Vraag 61

Wat is in het algemeen de huidige stand van zaken rond de opvang, behandeling en uitzetting van Venezolaanse asielzoekers op Curaçao?

Antwoord 61

In de beantwoording op Kamervragen van de leden Groothuizen en Diertens (D66) heb ik uw Kamer mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid laten weten dat sinds de aangepaste aanvraagprocedure in de zomer van 2019 door de Raad van Ministers werd aangenomen er volgens Curaçao op dat moment 26 personen een beroep hadden gedaan op bescherming op grond van artikel 3 EVRM.21 Tevens gaven de autoriteiten van Curaçao aan dat sinds het begin van 2019 tot en met 17 december 2019 er bij 523 personen de maatregel vreemdelingenbewaring werd opgelegd. In de laatste drie maanden van 2019 zijn er 117 vreemdelingen door Curaçao uitgezet naar Venezuela.

Vraag 62

Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de opvangvoorzieningen van Venezolaanse asielzoekers op Curaçao? Welke verbeteringen zijn volgens u noodzakelijk?

Antwoord 62

Zoals ik uw Kamer in beantwoording op vragen van het lid Özütok (Groenlinks) op 7 oktober 2019 meldde, bepalen de landen zelf of en, zo ja, welke voorzieningen zij willen treffen voor migranten die om bescherming vragen. Zoals ik recent heb aangegeven in mijn beantwoording op de aanvullende vragen van de leden Groothuizen en Diertens (D66)22, maak ik mij zorgen over de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring op Curaçao. Aangezien het migratiebeleid een landsaangelegenheid betreft, is het echter aan Curaçao om deze omstandigheden te verbeteren.

Gelet op de grote opgave waar Curaçao voor staat, biedt Nederland, op verzoek van Curaçao, op basis van artikel 36 Statuut ondersteuning via het leveren van technische assistentie en het beschikbaar stellen van financiële middelen. Deze ondersteuning stelt de Nederlandse regering ook in staat de vorderingen van de Curaçaose autoriteiten te volgen.

In mijn brief aan uw Kamer d.d. 28 januari jl.23 ben ik ingegaan op het gesprek dat ik tijdens mijn reis naar de Benedenwindse Eilanden heb gehad met het Ministerie van Justitie van Curaçao over de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK. Het ministerie werkt, ondersteund door de Dienst Justitiële inrichtingen en het Rijksvastgoedbedrijf aan een project- en implementatieplan om de vreemdelingenbewaring te optimaliseren. Hiervoor heeft het Ministerie van BZK in totaal 2 miljoen euro gereserveerd. Het is mijn verwachting dat in de loop van 2020 in dit verband de nodige resultaten door Curaçao worden geboekt.

Vraag 63

Aan welke (wettelijke en/of verdragsrechtelijke) eisen dienen de asielopvang en de behandeling van asielverzoeken van Venezolaanse burgers te voldoen op Curaçao? Voldoen de asielvoorzieningen en -procedures in de praktijk ook aan deze eisen? Zo nee, waar wordt precies tekortgeschoten?

Antwoord 63

Zie de antwoorden op vragen 6, 56 en 62. Op verzoek van Curaçao heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2019 de aanvraagprocedure om bescherming op basis van artikel 3 EVRM doorgenomen. De Curaçaose autoriteiten zijn vervolgens voorzien van advies. De aanvraagprocedure is daarop in de zomer van 2019 aangepast en door de Raad van Ministers van Curaçao aangenomen en online gepubliceerd. De aanvraagprocedure voldoet aan de internationale vereisten waar Curaçao aan is gehouden.

Vraag 64

Bestaan er plannen om de UNHCR-vertegenwoordiging te vragen terug te keren op Curaçao?

Zo nee, is het onder de huidige omstandigheden niet zinvol om bijstand van UNHCR te vragen?

Antwoord 64

De autoriteiten van Curaçao hebben aangegeven met enige regelmaat gesprekken te voeren met diverse vertegenwoordigers van UNHCR. Mocht UNHCR het wenselijk achten om op Curaçao een formele vertegenwoordiging te hebben, dan kunnen zij dit rechtstreeks met het land Curaçao bespreken en vice versa. Gegeven het feit dat Nederland in 2020 ondersteuning met incidentele middelen levert, lijkt het mij zinvol dat niet alleen Curaçao, maar ook Aruba de capaciteiten van internationale organisaties in de regio, zoals IOM of UNHCR, zo goed mogelijk benut. Indien gewenst is Nederland bereid gesprekken hierover te faciliteren.

Vraag 65

Hoe verhoudt de omvang van de asielproblematiek zich tot de in het Statuut overeengekomen regels rond wederzijdse bijstand en waarborging van grond- en mensenrechten?

Antwoord 65

Aruba en Curaçao hebben op basis van artikel 36 van het Statuut Nederland om ondersteuning verzocht bij onder andere het verbeteren van vreemdelingenprocessen. Zoals bijvoorbeeld te lezen valt in het ondersteuningsverzoek van Curaçao d.d. 10 januari 2019, is het de nadrukkelijke wens van de regering van Curaçao om te voldoen aan de internationale verdragen en regelingen waaraan Curaçao gebonden is. Dit vormde ook de grondslag voor het betreffende ondersteuningsverzoek waar momenteel uitvoering aan wordt gegeven. Op verzoek van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer ben ik meerdere malen ingegaan op de vraag op welk moment uit hoofde van de waarborgfunctie van het Koninkrijk (artikel 43, tweede lid Statuut) voor het Koninkrijk een actieve rol is weggelegd. Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief aan de Eerste Kamer24 en naar antwoorden op Kamervragen van de leden Groothuizen en Diertens, waarin ik uitgebreid ben ingegaan op de verhoudingen binnen het Koninkrijk.25

Vraag 66

Welke hulp- c.q. bijstandsverzoeken heeft u tot nu toe van de Curaçaose autoriteiten ontvangen? Hoe is hierop door u geacteerd? Heeft u eventueel ongevraagd hulp aangeboden c.q. geleverd en zo ja, waaruit bestond die?

Antwoord 66

Op 6 september 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de respons op het bijstandsverzoek dat de Nederlandse regering ontving van Curaçao26. Het betreffende bijstandsverzoek heb ik op 21 mei 2019 met uw Kamer gedeeld27. In nauwe afstemming met Curaçao is een samenhangend pakket aan ondersteuningsmaatregelen uitgewerkt dat in gezamenlijkheid in 2020 ten uitvoering wordt gebracht. Over de precieze onderverdeling en eerste bestedingen van dit pakket ben ik ingegaan bij vraag 58.

Op grond van artikel 36 Statuut verlenen de landen elkaar, waar nodig en gevraagd, hulp en bijstand. De Nederlandse regering zal om die reden geen ongevraagde hulp aanbieden c.q. leveren.

Vraag 67

Voldoet de toegang tot medische zorg voor Venezolaanse asielzoekers aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld? Zo nee, waar schiet de medische zorg tekort? Hoe wordt ervoor gezorgd dat medische zorg beschikbaar is voor Venezolaanse asielzoekers?

Antwoord 67

Aruba en Curaçao dienen op het terrein van medische zorg voor vreemdelingen te voldoen aan de geldende (inter)nationale verplichtingen. Het is aan de autoriteiten van Aruba en Curaçao om te beoordelen in hoeverre aan de betreffende verplichtingen wordt voldaan. Het Curaçao Medical Center (CMC) biedt in beginsel de noodzakelijke zorg. Naast het CMC biedt de stichting Salú pa Tur voor gereduceerd tarief zorg aan ongedocumenteerden.

Vraag 68

Klopt het dat de medische zorg voor Venezolaanse asielzoekers vooral door de lokale afdeling van het Rode Kruis wordt georganiseerd? Klopt het dat door geldgebrek deze medische zorg dreigt te worden gestaakt? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de medische zorg voor Venezolaanse asielzoekers te continueren?

Antwoord 68

Het Rode Kruis heeft aangegeven dat de afdelingen op Aruba en Curaçao zich inzetten voor de meest kwetsbaren in de samenleving. Naast diverse activiteiten voor de lokale gemeenschappen op het gebied van sociale inclusie, onderwijs, opvang, protectie en humanitaire assistentie, organiseert het Rode Kruis ook toegang tot de noodzakelijke medische zorg voor een deel van de mensen die hier geen toegang tot hebben, of dit niet kunnen betalen. Dit doet het bijvoorbeeld door zorgaanbieders te voorzien van garantieverklaringen, zodat noodzakelijke zorg voor onverzekerden – onder wie ongedocumenteerden – op Aruba en Curaçao gewaarborgd blijft.

Het Rode Kruis heeft aangegeven dat zonder nieuwe financiering het bieden van toegang tot medische zorg aan onverzekerden op Aruba en Curaçao sterk zal worden afgebouwd. Het Rode Kruis heeft aangegeven hiervoor te zoeken naar een oplossing. Over een oplossing is het Rode Kruis hierover in gesprek met verschillende partijen, waaronder de Nederlandse regering.

Vraag 69

Welke initiatieven worden ontplooid over de toekomst van deze raffinaderij? Maakt ontmanteling en sanering van deze raffinaderij onderdeel uit van de onderzochte toekomstperspectieven?

Antwoord 69

De beslissing over de toekomst van de raffinaderij ligt bij de regering van Curaçao, Nederland is hier niet bij betrokken. De Curaçaose regering heeft in december 2019 een sales and purchases agreement gesloten met de Klesch Group. De Klesch Group zal in de loop van 2020 de exploitatie van de raffinaderij en de overslag bij Bullenbaai overnemen. Curaçao heeft aangegeven dat met de deal met Klesch een deel van het huidige raffinaderijterrein (circa 180 hectare) zal vrijvallen voor herontwikkeling.

Vraag 70

Op Bonaire zijn grote delen grond in eigendom van private personen of organisaties, waarbij deze gronden waardevolle natuur kunnen bevatten waar de eigenaar over gaat; bent u bereid te inventariseren of er natuurgebieden van publiek belang zijn die in private handen zijn? Wat vindt u van het feit dat veel natuurgebieden in private handen zijn?

Antwoord 70

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat het openbaar lichaam een «Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire» (ROB) heeft. Ongeacht de eigendomsrechten van een gebied stelt het ROB de juridische kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het ROB beschrijft onder andere de bestemmingen «natuur» en «open landschap» waaronder een aantal bouwvoorschriften bepaald zijn. Een groot deel van het grondgebied van Bonaire is aangewezen als een van deze twee bestemmingen. Voor wat betreft het inventariseren is door het Rijk een inventarisatie aangekondigd naar eiland overstijgende belangen in het ruimtelijk domein. Los daarvan blijven de openbare lichamen in de eerste plaats verantwoordelijk voor de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en handhaving van hun ruimtelijk beleid en hun ruimtelijke plannen.

Vraag 71

Kunt u de Kamer informeren over de stand van zaken van het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland dat in november 2019 naar de Kamer zou worden gestuurd?

Antwoord 71

Het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) is een geïntegreerd beleidsplan van de Ministeries LNV, IenW, en BZK. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat het plan binnenkort aan de Kamer wordt aangeboden.28

Vraag 72

Bent u bereid te inventariseren welke samenwerkingsverbanden er tussen milieuorganisaties in het Caribisch deel van het Koninkrijk en de (ei)landsbesturen zijn? In hoeverre hebben de (ei)landsbesturen voldoende kennis en middelen om publieke taken uit te voeren en ontwikkelingen nauwgezet te volgen?

Antwoord 72

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geeft aan dat voor wat betreft natuur- en milieuorganisaties in de Caribische delen van het Koninkrijk het voornaamste samenwerkingsverband de Dutch Caribbean Nature Alliance (DCNA) is. De (ei)landbesturen stellen hun eigen natuurplannen met daarin de eigen prioriteiten en allocatie van middelen vast. Voor de openbare lichamen geldt dat met het Rijk wordt samengewerkt in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan.

Vraag 73

Bent u, nu betrokkenen in het veld melden dat de schaarste aan goed opgeleid personeel in de toeristische sector een belangrijke belemmering vormt in de doorontwikkeling van de economie, bereid te inventariseren wat de knelpunten zijn in de samenwerking met Nederlandse beroepsopleidingen die stagiaires uitzenden naar de eilanden? Ziet u mogelijkheden om, bijvoorbeeld via het vierlandenoverleg onderwijs, curriculumuitwisseling en verbetering van de opleiding op het gebied van hospitality, toerisme en ondernemerschap te bevorderen?

Antwoord 73

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat toerisme een belangrijke sector is voor de economie in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarom is het belangrijk dat er voldoende personeel is dat goed is opgeleid. Het is daarbij belangrijk dat er vooral meer lokale mensen worden geïnteresseerd om te werken in de toeristische sector, en hiervoor worden opgeleid, zodat zij duurzaam aan het werk kunnen en wordt bijgedragen aan het terugdringen van de armoede. We zien daarvan goede voorbeelden, bijvoorbeeld waar het gaat om de koksopleiding op Bonaire, waarbij door het aanbieden van de opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en in het Papiamentu, er vorig jaar aanzienlijk meer studenten zijn gestart. Daarnaast start het kabinet binnenkort een pilot in Caribisch Nederland met financiële stimulering voor werkgevers in tekortsectoren die mbo-studenten een werkplek bieden in het kader van een opleiding, een beroepsbegeleidende leerweg (waarbij studenten vier dagen in de week werken en een dag in de week naar school gaan).

In het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de onderwijsministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten voert, wordt gesproken over het verbeteren van de onderwijssamenwerking, inclusief de mogelijkheden van stage-uitwisselingen. Dit vooral met het oog op verbetering van de onderwijskwaliteit en aansluiting van het onderwijs op de regionale arbeidsmarkt. Het vergroten van het aantal stagiair(e)s dat vanuit het Europees deel van Nederland stage in het Caribisch deel van het Koninkrijk loopt, ziet het kabinet niet als een duurzame oplossing voor de arbeidstekorten. Dit is namelijk een (overigens nuttige) investering in stagiair(e)s die slechts enkele maanden op het eiland verblijven, maar daarna over het algemeen teruggaan naar Nederland en daarmee niet bijdragen aan structurele oplossingen voor het tegengaan van schaarste aan personeel. Er zijn bij het kabinet geen concrete knelpunten bekend in de samenwerking met de instellingen die de stagiair(e)s uitzenden. Indien daar bereidheid toe bestaat bij de verschillende betrokken partijen is het voorstelbaar dat genoemde instellingen een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de opleidingen op het gebied van hospitality, toerisme en ondernemerschap. In het kader van het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur zal bezien worden of die bereidheid er is.

Vraag 74

Bent u op de hoogte van de (soms enorme) wachttijden bij scholen in het funderend onderwijs, met name bij scholen die Nederlands als onderwijstaal hanteren? Hebt u inzicht in de onderliggende oorzaken van de wachttijden?

Antwoord 74

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media geeft aan dat voor zover hem bekend is, er sprake is van wachtlijsten bij twee van de basisscholen op Bonaire. De Minister geeft aan dat deze wachtlijsten ontstaan doordat ouders een voorkeur uitspreken voor enkele van de zeven basisscholen op het eiland, dit ondanks dat alle scholen de basiskwaliteit hebben en op dat punt vergelijkbaar zijn. Ouders kunnen een voorkeur hebben voor de richting en/of pedagogisch didactische inrichting van een school, de nabijheid van een school, de kleinschaligheid van een school of voor hoe scholen het Nederlands als instructietaal inzetten. Net als in Europees Nederland geldt dat een school die geen ruimte meer heeft, hen doorverwijst naar een andere school en hen op een wachtlijst kan zetten voor als er een plek vrijkomt doordat een andere leerling bijvoorbeeld verhuist. Bij de andere scholen zijn geen wachtlijsten en is ruimte.

Ook geeft de Minister aan dat hem bekend is dat er wachtlijsten zijn voor bepaalde scholen in het funderend onderwijs op Curaçao. Daar vallen in elk de geval scholen onder die Nederlands als instructietaal hebben. Scholen die onderwijs in het Nederlands als instructietaal aanbieden, scoren over het algemeen hoog bij de Eindtoets Funderend Onderwijs en zijn mede daardoor populair.

Vraag 75

Klopt het dat de centraal schriftelijke examens op middelbare scholen in/op de (ei)landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk die Nederlands als taal in het onderwijs hanteren, ook in het Nederlands moeten worden afgenomen? Klopt het dat zij zijn aangewezen op het staatsexamen? Klopt het dat deze staatsexamens op Nederlands grondgebied afgenomen moeten worden? Kunt u onderzoeken of Nederlandse staatsexamens ook in/op de genoemde (ei)landen afgenomen kunnen worden en de Kamer van de uitkomst hiervan op de hoogte stellen?

Antwoord 75

De (ei)landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat deze landen zelf verantwoordelijk zijn voor het onderwijs, de examens en de instructietalen die daar gehanteerd worden. In de landen wordt in het kader van de gelijkstelling van diploma’s een aantal examens afgenomen dat gelijk is aan de examens op Bonaire en in Europees Nederland. Voor deze examens geldt de eis dat deze in het Nederlands moeten worden afgenomen. De overige examens verzorgen de landen zelf.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat de landen niet kunnen zijn aangewezen op het staatsexamen, immers uitgangspunt is de autonomie van elk van de landen op het terrein van het onderwijs. Dat betekent dat Nederlandse staatsexamens niet kunnen worden afgenomen in de andere landen van het Koninkrijk. Bovendien geven de havo- en vwo-diploma’s die in de andere landen worden afgegeven, geven in Nederland gelijkelijk toegang tot het hoger onderwijs als de Nederlandse diploma’s. Staatsexamens kunnen wel worden afgenomen op Bonaire of in het Europese deel van Nederland. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft hier op 22 december 2011 voorlichting over gegeven.29 Door hen werd aangegeven dat om het mogelijk te maken dat Nederlandse (staats-)examens in de andere landen worden afgenomen en op grond daarvan Nederlandse diploma’s kunnen worden afgegeven, een Rijkswet nodig is die de werking van de Wet op het Voortgezet Onderwijs uitbreidt over de andere landen in het Koninkrijk. De Raad adviseerde negatief omdat dat een disproportionele maatregel is. Het advies is overgenomen en tot nu toe is niet voorgesteld dit standpunt te heroverwegen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat zij zich hier in kan vinden en geen aanleiding ziet om dit te doen met inachtneming van de mogelijkheden tot examinering die er nu zijn.

Vraag 76

Bent u bekend met het feit dat specialisten op Saba en Bonaire BIG-geregistreerd moeten zijn? Klopt het dat specialisten door samenwerking met VU en AMC BIG-geregistreerd zijn?

Antwoord 76

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat specialisten die hun beroep willen uitoefenen in Caribisch Nederland hiervoor niet in het BIG-register hoeven te staan. Ze hebben een ontheffing nodig die door het CIBG verstrekt wordt op basis van hun opleiding en kwalificaties. Er zijn daarnaast specialisten die voor korte duur worden uitgezonden naar Caribisch Nederland vanuit Amsterdam UMC. In Nederland moet een arts in het BIG register geregistreerd zijn. Dat is de reden dat specialisten die vanuit Amsterdam UMC worden uitgezonden BIG-geregistreerd zijn.

Vraag 77

Bent u op de hoogte van het feit dat de BIG-registratie voor huisartsen en verpleegkundigen niet goed op orde is en huisartsen daarom tot 2020 dispensatie van de BIG-registratie hebben gehad?

Antwoord 77

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan de Wet BIG in Caribisch Nederland niet van toepassing is. Verpleegkundigen hebben geen BIG-registratie en ook geen ontheffing nodig om hun beroep te kunnen uitoefenen in Caribisch Nederland. Huisartsen hebben wel een ontheffing nodig. Voor de ontheffing moet de huisarts voldoen aan een voorgeschreven scholingsprogramma. Door de gevolgen van orkaan Irma heeft het scholingsprogramma noodgedwongen een paar maanden vertraging opgelopen. De deelnemende huisartsen zouden daardoor pas op 1 april 2020 het scholingsprogramma afronden en een bewijs van vakbekwaamheid ontvangen. In verband met COIVD-19 zal dit op een later moment zijn.

Dit bewijs is nodig om een ontheffing voor 2020 te kunnen aanvragen. Voor continuïteit van de huisartsenzorg in Caribisch Nederland en om deze huisartsen de mogelijkheid te bieden deze scholing af te ronden zonder dat hun ontheffing komt te vervallen, is aan deze huisartsen een tijdelijke ontheffing verleend, tot 1 mei 2020. Zij kunnen met overhandiging van het bewijs van deelname aan de scholing bij het CIBG een nieuwe ontheffing aanvragen.

Vraag 78

Is de thematiek van de BIG-registratie – zoals eerder verzocht door de Kamer – voor het vierlandenoverleg geagendeerd? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van het overleg en welke stappen worden er nu gezet?

Antwoord 78

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat bij brief van 1 juli 201930, uw Kamer door hem onder andere is geïnformeerd over de conclusies van het derde Vierlandenoverleg Volksgezondheid. Bij het thema zorgprofessionals is stilgestaan bij de BIG-registratie. In overleg is onder meer besloten de mogelijkheden voor het opzetten van een werkgroep voor een gezamenlijk kwaliteitskader verder te onderzoeken, de ondersteuning door het CIBG verder vorm te geven en een werkconferentie te organiseren over het harmoniseren van de vestigingsprocedures in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Tevens is geconcludeerd dat «samenwerking tussen de Nederlandse ziekenhuizen en de landen voor het boven formatie opleiden van medisch specialisten, zal in gevallen waarbij de opleiding tot medisch specialist is afgerond en volledig voldoet aan de eisen van de BIG, recht geven op een BIG-registratie».

Vraag 79

Is het u bekend dat tijdens het afgelopen IPKO in de werkgroep Statuut is gesproken over de samenwerking en de verantwoordelijkheidsverdeling van de landen in het Koninkrijk, en dat de delegaties hebben geconstateerd dat samenwerking met een gedeelde verantwoordelijkheid op problemen stuit? Bent u er van op de hoogte dat is afgesproken dat de landen in het Koninkrijk na zullen denken over de vraag wat het Koninkrijk betekent, welke verantwoordelijkheden door de landen zelf gedragen worden en welke verantwoordelijkheden samen gedragen worden? Bent u bereid om dit onderwerp met de Kamer te bespreken, op basis van een notitie van uw hand over dit onderwerp?

Antwoord 79

Het is mij bekend dat tijdens het afgelopen IPKO in de werkgroep Statuut is gesproken over de samenwerking en de verantwoordelijkheidsverdeling van de landen in het Koninkrijk. In de kabinetsappreciatie van de IPKO-afsprakenlijst d.d. 11 maart jl.31 ga ik in op de start die is gemaakt met de uitvoering van de motie van het lid Van Raak c.s. die is gericht aan de regeringen van de vier landen van het Koninkrijk.32 Gelet op het belang van dit onderwerp juich ik het toe dat hier door de parlementen op wordt gereflecteerd. Ik acht het echter prematuur om de kwestie met de Kamer te bespreken op basis van een notitie van mijn hand.

Vraag 80 – VWS

Kunt u, vanuit het besef dat het gezamenlijke gevoel van de bevolkingen dat zij een Koninkrijk vormen beperkt is en vanuit de wetenschap dat sport verbroedert, toelichten waarom gestopt is met de Koninkrijkspelen? Bent u bereid om opnieuw te overwegen om Koninkrijkspelen te (laten) organiseren?

Antwoord 80

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft aan dat de Koninkrijksspelen voor het laatst plaatsvonden in 2009. Vanwege de veranderde staatkundige verhoudingen en sportstructuur gingen de spelen in 2011 en 2013 niet door. In 2014 is op verzoek van de (ei)landen om deze redenen besloten om definitief met de Koninkrijksspelen te stoppen. De Staatssecretaris zal met de (ei)landen contact opnemen of zij nu anders tegen dit besluit aankijken.

Vraag 81

Heeft het kabinet eerder bij de Kamer aangegeven dat «Internet, dataverkeer en telefonie kunnen inmiddels worden gezien als basisbehoefte. Als deze voorzieningen op grote schaal uitvallen of onbetrouwbaar worden, leidt dat tot maatschappelijke onrust en economische schade.»? Deelt het kabinet de mening dat internet, dataverkeer en telefonie op Bonaire, Saba en Sint Eustatius erg duur en daardoor beperkt beschikbaar zijn? Kunt u toelichten wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot het voornemen om de kosten te verlagen? Welke resultaten zijn op dit vlak inmiddels bereikt?

Antwoord 81

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat is zich ervan bewust dat telecom zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland een belangrijke voorziening is. Zaken als continuïteit en betrouwbaarheid van de telecomnetwerken zijn van belang. Ook de tarieven die in Caribisch Nederland worden gehanteerd zijn voor het kabinet een aandachtspunt, gegeven dat deze hoog zijn in vergelijking met Europees Nederland.

In het verleden is het nodige gedaan om de kwaliteit en prijs van de dienstverlening te verbeteren. Zo is een eenmalige subsidie in 2016 verstrekt en zijn de toezichts- en frequentiekosten verlaagd. Dit heeft een extra impuls gegeven aan het verbeteren van de telecommunicatie-infrastructuur en de daarop geboden diensten in Caribisch Nederland. De afgelopen jaren zijn de prijs en kwaliteit aanzienlijk verbeterd.

In antwoord op eerdere vragen over de hoge telecomkosten in relatie tot het sociaal minimum heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat toegezegd een aantal stappen te zetten.

In navolging daarvan is uw Kamer op 28 januari jl. geïnformeerd over de aanpassing van het Besluit Opgedragen telecommunicatiediensten.33 Met de aanpassing van dit Besluit kan nu ook worden gestuurd op de tarieven die gelden voor data (internet). De aanpassing van het besluit is een eerste stap. Op dit moment doet de ACM onderzoek naar de kostenopbouw van de telecommunicatiedienstverlening in Caribisch Nederland. Dit onderzoek zal naar verwachting in het voorjaar gereed zijn en hierover gaat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met de telecomaanbieders en de eilandbesturen in gesprek. Concreet zal het ministerie aan de hand van het ACM-onderzoek in gesprek gaan over de verschillende mogelijkheden om de kosten te verlagen. De bovenwindse eilanden hebben hier al suggesties voor gedaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de kosten van het transport van data die van de eilanden af gaat. Ook bespreekt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de meerwaarde van samenwerking tussen aanbieders zodat dit wellicht tot schaalvoordelen en lagere kosten kan leiden. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal uw Kamer voor de zomer nader informeren over de onderzoeksresultaten en de te nemen vervolgstappen in haar voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid.

Vraag 82 – EZK

De Staatssecretaris van EZK heeft eerder aangegeven dat het interessant zou zijn om met bedrijven en bestuurders op de BES-eilanden in gesprek te gaan over de concessies die zijn afgegeven aan telecombedrijven; zijn deze gesprekken inmiddels gevoerd en zo ja, wat zijn daar de uitkomsten van?

Antwoord 82

Er stond een reis van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat gepland van 5 tot 10 april om verdere gesprekken met eilandbesturen en aanbieders te voeren. In verband met COIVD-19 zal deze reis naar een later moment moeten worden verplaatst. Tijdens de diverse gesprekken zullen verschillende aspecten worden betrokken, zoals de continuïteit, betrouwbaarheid en de tarieven van telecom, zoals die in het antwoord op vraag 81 zijn benoemd.

Vraag 83

Klopt het dat er op de Bonaire, Saba en Sint Eustatius geen sprake is van nummerportabiliteit? Kan het recht op portabiliteit van telefoonnummers in regelgeving verankerd worden?

Antwoord 83

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat geeft aan dat het klopt dat er nu geen sprake is van nummerportabiliteit. Zoals in mijn antwoord op vraag 81 aangegeven, werkt de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat na de aanpassing van het Besluit Opgedragen Diensten toe naar verdere herzieningen in de huidige regelgeving. Daarbij zal zij kijken naar bescherming van eindgebruikers. De behoefte voor nummerportabilteit zal zij hierbij meenemen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 265.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 245.

X Noot
3

Kamerstuk 29 653, I.

X Noot
4

Kamerstuk 29 653, nr. 57.

X Noot
5

Kamerstuk 29 653, F.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 365.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1138.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1954.

X Noot
9

2020Z02128.

X Noot
10

Kamerstuk 35 300 IV, nr. 6.

X Noot
11

Idem.

X Noot
12

Kamerstuk 33 845, AC/nr. 40.

X Noot
13

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 860.

X Noot
14

Kamerstuk 35 300 IV, nr. 48.

X Noot
15

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 860.

X Noot
16

Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11.

X Noot
17

Kamerstuk 35 000 IV, nr. 61.

X Noot
18

Kamerstuk 35 300 IV, nr. 48.

X Noot
19

Kamerstuk 29 653, nr. 58.

X Noot
20

Kamerstuk 29 653, nr. 58.

X Noot
21

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1323.

X Noot
22

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1954.

X Noot
23

Idem.

X Noot
24

Kamerstuk 29 653, nr. I.

X Noot
25

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1323.

X Noot
26

Kamerstuk 29 653, nr. 58.

X Noot
27

Kamerstuk 29 653, nr. 56.

X Noot
28

Kamerstuk 29 697, nr. 82.

X Noot
29

Kamerstuk 32 558, nr. 10.

X Noot
30

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 132.

X Noot
31

Kamerstuk 33 845, AC/nr. 40.

X Noot
32

Kamerstuk 35 099 (R2114), nr. 23.

X Noot
33

Kamerstuk 24 095, nr. 494.

Naar boven