33 824 Evaluatie wet Versterking besturing

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2014

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs is door uw Kamer een motie van het lid Bisschop van de SGP-fractie aangenomen (Kamerstuk 33 472, nr. 29). In die motie wordt de regering verzocht «met het oog op de deugdelijke en adequate werking van de aanwijzingsbevoegdheid spoedig een tweetal hoogleraren onderwijsrecht te consulteren over de vraag wie in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs het bevoegd gezag vormt wanneer het bijzondere instellingen betreft». In mijn brief van 5 december 2013 over de evaluatie van de Wet versterking besturing (Kamerstuk 33 824, nr. 1) heb ik u meegedeeld dat direct na aanvaarding van de genoemde motie vanuit mijn departement contact is opgenomen met het Centrum voor Onderwijsrecht waarin de verschillende hoogleraren onderwijsrecht sinds dit jaar samenwerken. Daarbij heb ik de verwachting uitgesproken dat het onderzoeksrapport kort na het kerstreces van uw Kamer zou worden uitgebracht. Die verwachting is uitgekomen. Ik bied u het rapport hierbij aan1.

Het rapport met als titel «De juridische adressant van de aanwijzingsbevoegdheid in de WEB en de WHW» is opgesteld door prof. mr. P.W.A. Huisman, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en mr. dr. C.H.C. Overes, universitair docent privaatrecht aan de Vrije Universiteit met een bijzondere expertise op het gebied van het rechtspersonenrecht. Ik ben de opstellers erkentelijk voor het feit dat zij erin zijn geslaagd hun rapport in zo’n korte tijd op te leveren. De inhoud van het rapport en de mogelijke consequenties daarvan voor de wetgeving en de bestuurspraktijk zijn van dien aard dat ik enige tijd nodig heb om mijn beleidsreactie daarop voor te bereiden. Ik wil om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen daarover ook met vertegenwoordigers van het onderwijsveld overleggen alvorens mijn standpunt te bepalen. Ik verwacht u mijn beleidsreactie in de loop van april van dit jaar te kunnen toezenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven