Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33783 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33783 nr. 6 |
Vastgesteld 29 januari 2014
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 oktober 2013 over de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie (Kamerstuk 33 783, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 januari 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1
Nederland is actief in tal van non-proliferatiegremia. Hoe worden de inspanningen van Nederland en de internationale inspanningen in de verschillende organisaties gecoördineerd? En hoe verhouden deze organisaties zich tot elkaar?
Vraag 19
Kunt u een overzicht geven van alle (internationale) nucleaire ontwapening en non-proliferatie bijeenkomsten die de komende twee jaar zullen plaatsvinden en daarbij ook aangeven bij welke bijeenkomsten Nederland vertegenwoordigd zal zijn?
Vraag 20
In welke fora en in welke organisaties kan Nederland een actieve rol spelen als aanjager en bruggenbouwer om het einddoel, een wereld zonder kernwapens te bereiken?
Antwoord vragen 1, 19 en 20
De uitvoering en coördinatie van het Nederlands beleid op het gebied van nucleaire ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en wapenexport is binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken belegd bij de Directie Veiligheidsbeleid. Deze directie coördineert de instructies aan de diverse Nederlandse vertegenwoordigingen die geaccrediteerd zijn bij de internationale organisaties en gremia waar ontwapenings- en non-proliferatie-onderwerpen worden behandeld. De belangrijkste daarvan zijn de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York, de Ontwapeningsconferentie (CD) te Genève en het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) te Wenen. De Directie Veiligheidsbeleid instrueert ook de delegatie die deelneemt aan de bijeenkomsten in het kader van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). Daarnaast worden hogergenoemde thema’s behandeld in diverse Raadswerkgroepen in EU-verband. Tot slot praat Nederland over deze thema’s mee in NAVO-verband, via de Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO in Brussel.
Naast de bovengenoemde ontwapenings- en non-proliferatieorganisaties en -gremia is er een veelvoud aan initiatieven, (verdrags)conferenties, werkgroep bijeenkomsten, expertbijeenkomsten en (VN-)vergaderingen waar individuele of met elkaar samenhangende ontwapenings- en non-proliferatieonderwerpen worden besproken en onderhandeld.
Het kabinet acht het vanwege het grote aantal bijeenkomsten niet mogelijk een uitputtende lijst van deze bijeenkomsten voor de komende twee jaar op te stellen. Zoals ook valt af te leiden uit de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie is Nederland als actieve en betrokken deelnemer op alle relevante conferenties aanwezig.
Vraag 2
Kunt u nader toelichten of en wanneer er gesproken is over de modernisering van de B-61? Is Nederland om toestemming gevraagd? Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie-Omtzigt die deze modernisering afwijst?
Vraag 3
Kunt u uitsluiten dat er nieuwe gemoderniseerde kernwapens in Nederland geplaatst gaan worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vragen 2 en 3
Het kabinet verwijst voor het antwoord op deze vragen naar de reactie op het verzoek van het lid Knops over «nadere uitleg uitspraken inzake kernwapens» welke de Kamer ontving op 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 783, nr. 4).
Vraag 4
Bestaat er een formele NAVO-afspraak om niet te spreken over het kernwapenbeleid? Zo, ja, kan de Kamer deze afspraak vertrouwelijk inzien?
Vraag 75
Onder welke bilaterale verdragen is de samenwerking tussen de NAVO-lidstaten en de VS op nucleair gebied geregeld? Is het mogelijk om deze verdragen op te zeggen?
Vraag 79
Wetende dat de Deterrence and Defence Posture Review (DDPR) een openbaar document is, wat gaat u ondernemen om ook op nationaal niveau de transparantie te verhogen, zodat gesproken kan worden over de aanwezigheid van kernwapens in Nederland zonder dat de regering met meel in de mond praat?
Vraag 94
Aan welke juridisch bindende afspraken heeft Nederland zich te houden als het gaat over locaties en aantallen nucleaire wapens in Europa en Nederland?
Vraag 95
Welke juridisch bindende afspraken hebben Duitsland en België gemaakt die afwijken van die afspraken waar Nederland zich aan moet houden?
Vraag 96
Nu blijkt dat Duitsland andere afspraken heeft, kunt u deze afspraken met de Kamer delen en bent u bereid binnen de NAVO te regelen dat deze afspraken ook voor Nederland zullen gelden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 97
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de juridische verplichtingen die Nederland op vlak van de nucleaire taak is aangegaan?
Vraag 98
Op basis van welk Verdrag zijn er Amerikaanse kernwapens in Nederland gestationeerd?
Vraag 99
Kunt u dit Verdrag aan de Kamer voorleggen en ook alle andere overeenkomsten en verdragen die daarna zijn aangegaan met de VS en de NAVO over NSNW?
Vraag 105
Wordt onder het Nederlands streven naar transparantie binnen de NAVO ook verstaan het openbaar maken van de locaties en aantallen nucleaire wapens?
Antwoord op vragen 4, 75, 79, 94, 95, 96, 97, 98, 99 en 105
Het is geen geheim dat Amerikaanse kernwapens gestationeerd zijn op het Europese grondgebied van de NAVO. Zoals reeds eerder op vragen van de Kamer is geantwoord worden echter op grond van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen gedaan over de aantallen en locaties van deze kernwapens noch over eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten die verband houden met de kernwapentaak van Nederland in het kader van de bondgenootschappelijke verdediging. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Juridisch bindende afspraken over eventuele stationering van kernwapens in een land bestaan uit een combinatie van bilaterale en multilaterale afspraken. De bilaterale afspraken tussen de Verenigde Staten enerzijds en afzonderlijke, individuele Europese landen anderzijds, zien toe op de feitelijke stationering zelf. De multilaterale, bondgenootschappelijke afspraken in NAVO-kader zien toe op het nucleaire beleid van de NAVO en de uitwerking daarvan, waaronder afspraken omtrent de geheimhouding. Over bilaterale afspraken tussen de Verenigde Staten en andere landen kan de Nederlandse regering geen uitspraken doen, omdat Nederland daar geen partij bij is. Over bondgenootschappelijke afspraken en over eventuele bilaterale afspraken tussen de Verenigde Staten en Nederland over dit onderwerp kunnen geen mededelingen worden gedaan op grond van afspraken in NAVO-kader over geheimhouding.
Nederland streeft in het contact tussen NAVO en de Russische Federatie naar meer openheid over kernwapens in Europa. Dat vergt instemming binnen het bondgenootschap en vereist een vergelijkbare openheid van de Russische Federatie over haar arsenaal. Tot op heden heeft Rusland zich op dit gebied afwijzend opgesteld, waardoor de verwachtingen op een doorbraak op dit moment niet hooggespannen zijn.
Vraag 5
Klopt het dat Duitse parlementariërs een bezoek hebben gebracht aan een Duitse opslagplaats van Amerikaanse kernwapens? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Antwoord vraag 5
Duitse parlementariërs brengen met enige regelmaat bezoeken aan Duitse militaire bases. Zoals in het vorige antwoord toegelicht worden op grond van bondgenootschappelijke afspraken binnen de NAVO geen uitspraken gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. Op de vraag of Duitse parlementariërs een bezoek hebben gebracht aan een Duitse basis waar Amerikaanse kernwapens zouden zijn opgeslagen kan het kabinet dan ook geen antwoord geven.
Vraag 6
Op welke wijze onderhandelt de Nederlandse regering over nucleaire ontwapening? Is de regering bereid zich uit te spreken vóór onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens, zoals er ook al verboden bestaan voor andere massavernietigingswapens?
Vraag 12
Wat is de inzet van de regering wat betreft een van de belangrijkste elementaire gaten in het internationale juridische bouwwerk op nucleair terrein, namelijk dat er nog geen juridisch verbod op kernwapens is ingesteld?
Vraag 13
Wat is de inzet van de regering wat betreft een ander belangrijk elementair gat in het internationale juridische bouwwerk op nucleair terrein, namelijk het gebrek aan een alomvattend verbod op het bezit, het gebruik, de ontwikkeling etc. van kernwapens?
Vraag 14
Is het u bekend dat er in zowel het Verdrag Biologische Wapens van 1972 als in het Verdrag Chemische Wapens van 1993 een overweging is opgenomen dat de ondertekenende landen vastbesloten zijn om op te treden met als doel het bereiken van «het verbieden en elimineren van alle massavernietigingswapens»? Wat weerhoudt Nederland, dat beide verdragen ondertekende en ratificeerde, om daadwerkelijk op te treden en op te roepen om de onderhandelingen over een totaal verbod op massavernietigingswapens te beginnen?
Vraag 18
Bent u bereid om in alle fora waar gesproken wordt of kan worden over massavernietigingswapens en nucleaire wapens consequent te stemmen voor een verbod op nucleaire wapens en voor nucleaire ontwapening? Zo nee, waarom niet?
Vraag 106
Waarom verzet de regering zich tegen het idee om kernwapens te verbieden en illegaal te verklaren?
Antwoord vragen 6, 12, 13, 14, 18 en 106
Zoals uiteengezet in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie wil Nederland als aanjager en bruggenbouwer bijdragen aan het creëren van de juiste omstandigheden waaronder multilaterale en bilaterale ontwapeningsonderhandelingen kunnen plaatsvinden. Voorbeelden van de Nederlandse inzet vindt u in deze beleidsbrief.
Met betrekking tot de visie van het kabinet op onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens wordt verwezen naar de brief die u 5 juli 2013 is toegekomen (Kamerstuk 33 400 V, nr. 148). Hierin staat aangegeven dat onderhandelingen nodig zijn om algehele nucleaire ontwapening te bereiken en dat daarin nog vele stappen gezet dienen te worden. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met overwegingen van (internationale) veiligheid en stabiliteit. De huidige omstandigheden maken de start van onderhandelingen voor een verdrag tot uitbanning van kernwapens op korte termijn niet realistisch. Het kabinet wil zich sterk maken voor de totstandkoming van een dergelijk verdrag, maar alleen als sluitstuk van het internationale nucleaire ontwapeningsproces.
Vraag 7
Welke onderhandelingen over nucleaire ontwapening worden er momenteel gevoerd? Kunt u aangeven in hoeverre andere ondertekenaars van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV)als Frankrijk, China en het Verenigd Koninkrijk, landen die vooralsnog geen concrete beweging richting nucleaire ontwapening lieten zien, in deze «onderhandelingen» staan.
Antwoord vraag 7
Op dit moment zijn er geen multilaterale onderhandelingen over nucleaire ontwapening gaande. De onderhandelingen in de Ontwapeningsconferentie in Geneve bevinden zich sinds vele jaren in een impasse. Op korte termijn beginnen wederom informele onderhandelingen over een werkprogramma in deze conferentie. De vooruitzichten op aanname van een dergelijk programma zijn niet erg rooskleurig. Begin 2014 begint ook de Gouvernementele Expertgroep voor een Kernsplijtstofstopverdrag haar werk. Nederland is één van de 25 landen die hiervoor een expert levert.
Vraag 8
Welke waarborgverplichtingen uit het NPV worden niet nageleefd en door wie?
Antwoord vraag 8
Artikel III van het NPV verplicht de aangesloten niet-kernwapenstaten door middel van bilaterale overeenkomsten waarborgverplichtingen aan te gaan met het IAEA, teneinde te laten verifiëren of deze landen aan hun internationale verplichtingen, voortvloeiende uit het NPV, voldoen.
Deze bilaterale overeenkomsten zijn individueel van aard, mede afgestemd op de nucleaire activiteiten in het betreffende land, en kunnen in vorm en inhoud sterk verschillen. Op dit moment voldoen de Islamitische Republiek Iran, de Democratische Volksrepubliek Korea en de Arabische Republiek Syrië niet aan hun waarborgverplichtingen. Op de website van het IAEA zijn bijgewerkte fact sheets te vinden over het werk van het IAEA in en met de betreffende landen (www.iaea.org/safeguards ).
Vraag 9
Wat zijn de oorzaken van de «perceptie van onvoldoende voortgang bij ontwapening»?
Antwoord vraag 9
Een deel van de internationale gemeenschap geeft, al dan niet direct, blijk van ontevredenheid over de voortgang in het proces van nucleaire ontwapening en de soms tegenvallende resultaten daarvan. De oorzaken voor deze perceptie verschillen per land en regio zodat een eenduidig antwoord niet valt te geven.
Vraag 10
Welke stappen worden er gezet om de «elementaire gaten» in het internationale juridische bouwwerk op nucleair terrein – de inwerkingtreding van het Comprehensive Test Ban Treaty (CTBT) en overeenstemming over een Spijtstofstopverdrag – te dichten? Welke andere landen zetten zich hiervoor in?
Antwoord vraag 10
Voor de Nederlandse inspanningen hiervoor verwijs ik naar de betreffende onderdelen van de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Meer informatie hierover treft u aan in de beantwoording van vragen over het CTBT en het FMCT in deze brief; in het bijzonder vragen 24, 28 en 31 voor het CTBT en vragen 7, 38 en 78 voor het FMCT.
Vraag 11
Op welke wijze bevordert Nederland onderhandelingen op het gebied van nucleaire ontwapening als het gaat om de Nederlandse kernwapentaak en de aanwezigheid van kernwapens in Nederland?
Antwoord vraag 11
Zoals bekend doet het kabinet op grond van bondgenootschappelijke afspraken geen uitspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige kernwapens. De wijze waarop Nederland onderhandelingen op het gebied van nucleaire ontwapening probeert te bevorderen, zowel binnen als buiten NAVO-kader, wordt in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie uiteengezet.
Vraag 15
Waarom stemt Nederland tegen resoluties in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zoals die van 29 oktober 2013 over nucleaire ontwapening – A/C.1/68/L.6/Rev.1? (http://www.reachingcriticalwill.org/images/documents/Disarmament-fora/1com/1com13/resolutions/L6Rev1.pdf )
Vraag 16
Waarom stemt Nederland tegen resoluties waarin wordt opgeroepen om kernwapens te verbieden, het laatste type massavernietigingswapens wat nog niet alomvattend verboden is, zoals in de resolutie van 18 oktober 2013 – A/C.1/68/L.21? (http://www.reachingcriticalwill.org/images/documents/Disarmament-fora/1com/1com13/resolutions/L21.pdf )
Vraag 17
Waarom stemt Nederland tegen resoluties die oproepen tot nucleaire ontwapening, zoals de resolutie van 17 oktober 2013 – A/C.1/68/L.36 (http://www.reachingcriticalwill.org/images/documents/Disarmament-fora/1com/1com13/resolutions/L36.pdf )
terwijl u tegelijkertijd wel mee tekent voor een oproep om de VN actie te laten ondernemen om te komen tot totale eliminatie van nucleaire wapens – A/C.1/68/L.43
Vraag 70
Als de regering daadwerkelijk de «operational readiness» van nucleaire wapens wil verminderen, waarom stemt Nederland dan in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tegen de resolutie van 17 oktober 2013 die daar toe oproept? http://www.reachingcriticalwill.org/images/documents/Disarmament-fora/1com/1com13/resolutions/L20.pdf
Antwoord vragen 15, 16, 17 en 70.
Het kabinet vindt het onverminderd belangrijk de «operational readiness» van nucleaire wapens te verminderen. De genoemde resolutie richt zich echter alleen op nucleaire ontwapening van de vijf erkende kernwapenstaten en is daarmee te eenzijdig. Om die reden heeft Nederland, in lijn met andere EU-lidstaten, tegen deze resolutie gestemd.
Zoals in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie staat beschreven, streeft het kabinet naar een wereld zonder kernwapens.
Het is belangrijk dat stappen op het pad hiernaartoe passen in het Nederlandse veiligheids- en ontwapeningsbeleid. Zoals bekend is het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) de hoeksteen van het mondiale regime voor non-proliferatie en nucleaire ontwapening. Resoluties die alternatieve wegen bepleiten welke het NPV zouden kunnen ondermijnen, worden niet gesteund door Nederland. Een verbod op kernwapens waarbij de vijf erkende kernwapenstaten niet zijn betrokken zal verdere nucleaire ontwapening immers geen stap dichterbij brengen.
Een ander belangrijk aspect is dat het Nederlandse veiligheidsbeleid, door middel van met partners gemaakte afspraken, gebaseerd is op het NAVO-veiligheidsbeleid, waarin nucleaire afschrikking nog steeds een centrale rol speelt. Ook tegen deze achtergrond dient de Nederlandse positie te worden bekeken.
Vraag 21
Wat doet Nederland concreet in haar streven naar universalisering van het NPV?
Antwoord vraag 21
Op dit moment zijn er nog enkele landen geen lid van het NPV. Het kabinet is ervan overtuigd dat nucleaire ontwapening, non-proliferatie en de voordelen van vreedzaam gebruik van kerntechnologie voor alle landen, dus ook de landen die nu geen lidstaat van het NPV zijn, het meest optimaal te verwezenlijken zijn binnen de kaders van een (universeel werkend) Non-Proliferatie Verdrag. Nederland roept zowel bilateraal als in EU-verband en als lid van het NPDI, deze landen consequent op om als niet-kernwapenstaat tot het NPV toe te treden.
Vraag 22
Waarom is Oekraïne geen lid van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI)? Klopt het dat Oekraïne wel geïnteresseerd is in lidmaatschap, maar op verzoek van Mexico niet tot het NPDI is toegelaten? Is de Minister bereid zich in te spannen voor Oekraïens lidmaatschap?
Antwoord vraag 22
In september 2013 is het NPDI uitgebreid met de nieuwe lidstaten Nigeria en de Filippijnen, waarmee het een betere geografische spreiding heeft gerealiseerd. Er bestaat inderdaad belangstelling van Oekraïne om tot het NPDI toe te treden. Gezien de recente toetreding van twee nieuwe leden heeft het NPDI echter besloten dat verdere uitbreiding voorlopig niet aan de orde is.
Vraag 23
Wat is het behaalde resultaat van de inspanningen door het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI)?
Antwoord vraag 23
Het NPDI zich richt op de bevordering van de implementatie van het Actieplan van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). De belangrijkste doelstellingen van het NPDI zijn: versterking van het waarborgensysteem, vergroting van transparantie, vermindering van het aantal en de rol van nucleaire wapens, uitbreiding van kernwapenvrije zones en ontwapeningseducatie. Het NPDI zet zich in voor versterking van de internationale juridische instrumenten op dit terrein, zoals het IAEA-waarborgensysteem voor het veiligstellen van nucleair materiaal.
Een belangrijke kracht van het NPDI ligt in de open, constructieve en eensgezinde samenwerking van de leden, waardoor de impact wordt vergroot. Zo heeft de groep verschillende initiatieven gelanceerd op het terrein van ontwapening en non-proliferatie, gezamenlijke verklaringen uitgesproken, zoals tijdens de voorbereidende bijeenkomsten van de NPV Toetsingsconferentie (PrepCom) en gezamenlijke evenementen georganiseerd. Tevens zijn er werkdocumenten ontwikkeld over de belangrijkste onderwerpen op het terrein van non-proliferatie en ontwapening, zoals het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) en niet-strategische nucleaire wapens. Het NPDI gaat daarnaast actief in gesprek met andere landen en ngo’s.
Vraag 24
Is bekend wanneer de laatste acht van alle zogenoemde «nuclear-capable states» (de 44 landen opgesomd in Annex 2 van het CTBT-verdrag) het verdrag zullen ratificeren? En zo nee, is bekend waarom deze zogenoemde «nuclear-capable states nog niet zijn overgegaan tot ratificatie?
Antwoord vraag 24
Er zijn momenteel vijf zogenaamde «Annex 2» landen die het CTBT-verdrag hebben getekend, maar nog niet hebben geratificeerd. Dit zijn China, Egypte, Iran, Israël en de Verenigde Staten. Drie «Annex 2» landen moeten het verdrag nog ondertekenen. Dit zijn India, Pakistan en Noord-Korea.
Het is niet bekend wanneer deze landen tot ondertekening en/of ratificatie overgaan. Dit betreft een soevereine beslissing die ieder land op basis van eigen nationale overwegingen neemt.
Vraag 25
Waarom was er geen gezamenlijke bijdrage van de NPDI aan de Open Ended Working Group, waar ruimte werd geboden aan interactieve debatten tussen VN Lidstaten waaronder specifiek over de rol van kernwapens in het veiligheidsbeleid van de 21e eeuw? Wat heeft Nederland bijgedragen aan deze discussie?
Vraag 33
Welke andere landen naast Nederland zijn betrokken bij de Open Ended Working Group (OEWG)?
Antwoord vragen 25 en 33
Volgens het UN Office for Disarmament Affairs (UNODA) hebben 81 landen aan de Open Ended Working Group (OEWG) deelgenomen. De vijf erkende kernwapenstaten en Israël hebben niet deelgenomen aan de OEWG, India en Pakistan wél.
Nederland heeft actief deelgenomen aan de discussies in de OEWG. Zo is Nederland, samen met Australië, België, Canada, Finland, Duitsland, Italië, Polen, Portugal, Slovenië en Zweden, mede indiener geweest van een door Japan opgesteld discussiestuk over zogenaamde «bouwstenen» («building blocks»). Dit «bouwstenen» artikel is tot stand gekomen als vervolg op een discussie, waarin werd geconstateerd dat landen weliswaar van mening verschillen over de beste weg naar nucleaire ontwapening, maar dat er grote overeenkomsten zijn in de noodzakelijk geachte elementen of «bouwstenen» die nodig zijn om tot een kernwapenvrije wereld te komen. In het paper wordt een aanzet gegeven om deze elementen te benoemen. Het idee om een dergelijke lijst op te stellen van stappen die noodzakelijk zijn voor nucleaire ontwapening wordt breed gesteund, ook buiten de OEWG. De Nederlandse delegatie heeft voorts op 17 mei 2013 een panel over «transparency, confidence building and verification» voorgezeten.
Een gezamenlijke bijdrage van het Non-Proliferatie and Disarmament Initiative (NPDI) aan de OEWG was niet aan de orde. Het NPDI richt zich primair op de bevordering van de implementatie van het Actieplan van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV).
Vraag 26
Beschouwt de regering de ontwikkeling van gemoderniseerde kernbommen voor de nucleaire taak van de NAVO als strijdig met het Alomvattend Kernstopverdrag? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 26
Zoals al geantwoord op vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (ingezonden op 3 juni 2013 met Kamerstuk 33 400 V, nr. 129) is het bekend dat diverse kernwapenstaten werken aan modernisering van hun nucleaire arsenalen. De VS hebben zogenaamde «Life Extension Programmes» (LEP). Het Amerikaanse «Nuclear Posture Review Report» van april 2010 stelt dat LEP’s geen nieuwe militaire capaciteiten zullen opleveren. Er is dan ook geen sprake van strijdigheid met het Alomvattend Kernstopverdrag. De LEP’s zijn bedoeld om de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van deze wapens te garanderen, wat naar het oordeel van de Nederlandse regering een noodzakelijke activiteit is.
Vraag 27
Is Nederland, binnen het NPDI, van plan om op te roepen om meer maatschappelijke organisaties te betrekken bij de bijeenkomsten van het NPDI, bijvoorbeeld voor de bijeenkomst van het NPDI in Hiroshima in april 2014? Gaat u tijdens uw verblijf in Hiroshima ook de gelegenheid gebruiken om enkele overlevenden van het Amerikaanse nucleaire bombardement te ontmoeten?
Antwoord vraag 27
Nederland hecht grote waarde aan het betrekken van maatschappelijke organisaties bij onderwerpen zoals nucleaire ontwapening en non-proliferatie, niet alleen omdat zij het debat kunnen versterken en verrijken maar ook omdat een wereld vrij van nucleaire wapens een mondiaal belang is dat alle burgers aangaat.
Zoals aangegeven in de brief over de uitkomsten van de zesde ministeriële bijeenkomst van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative van 9 april 2013 (d.d. 1 mei 2013, Kamerstuk 33 400 V, nr. 129) staat het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid prominent op de agenda van de bijeenkomst in Hiroshima.
Hoewel het aan gastheer Japan is om het programma hiervoor samen te stellen en het programma nog niet is gefinaliseerd, is het de verwachting dat het maatschappelijk middenveld een rol zal krijgen. Buitenlandse Zaken beklemtoont richting de Japanse counterparts het belang van een goede dialoog met het maatschappelijk middenveld. Ook is Buitenlandse Zaken in contact met Nederlandse organisaties om te zien of en hoe deze in Hiroshima een rol kunnen spelen.
Volgens het concept-programma staat in Hiroshima ook een gesprek met overlevenden van de twee kernexplosies, de zogenaamde Hibakusha’s, op het programma.
Vraag 28
Welke landen zijn er nog meer lid van deze «Friends of the CTBT»?
Antwoord vraag 28
Naast Nederland zijn Japan, Canada, Australië, Finland en Duitsland lid van de «Friends of the CTBT». Daarnaast zijn ook de voorzitters van de zogenaamde Artikel XIV conferentie qualitate qua lid gedurende hun termijn. Momenteel zijn dit Hongarije en Indonesië. De Artikel XIV conferentie is een tweejaarlijkse conferentie ter bevordering van de inwerkingtreding van het CTBT. De Artikel XIV conferentie en de bijeenkomsten georganiseerd door de «Friends» wisselen elkaar af, waardoor er jaarlijks aandacht is voor het belang van inwerkingtreding.
Vraag 29
Deelt u de mening dat een verdrag een normatieve werking heeft op het mondiale nucleaire regime ook al is deze nog niet geratificeerd door alle hoofdspelers?
Antwoord vraag 29
Het is mogelijk dat een verdrag dat nog niet in werking is getreden een normatieve werking heeft op de internationale gemeenschap. Door ondertekening van een verdrag stemt een staat in met de inhoud ervan en wordt daarmee geacht geen activiteiten te ondernemen die in strijd zijn met de strekking hiervan. Zolang het verdrag nog niet in werking is getreden heeft het echter slechts een politieke werking, geen juridisch bindende.
In het geval van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) is hiervan mogelijk sprake. Het CTBT is na zestien jaar nog niet in werking getreden, maar in afwachting daarvan wordt de – ook door Nederland actief uitgedragen – oproep tot een moratorium op kernproeven vrijwel mondiaal nageleefd. Hieraan kan echter niet met zekerheid de conclusie worden verbonden dat dat het gevolg is van een normatieve werking van het CTBT.
Vraag 30
Op welke wijze spant de internationale gemeenschap zich in om Noord-Korea van kernproeven te doen afzien?
Antwoord vraag 30
Nederland steunt de inspanningen van de VN en de EU waarin Noord-Korea opgeroepen wordt (1) zich van verdere provocaties te onthouden, (2) zijn internationale verplichtingen na te komen en (3) terug te keren naar het Zes-partijen overleg (China, VS, Rusland, Japan en de beide Korea’s).
In maart 2013 is in de VN Veiligheidsraad Resolutie 2094 (mede ingediend door Nederland) aangenomen waarin de nucleaire test die Noord-Korea uitvoerde op 12 februari 2013 wordt veroordeeld en het sanctieregime wordt uitgebreid. VN Veiligheidsraad Resolutie 2094 is in april 2013, mede met Nederlandse steun, omgezet in EU-wetgeving. In reactie op de raketlancering op 12 december 2012 heeft de EU eveneens aanvullende autonome sancties aangenomen.
Nederland draagt daarnaast bij aan het behouden van de capaciteit van het IAEA om, indien Noord-Korea hiertoe toestemming verleent, de verificatiewerkzaamheden in het land te hervatten.
Vraag 31
Waaruit bestaat de concrete inzet van Nederland voor de inwerkingtreding van het CTBT?
Antwoord vraag 31
Nederland is een actief lid van de Comprehensive Test Ban Treaty Organisation (CTBTO) en organiseert samen met de andere «CTBTO Friends» (zie vraag 28) elke twee jaar een ministeriële bijeenkomst met als doel de inwerkingtreding te bevorderen. Verder wordt, waar opportuun, het onderwerp opgebracht bij landen die nog niet geratificeerd hebben.
Daarnaast stimuleert Nederland de discussie over de inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) door inbreng van voorstellen in de vorm van Working Papers over dit onderwerp op bijeenkomsten van het Voorbereidingscomité van de NPV Toetsingsconferentie. Deze worden opgesteld in het samenwerkingsverband van de zogenaamde «Vienna Group of Ten» alsook in het NPDI. Ook de EU, daar waar nodig aangemoedigd door Nederland, ijvert in haar bi- en multilaterale contacten voor ratificatie door de ontbrekende landen.
Vraag 32
Welke landen blokkeren de goedkeuring van het werkprogramma van de Geneefse Ontwapeningsconferentie (Conference on Disarmament – CD)? Is bekend waarom zij dit blokkeren?
Antwoord vraag 32
Pakistan heeft de aanname van een werkprogramma van de CD de afgelopen jaren herhaaldelijk geblokkeerd. Belangrijkste reden hiervoor was het verzet van dat land tegen besprekingen over een (mogelijk) Kernsplijtstofstopverdrag (Fissile Material Cut-off Treaty, FMCT). Pakistan meent dat het daardoor in een nadelige positie ten opzichte van India terecht zou kunnen komen. Het afgelopen jaar is er overigens wel enige vooruitgang gekomen in de discussie door de instelling van een werkgroep die verdere activiteiten en een werkprogramma voor de CD voorbereidt.
Vraag 34
Hoe hoog is de Nederlandse bijdrage aan het International Monitoring System (IMS)?
Antwoord vraag 34
De hoogte van de Nederlandse bijdrage aan de CTBTO wordt bepaald op grond van de VN verdelingsschaal. In 2013 was de Nederlandse bijdrage € 1.756.032. In 2013 besteedde het CTBTO bijna 30% van haar totale budget aan het International Monitoring System (budgetlijn «Major Progamme 1»).
Vraag 35
Welk doel heeft Nederland voor ogen met dit Kernsplijtstofstopverdrag? Is het de bedoeling dat dit een maatregel is ten behoeve van nucleaire ontwapening of is het bedoeld als non-proliferatie maatregel? Waar staat de Nederlandse regering in deze als het gaat om de bestaande voorraden van splijtstoffen?
Vraag 36
Welke landen doen mee aan de Group of Governmental Experts die wordt opgericht in 2014?
Vraag 39
Bent u bereid om de Kamer te informeren over de beslissing over de samenstelling van de groep van overheidsexperts (GGE)? Wanneer verwacht u de samenstelling van deze groep bekend te kunnen maken en wat is het concrete traject waar Nederland op inzet wanneer het zitting krijgt in de GGE?
Antwoord vragen 35, 36 en 39
In 2014 gaat het werk van de groep van overheidsexperts van start. De groep heeft als taak te komen met elementen voor een Kernsplijtstofstopverdrag. Recent is de samenstelling van de groep van vijfentwintig deelnemende landen bekend geworden. Ook Nederland is hiervoor uitgenodigd. Daarnaast betreft het Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Finland, Hongarije, India, Indonesië, Italië, Japan, Kazachstan, Mexico, Nigeria, Oekraïne, Republiek Korea, Russische Federatie, de Tsjechische Republiek, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika.
Nederland heeft zijn visie op een Kernsplijtstofstopverdrag kenbaar gemaakt aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Deze visie is terug te vinden op: http://www.unog.ch/80256EDD006B8954/(httpAssets)/844EBE1383B5E1A4C1257B7C00323864/$file/Netherlands.pdf
Vraag 37
Is Nederland betrokken bij of geeft Nederland actieve steun aan programma’s die er op gericht zijn om bestaand hoog verrijkt uranium te converteren naar laag verrijkt uranium dat gebruikt kan worden in kernenergie reactoren? Zo ja, hoe? Zo nee, ziet de regering een mogelijkheid voor actieve betrokkenheid?
Antwoord vraag 37
«Down blending» van hoogverrijkt uranium (HEU) wordt voornamelijk in de Verenigde Staten en de Russische Federatie toegepast. Beide landen hebben aanzienlijke hoeveelheden HEU die overtollig zijn geworden als gevolg van afspraken over vermindering van het aantal kernwapens. De Verenigde Staten hebben bovendien bilaterale afspraken met enkele Europese en Aziatische landen gemaakt om materiaal afkomstig van civiele toepassingen naar de Verenigde Staten te verschepen en daar te converteren. Voor Nederland is daarbij geen rol weggelegd.
De hoeveelheid HEU die is overgebleven in Nederland nadat de onderzoeksreactor in Petten in 2006 is omgebouwd om op laag verrijkt uranium (LEU) te kunnen werken, is te gering om op economisch verantwoorde wijze te converteren naar LEU.
Vraag 38
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering op de vraag in welk forum de onderhandelingen over het Splijtstofstopverdrag zouden moeten plaatsvinden? Als de bijeenkomsten van de groep van overheidsexperts uitmonden in een verzoek aan de Algemene Vergadering van de VN om een mandaat te krijgen om te onderhandelen, kan dit dan op de steun van de Nederlandse regering rekenen?
Antwoord vraag 38
In beginsel is de Geneefse Ontwapeningsconferentie (Conference on Disarmament – CD) het forum waarin onderhandelingen over een Kernsplijtstofstopverdrag plaats zouden moeten vinden. Zoals bekend (zie ook het antwoord op vraag 32) kan de CD al meer dan vijftien jaar geen overeenstemming bereiken over een werkprogramma. Het kabinet is van mening dat de CD nog altijd een waardevol forum is, omdat alle landen die kernwapens bezitten, zitting hebben in de CD. Om die reden blijft Nederland proberen met creatieve ideeën de huidige impasse te doorbreken, om over te kunnen gaan tot de start van daadwerkelijke onderhandelingen over een Kernsplijtstofstopverdrag.
Tegelijkertijd steunt Nederland andere mogelijkheden, zoals in de vorm van de GGE FMCT, om de start van onderhandelingen over een Kernsplijtstofstopverdrag dichterbij te brengen. Belangrijk voor Nederland is dat alle landen die kernwapens bezitten aan dergelijke toekomstige onderhandelingen deelnemen. Immers, het Non-Proliferatie Verdrag kent al een verbod op de productie van splijtstof voor explosieve doeleinden voor niet-kernwapenstaten.
Het kabinet wenst niet vooruit te lopen op mogelijke steun aan een onderhandelingsmandaat voor een Kernsplijtstofstopverdrag via de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Vraag 40
Hoe groot acht u de kans dat kernwapens interstatelijk worden ingezet en hoe groot acht u de kans dat deze door terroristen worden ingezet?
Antwoord vraag 40
De kans dat kernwapens interstatelijk worden ingezet wordt op dit moment zeer klein geacht. De vijf erkende kernwapenstaten zijn zich volledig bewust van de risico’s en gevolgen die het gebruik van dergelijke wapens met zich meebrengt.
Zoals in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie uiteengezet, maakt de wereldgemeenschap zich zorgen over de mogelijke gevolgen van nucleair terrorisme door gebruikmaking van gestolen kernwapens of kernwapenmateriaal. De kans dat kernwapens worden ontvreemd wordt uitermate klein geacht en de kans dat ze vervolgens ook daadwerkelijk zouden worden ingezet nóg kleiner. Maar hoe gering de kans ook is, zolang deze niet tot nul is gereduceerd moet de wereldgemeenschap er alles aan doen om een dergelijk doemscenario te voorkómen. Het is mede met het oog hierop dat Nederland in 2014 gastheer is van de Nuclear Security Summit.
Vraag 41
Welke terroristische organisaties dreigen kernwapens in handen te krijgen en welke kernwapens zijn hier het meest gevoelig voor?
Vraag 56
In de beleidsbrief waarschuwt u voor de proliferatie van massavernietigingswapens naar niet-statelijke actoren. In welke regio’s is volgens u sprake van een reëel risico van proliferatie naar niet-statelijke actoren en om welke niet-statelijke actoren gaat het?
Antwoord vragen 41 en 56
Er zijn indicaties dat verschillende terroristische organisaties ernaar streven of ernaar hebben gestreefd kernwapens in handen te krijgen. Welke organisaties dat precies zijn kan echter niet met zekerheid worden aangegeven. De vijf erkende kernwapenstaten hebben vanzelfsprekend uitgebreide veiligheidsmaatregelen genomen om te voorkómen dat hun kernwapens in handen van derden terecht zouden kunnen komen.
Het risico van de proliferatie van massavernietigingswapens is niet aan een bepaalde regio gebonden en de gevolgen van een dergelijke proliferatie zouden wereldwijd zijn. Er valt niet te zeggen welke specifieke proliferatierisico’s bestaan en om welke niet-statelijke actoren het dan zou gaan.
Vraag 42
Wat is het resultaat van de door Nederland in ruim 60 landen uitgevoerde demarches ten behoeve van ratificatie van het geamendeerde verdrag Fysieke Beveiliging Nucleair Materiaal (Convention on the Physical Protection of Nuclear Materials, CPPNM)? Welke landen zijn inmiddels overgegaan tot ratificatie?
Antwoord vraag 42
Sinds de NSS2012 in Seoul zet Nederland zich actief in om de ratificatie van het geamendeerde CPPNM te bevorderen, onder meer door financiering van IAEA-voorlichtingsbijeenkomsten en door consultatie met landen die nog niet geratificeerd hebben. Sinds Seoel zijn veertien landen overgegaan tot de ratificatie of acceptatie van het geamendeerde CPPNM: Albanië, Armenië, België, Canada, Cuba, Mexico, Slowakije, Vietnam, Frankrijk, Cyprus, Lesotho, Malta, Saint Lucia en Oezbekistan.
Het amendement heeft inmiddels 71 partijen; er zijn nog 27 ratificaties nodig om het in werking te laten treden. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit vóór de NSS 2014 zal worden gerealiseerd. Nationale ratificatieprocessen vergen vaak veel tijd, vanwege bijvoorbeeld parlementaire goedkeuringsprocessen of toetsing door constitutionele hoven.
Vraag 43
Verwacht u dat er tijdens de Nuclear Security Summit (NSS) bindende afspraken gemaakt zullen worden?
Antwoord vraag 43
De afspraken die worden gemaakt op de Nuclear Security Summit vinden hun weerslag in het slotcommuniqué, nationale verklaringen en verklaringen van groepen landen die vrijwillig een extra inspanning willen leveren. Dit zijn afspraken op het hoogste politieke niveau, die ook de toezegging kunnen bevatten juridisch bindende verplichtingen aan te gaan. Voorbeelden daarvan zijn ratificatie van het geamendeerde verdrag Fysieke Beveiliging Nucleair Materiaal en de implementatie van IAEA-richtlijnen in nationale wet- en regelgeving.
Vraag 44
Zal de regering deze NSS benutten om te spreken over de «elementaire gaten in het internationale juridische bouwwerk op nucleair terrein»?
Antwoord vraag 44
De zinsnede «elementaire gaten in het internationale juridische bouwwerk» verwijst hier naar o.a. het Alomvattend Kernstopverdrag (Comprehensive Test Ban Treaty, CTBT), het Kernsplijtstofstopverdrag (Fissile Material Cut-Off Treaty, FMCT) en het nog niet universeel geaccepteerde Aanvullend Protocol van het IAEA. Deze zijn onderdeel van het stelsel van internationale afspraken, overeenkomsten en verdragen op het terrein van nucleaire ontwapening, non-proliferatie en veiligheid en beveiliging maar raken niet de kern van de problemen die door middel van het NSS-proces worden aangepakt. Eén van de doelstellingen van de NSS is de versterking van het wereldwijde raamwerk voor nucleaire veiligheid.
Vraag 45
Benut de regering de bilaterale demarches ook om steun te zoeken voor het Splijtstofstopverdrag?
Antwoord vraag 45
Waar nuttig en nodig worden bilaterale demarches ingezet om steun te zoeken voor de totstandkoming van een Kernsplijtstofstopverdrag. De genoemde demarches in de zestig landen waren echter uitsluitend gericht op ratificatie van het geamendeerde verdrag Fysieke Beveiliging Nucleair Materiaal.
Vraag 46
Wat is de definitie van «nucleaire installaties»? Vallen daar ook militaire installaties, zoals de opslagplaatsen van kernwapens, onder?
Antwoord vraag 46
Er valt geen eensluidende, algemeen geaccepteerde, definitie te geven voor «nucleaire installatie». In het algemeen kan echter worden gesteld dat er sprake moet zijn van actieve handelingen als verrijking of splitsing van atomen. Een opslagplaats van wapens valt hier derhalve in beginsel niet onder.
Vraag 47
Kunt u aangeven wanneer de Nederlandse inzet voor de Nuclear Security Summit met de Tweede Kamer gedeeld zal worden?
Antwoord vraag 47
In februari 2014 zal het kabinet een brief aan de Tweede Kamer zenden over de stand van zaken ten aanzien van de inhoud, de organisatie en de veiligheid van de NSS.
Vraag 48
Welke landen maken deel uit van de «informele Weense vriendengroep»?
Antwoord vraag 48
De informele Weense vriendengroep van het verdrag Fysieke Beveiliging Nucleair Materiaal is in ontwikkeling en heeft geen vast lidmaatschap. Bij de eerste (en tot nu toe enige) bijeenkomst, op initiatief van Nederland, waren uitgenodigd: Canada, Chili, Indonesië, Jordanië, Spanje, Zuid-Afrika en het IAEA.
Vraag 49
Kunt u een overzicht geven van de landen die problemen hebben met de implementatie van de VNVR-resolutie 1540? Om welke soort problemen gaat het dan? Wat is het effect van de Nederlandse ondersteuning bij het oplossen van deze problemen?
Antwoord vraag 49
Volgens de laatste informatie hebben 24 lidstaten nog geen (eerste) implementatierapport van VNVR-resolutie 1540 ingediend. Hieraan kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen, waaronder het ontbreken van een wettelijk, dan wel procedureel kader, het ontbreken van ervaring op het gebied van implementatie, of het simpelweg niet hebben van de middelen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit resolutie 1540. Staten die behoefte hebben aan ondersteuning bij de nationale implementatie kunnen dit aangeven bij het 1540-Comité. Hetzelfde geldt voor staten en internationale organisaties die bereid zijn deze ondersteuning te bieden. Ook Nederland biedt landen, via het 1540-Comité, de mogelijkheid gebruik te maken van Nederlandse expertise bij implementatieproblemen. Hiervan is nog geen gebruik gemaakt.
Vraag 50
Is het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) op dit moment voldoende in staat de verificatierol naar behoren te vervullen? Beschikt het IAEA over voldoende middelen om overal ter wereld nucleaire inspecties uit te voeren?
Vraag 51
Wat is de definitie van een «robuust verificatiesysteem»? Aan welke vereisten moet een verificatiesysteem voldoen? Welke extra aanvullingen maakt van een verificatiesysteem een robuust? Kunt u een voorbeeld geven van een niet robuust verificatiestysteem?
Vraag 52
Wat verstaat u onder een adequate internationale respons in gevallen waarin niet-naleving van internationale non-proliferatie-afspraken wordt geconstateerd of gerede twijfel bestaat over naleving?
Vraag 53
Wat verstaat u onder «robuuste nucleaire inspecties»? Wat is het verschil tussen niet robuuste nucleaire inspecties en robuuste nucleaire inspecties? Hoe ziet een van het systeem van robuuste exportcontroles eruit? Wat is het verschil met niet robuuste exportcontroles?
Antwoord vragen 50, 51, 52 en 53
Het IAEA is op dit moment goed in staat zijn reguliere verificatierol, overal ter wereld, naar behoren te vervullen. Het IAEA besteedt 70% van zijn budget aan deze verificatietaak. Om deze controlerende taak optimaal uit te kunnen voeren dient het IAEA, naast adequaat personeel en voldoende middelen, te beschikken over de juiste bevoegdheden en instrumenten. Het kabinet is van oordeel dat de Algemene Waarborgenovereenkomsten (Comprehensive Safeguard Agreements, CSA), aangevuld met een Additioneel Protocol (AP) het IAEA het juiste mandaat verleent voor zijn inspecties. Nederland streeft naar universalisering van deze standaard. Zoals aangegeven in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie werkt Nederland hierin samen met het IAEA. Ook in NPDI-verband wordt hier aandacht aan besteed.
Het kabinet is tevens voorstander van het gebruik door het IAEA van andere informatiebronnen (waaronder de media en wetenschappelijke en industriële gegevens) dan uitsluitend informatie aangeleverd door de te controleren staat. Het hiermee opgebouwde beeld van de nucleaire activiteiten van een lidstaat stelt het IAEA beter in staat te bepalen waar en wanneer welke soort controle opportuun is. Dit bevordert bovendien het effectief en efficiënt inzetten van IAEA-middelen. Dit zogenaamde «State Level Concept» is echter niet voor iedere IAEA-lidstaat acceptabel. Nederland streeft, ook in EU-verband, naar brede acceptatie van dit concept.
Het IAEA publiceert jaarlijks de bevindingen van de verificatieactiviteiten in het Safeguard Implementation Report, waarin per lidstaat verslag wordt gedaan van de naleving van de internationale verplichtingen. Dit rapport wordt door de 35 leden tellende IAEA Bestuursraad besproken. Ook IAEA lidstaten die niet in de Bestuursraad zitting hebben, kunnen hier over mee praten.
In gevallen waarin het IAEA meent of constateert dat landen verplichtingen niet zijn nagekomen, rapporteert het aan de IAEA Bestuursraad. De Bestuursraad heeft de mogelijkheid het IAEA nader onderzoek te laten verrichten, de geconstateerde niet-naleving intern te bespreken en de zaak door te verwijzen naar de VN Veiligheidsraad. Bespreking hiervan vindt ook plaats op de jaarlijkse plenaire ledenvergadering. Het kabinet zet zich, mede in EU-verband, er met succes voor in dat dergelijke gevallen hoog op de politieke agenda blijven staan. Dit gebeurt in het geval van Iran en Noord-Korea maar ook voor de achterblijvende medewerking van het regime in Syrië.
Vraag 54
Is de regering bereid haar rapportage aan het comité ter uitvoering van VNVR-resolutie 1540 aan de Kamer te zenden?
Antwoord vraag 54
Ja. Het nationale implementatierapport van Nederland is tevens te benaderen via http://www.un.org/en/sc/1540/national-implementation/national-reports.shtml
Vraag 55
Welke landen zijn momenteel lid van het 1540-Comité?
Antwoord vraag 55
Op dit moment zijn Argentinië, Australië, Azerbeidzjan, China, Frankrijk, Guatemala, Luxemburg, Marokko, Pakistan, de Russische Federatie, Rwanda, Togo, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zuid-Korea lid van het 1540-Comité.
Meer informatie over het Comité is te vinden via http://www.un.org/en/sc/1540/committee/composition.shtml
Vraag 57
Volgens de brief valt de grootste winst te behalen in de verdere reductie van kernwapenarsenalen van de VS en de Russische Federatie. Doelt u hier slechts op een kwantitatieve winst? Geldt reductie van de kernwapenarsenalen van minder stabiele landen niet een veel grotere winst?
Antwoord vraag 57
De Verenigde Staten en de Russische Federatie beschikken thans over de grootste nucleaire arsenalen. Tezamen bezitten deze landen naar schatting ruim 90% van alle kernwapens in de wereld. In kwantitatieve termen is daar de grootste winst te behalen. Dit laat onverlet dat het kabinet, in het kader van zijn streven naar een wereld zonder kernwapens, zich inzet voor reducties van kernwapenarsenalen wereldwijd.
Vraag 58
Uit welke concrete acties bestaan de Nederlandse inspanningen die zich richten op het creëren van condities die verdere onderhandelingen faciliteren tussen deze twee landen?
Antwoord vraag 58
Nederland poogt met zowel bilaterale als multilaterale inspanningen de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en de Russische Federatie te bevorderen. Zo roept Nederland beide landen in bilaterale gesprekken en in multilaterale fora op onderhandelingen te starten over het verminderen van hun kernwapenarsenalen. Ook dringt Nederland in internationale fora aan op maatregelen die het wederzijds begrip en vertrouwen vergroten. Zo organiseerde Nederland in juni 2013 een seminar in het kader van de NAVO – Rusland Raad over de rol van kernwapens in militaire doctrines en strategieën. Verder heeft Nederland samen met de partners van het NPDI concrete voorstellen gedaan aan de kernwapenstaten voor vergroting van transparantie van hun kernwapenarsenalen. Ook binnen de NAVO denkt Nederland mee over, en dringt aan op, concrete maatregelen ter vergroting van transparantie en vertrouwen.
Vraag 59
Welke rode lijnen hanteert de regering als het gaat over het gebruik van geweld om de naleving van de NPV afspraken af te dwingen?
Antwoord vraag 59
Naleving van het NPV wordt besproken tijdens de vijfjaarlijkse Toetsingsconferenties en de voorbereidende bijeenkomsten daarvoor (de zogenaamde «PrepComs») die jaarlijks plaatsvinden. In acute gevallen (zoals bij de Noord-Koreaanse kernproeven en het Iraanse verrijkingsprogramma) vindt bespreking plaats in de VN Veiligheidsraad. Dit kan leiden tot maatregelen van de Veiligheidsraad, zoals sancties. De geweldsvraag is daarbij tot dusverre nog niet aan de orde gekomen.
Vraag 60
Is er een lijst waarin de exportrestricties opgesomd staan? Kan de Kamer deze ontvangen? Staan er op deze lijst ook specifieke producenten genoemd? Is het toegestaan of juist verboden om op nationaal niveau te investeren in deze producenten?
Vraag 62
Waarom zijn de NSG afspraken niet juridisch bindend?
Antwoord vragen 60 en 62
De »Nuclear Suppliers Group» (NSG) is een vrijwillig exportcontroleregime van 48 landen met als doel de verspreiding (of proliferatie) van nucleaire goederen en technologie te voorkómen. Besluiten worden met consensus genomen. Een belangrijk onderdeel is de NSG-controlelijst die bestaat uit een lijst van goederen en materialen die speciaal zijn ontworpen voor nucleaire toepassingen en een «dual-uselijst» van goederen die gebruikt kúnnen worden bij de productie van nucleaire goederen en materialen. De NSG-richtlijnen en de goederenlijsten worden door alle individuele participerende overheden geïmplementeerd op basis van nationale wetgeving en gebruiken.
De Nederlandse overheid gebruikt voor de exportcontroles de Europese lijst voor dual-use goederen. De dual-use goederen die het betreft zijn opgenomen in de bijlage bij de Europese dual-useverordening. Als bedrijven goederen willen exporteren die op de lijst staan, moeten zij daarvoor een vergunning aanvragen. De lijst geldt voor alle lidstaten van de EU en is samengesteld op basis van afspraken van de verschillende internationale exportcontroleregimes voor massavernietigingswapens. Naast de NSG zijn dit de Australia Group (AG) en het Missile Technology Control Regime (MTCR). De richtlijnen van de exportcontroleregimes helpen bij het inschatten van (risico’s met betrekking tot) het voorgenomen eindgebruik.
Voor de genoemde goederen geldt uitsluitend voor de uitvoer een vergunningplicht. Investeren in deze goederen is in beginsel toegestaan.
Vraag 61
Wat is het standpunt van de regering over het verzoek van India om lid te mogen worden van de Nuclear Suppliers Group (NSG)? Deelt de regering de zorgen dat deelname van de kernwapenstaat India de kans vermindert dat dit land ooit het Non-Proliferatie Verdrag zal tekenen als kernwapenvrij land?
Antwoord vraag 61
India heeft niet formeel verzocht om lid te worden van de NSG. De NSG heeft in 2008 wel besloten om nauwer samen te werken met India (zie kamerbrief 31 200 V, nr. 157). Mede door Nederlandse inzet heeft India toen in een politieke verklaring een aantal vergaande toezeggingen op het gebied van non-proliferatie gedaan.
Het eventuele NSG-lidmaatschap van India is echter wel onderwerp van voortdurende discussie in de NSG. De meningen van landen hierover lopen uiteen. Het is denkbaar dat India in de toekomst een formele lidmaatschapsaanvraag zal doen. Nederland zal deze aanvraag op dat moment beoordelen op basis van de factoren die overwogen moeten worden voor NSG-lidmaatschap (http://www.nuclearsuppliersgroup.org/A_test/01-eng/06-parti.php?%20button=6 ) alsook de vrijwillig aangegane verplichtingen van India uit 2008.
Vraag 63
Welke landen doen mee aan het Proliferation Security Initiative?
Antwoord vraag 63
Het Proliferation Security Initiative wordt ondersteund door 102 landen. De lijst met deelnemende landen is te vinden via http://www.psi-online.info/Vertretung/psi/en/03-endorsing-states/0-PSI-endorsing-states.html
Vraag 64
In de brief schrijft u over «diverse openingen» in de Deterrence and Defence Posture Review om stappen te kunnen zetten op het gebied van ontwapening. Kunt u voorbeelden geven van dergelijke openingen?
Antwoord vraag 64
Bedoelde openingen worden bijvoorbeeld gegeven in paragrafen 25, 27 en 30 van de DDPR.
Vraag 65
Is het de regering bekend dat Rusland openlijk het voortzetten van bilaterale onderhandelingen over (nucleaire) wapenbeheersing koppelt aan de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in Europa (forward deployment) en regelmatig aangeeft het verwijderen van deze tactische kernwapens als voorwaarde te zien voor verdere onderhandelingen?
Vraag 66
Zo ja, deelt u de mening dat het wenselijk is deze forward deployment te beëindigen om daarmee een vruchtbare grond te creëren voor nieuwe bilaterale onderhandelingen?
Vraag 67
Bent u bereid hierover nogmaals of alsnog in gesprek te gaan met uw Amerikaanse collega?
Antwoord vragen 65, 66 en 67
Rusland koppelt het al dan niet voortzetten van bilaterale onderhandelingen over nucleaire wapenbeheersing voornamelijk aan de ontwikkeling van het Amerikaanse raketafweersysteem, het zogeheten «Missile Defense»-programma. De tactische nucleaire wapens in Europa zijn tot op heden geen zelfstandig onderwerp geweest van bilaterale onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland.
In genoemde beleidsbrief is uitvoerig uiteengezet op welke wijze Nederland wil bijdragen aan een wereld zonder kernwapens in het algemeen en het verwijderen van de niet-strategische nucleaire wapens uit heel Europa in het bijzonder. Het voortzetten van de sinds jaar en dag bestaande constructieve dialoog met onze Amerikaanse bondgenoot speelt hierin vanzelfsprekend een sleutelrol.
Vraag 68
Op welke landen wil de regering druk zetten met haar inzet om de transparantie op het gebied van Niet Strategische Nucleaire Wapens (NSNW) te verhogen?
Antwoord vraag 68
Het kabinet hecht grote waarde aan de verhoging van transparantie, ook op het gebied van niet-strategische nucleaire wapens (NSNW). Ook vanuit het NPDI bestaat hiervoor veel aandacht. Wat betreft de NSNW in Europa is wederzijdse vergroting van transparantie door zowel de NAVO als Rusland van belang. In NAVO-verband is een «Special Advisory and Consultative Arms Control, Disarmament and Non-Proliferation Committee» (ACDN) opgericht dat voorstellen onderzoekt ter bevordering van transparantie en vertrouwen tussen de NAVO en Rusland. Nederland speelt een actieve rol in de ACDN en pleit er bij andere NAVO-lidstaten en Rusland voor om wederzijds de transparantie te verhogen.
Vraag 69
Welke initiatieven zal de regering nationaal en of internationaal nemen om de rol van nucleaire wapens in doctrines te verminderen?
Vraag 102
Welke voorbereidingen treft de regering om een beleid uit te kunnen voeren dat het belang van kernwapens in militaire doctrines terugdringt? Wat betekent de wens om het belang van kernwapens in militaire doctrines terug te dringen voor het Nederlandse veiligheidsbeleid? Gaat daar iets aan veranderen en zo ja, wat?
Antwoord vragen 69 en 102
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van de Commissie Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de Internationale Veiligheidsstrategie d.d. 3 oktober 2013 (Kamerstuk 33 694, nr. 1) stimuleert het kabinet het internationale debat over het verminderen van het belang van kernwapens in militaire doctrines en de mogelijkheden daartoe. Het kabinet is van mening dat initiatieven op het gebied van het terugdringen van de rol van nucleaire wapens in doctrines bij voorkeur in multilateraal verband dienen te worden genomen. Het kabinet zal binnen de NAVO, alsook bij andere relevante fora zoals het NPV, een actieve rol blijven spelen in de discussie over de rol van nucleaire wapens in militaire doctrines. Het is ook één van de prioriteiten van het NPDI.
Vraag 71
Hoe helpt het vasthouden aan nucleaire afschrikking van het NAVO bondgenootschap en Nederland als lidstaat om de voorwaarden voor nucleaire ontwapening te creëren?
Antwoord Vraag 71
In de beleidsbrief wordt niet beweerd dat de nucleaire afschrikking helpt bij het creëren van voorwaarden voor nucleaire ontwapening. Wel geeft het NAVO-lidmaatschap Nederland de mogelijkheid aandacht te vragen voor ontwapening en non-proliferatie en voor het vergroten van wederzijdse transparantie en begrip. Nederland is, zoals uitgelegd in de antwoorden bij vraag 83, voorstander van reductie en uiteindelijke verwijdering van alle kernwapens uit Europa op basis van onderhandelingen en reciprociteit. Eenzijdige nucleaire ontwapening van de NAVO zal echter niet het gewenste effect op de wereldwijde uitbanning van kernwapens teweegbrengen, omdat voor andere staten de stimulans om te ontwapenen dan verdwijnt.
Vraag 72
Wordt onder «transparantie» op het gebied van Niet-Strategische Nucleaire Wapens ook verstaan openbaarheid naar het publiek?
Antwoord vraag 72
Ja, voor zover de afgesproken grenzen van geheimhouding dit toelaten. Transparantie heeft echter vooral betekenis in het winnen van vertrouwen tussen kernwapenstaten.
Vraag 73
Kunt u aangeven waar het zwaartepunt ligt in het beleid: Volledige toewerking naar het einddoel van het NPV, een kernwapenvrije wereld; of de NAVO-kernwapentaak blijven uitvoeren? Hoe verhoudt de NAVO-kernwapentaak zich tot het einddoel van het NPV?
Antwoord vraag 73
Bij ontwapeningsvraagstukken staat verbetering van de veiligheid in de wereld voorop. Het kabinet hecht sterk aan ontwapening en non-proliferatie met als uiteindelijk doel een wereld zonder kernwapens. Tegelijkertijd is Nederland gecommitteerd aan de bondgenootschappelijke verplichtingen die voortvloeien uit het NAVO-lidmaatschap. Ook dat is cruciaal voor onze veiligheid. Binnen de NAVO vraagt Nederland aandacht voor ontwapening en non-proliferatie en brengt het nadrukkelijk de rol van nucleaire wapens binnen het bondgenootschap ter sprake. In 2014 zal opnieuw een NAVO Top plaatsvinden. Nederland zal zich ervoor inzetten dat ontwapening ook daar ter sprake komt.
Vraag 74
U schrijft dat de NAVO-landen veel minder kernwapens hebben dan de voormalige Sovjet-Unie. Hoe beoordeelt u dit in strategisch perspectief en welke gevolgen heeft dit voor de inzet met betrekking tot de non-proliferatie?
Vraag 80
Is het u bekend dat deskundigen een wezenlijk verschil van mening hebben over de hoeveelheid niet-strategische nucleaire wapens (NSNW) die Rusland bezit? Waarop baseert u de stelling dat duidelijk is «dat de Russische Federatie over een veelvoud van het aantal NNSW beschikt in vergelijking tot de in Europa aanwezige NSNW aan NAVO-zijde»? Kunt u bronmateriaal hierover delen met de Kamer?
Antwoord vragen 74 en 80
Het is bekend dat diverse deelnemers aan het publieke debat uiteenlopende schattingen hanteren van de hoeveelheid NSNW die Rusland bezit. Het kabinet onderschrijft de in de DDPR neergelegde vaststelling dat de Russische Federatie over een veelvoud aan NSNW beschikt, in vergelijking tot de in Europa aanwezige NSNW aan NAVO-zijde. Het geclassificeerde (NAVO-)inlichtingenmateriaal hierover kan niet met de Kamer worden gedeeld. Het aantal ontplooide («deployed») strategische nucleaire wapens is, zoals bekend, door het «nieuwe START-verdrag» aanmerkelijk gereduceerd en inmiddels aan Amerikaanse en Russische zijde vrijwel in evenwicht.
Vraag 76
Welke «openingen» ziet u, naast de «Special Advisory and Consultative Arms Control, Disarmament and non-proliferation committee» (ACDN), om binnen het bondgenootschap nucleaire ontwapening aan de orde te stellen en daadwerkelijk «stappen te kunnen zetten op het gebied van ontwapening»? Ziet u mogelijkheden om voorstellen te lanceren die leiden tot effectieve nucleaire ontwapening die niet zullen stuiten op gebrek aan consensus?
Antwoord vraag 76
Tijdens de NAVO-ministeriële van 3 en 4 december jl. heeft Nederland het belang van wapenbeheersing, inclusief nucleaire wapenbeheersing, aan de orde gesteld, zowel in NAVO-kader als in de NAVO-Rusland Raad. Daarnaast wordt in kleiner verband wapenbeheersing aan de orde gesteld. De vraag of er voorstellen zijn die leiden tot effectieve nucleaire ontwapening en die niet zullen stuiten op gebrek aan consensus, valt op dit moment niet te beantwoorden.
Vraag 77
Is er binnen de NAVO consensus over het voortgaan met de stationering van Amerikaanse tactische kernwapens in Europa?
Antwoord vraag 77
Ja.
Vraag 78
Kunt u toelichten wat u bedoelt met geleidelijk in «een geleidelijk en stapsgewijs proces»? Ziet u in de deadlock van de afgelopen 16 jaar in de internationale fora die hierover gaan een reden om een alternatieve aanpak te formuleren?
Antwoord vraag 78
Het woord «geleidelijk» verwijst naar de opvatting van Nederland dat totale, wereldwijde nucleaire ontwapening alleen kan worden gerealiseerd door een stapsgewijs proces waarbij ontwapening en non-proliferatie hand in hand gaan. Nederland acht het onhaalbaar en onrealistisch om op dit moment onderhandelingen te starten over een alomvattend verdrag dat bezit en gebruik van kernwapens verbiedt, omdat de kernwapenstaten hierin niet zullen meegaan. Een pragmatische, stapsgewijze benadering zal uiteindelijk effectiever zijn (zie ook het antwoord op vraag 6).
Het kabinet hecht grote waarde aan de bestaande internationale fora over ontwapening en non-proliferatie en betreurt daarom de impasse waarin de CD verkeert ten zeerste. Nederland maakt zich sterk voor doorbreking van deze impasse alsmede voor de start van onderhandelingen over een Kernsplijtstofstopverdrag en de inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag. Verschillende alternatieve benaderingen om non-proliferatie en ontwapening te stimuleren, zoals de Open Ended Working Group (OEWG), worden door Nederland eveneens actief gesteund.
Vraag 81
Is het u bekend dat in de DDPR helemaal niet gesteld wordt dat reciprociteit een voorwaarde is om verder te kunnen? Is het u bekend dat in de DDPR staat dat de NAVO bereid is te overwegen «further reducing its requirement for non-strategic nuclear weapons assigned to the Alliance in the context of reciprocal steps by Russia»? Deelt u de mening dat deze formulering nadrukkelijk ruimte voor andere interpretaties openlaat en reciprociteit niet expliciet van Rusland als voorwaarde wordt vereist?
Vraag 82
Waarom stelt u in uw interpretatie van de DDPR en in uw relatie met de Russische Federatie reciprociteit op het vlak van niet strategische kernwapens plots als verplichte voorwaarde?
Antwoord vragen 81 en 82
De volledige zin uit de DDPR luidt: «Against this background [het feit dat de NAVO aantallen, types en gereedheidsstatus van nucleaire wapens in Europa dramatisch heeft gereduceerd evenals de afhankelijkheid van nucleaire wapens in de NAVO-strategie] and considering the broader security environment, NATO is prepared to consider further reducing its requirement for non-strategic nuclear weapons assigned to the Alliance in the context of reciprocal steps by Russia, taking into account the greater Russian stockpiles of non-strategic nuclear weapons stationed in the Euro-Atlantic area.» Het principe van wederkerigheid staat niet ter discussie.
Vraag 83
Waarom geeft de regering zoveel invloed aan de Russische Federatie op de autonome besluitvorming over nucleaire ontwapening?
Antwoord vraag 83
Bij ontwapeningsvraagstukken staat verbetering van de veiligheid voorop. Naar mening van het kabinet wordt die veiligheid niet verhoogd door het nemen van eenzijdige ontwapeningsstappen. Nederland streeft dan ook binnen NAVO-kader naar de reductie en uiteindelijk verwijdering van de NSNW uit heel Europa op basis van onderhandelingen en reciprociteit.
Vraag 84
Betekent dit dat u actief uw steun zou onthouden aan mogelijke toekomstige maatregelen om het onderling vertrouwen op te bouwen zoals in 1991/92 met de «Presidential Nuclear Initiatives»?
Antwoord vraag 84
Neen.
Vraag 85
Deelt u de interpretatie van delen van de NAVO DDPR dat er een mogelijkheid bestaat, zonder dat er opnieuw over het Strategisch Concept of de DDPR onderhandeld moet worden, om de afhankelijkheid van niet strategische kernwapens te verminderen? (DDPR: «Consistent with our commitment to remain a nuclear alliance for as long as nuclear weapons exist, Allies agree that the NAC will task the appropriate committees to develop concepts for how to ensure the broadest possible participation of Allies concerned in their nuclear sharing arrangements, including in case NATO were to decide to reduce its reliance on non-strategic nuclear weapons based in Europe.»)
Antwoord vraag 85
De DDPR biedt inderdaad de mogelijkheid dat de NAVO de afhankelijkheid van nucleaire wapens vermindert zonder daarvoor de DDPR of het Strategisch Concept te hoeven aanpassen.
Vraag 86
Deelt u de duiding van de tekst van de DDPR dat er in het proces van de vermindering van afhankelijkheid van NSNW geen consensus vereist is?
Antwoord vraag 86
Nee. Consensus onder de bondgenoten is voor alle besluiten van de NAVO vereist.
Vraag 87
Is de Nederlandse regering bereid om in te zetten op het verminderen van het aantal Amerikaanse NSNW in Europa, ook als dit niet direct gepaard gaat met reducties aan Amerikaanse of Russische zijde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 87
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de betreffende passage in de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie.
Vraag 88
Ziet de regering openingen om met de VS het gesprek aan te gaan over de beëindiging van de kernwapentaak zoals die door Nederland wordt uitgevoerd?
Vraag 89
«Nederland streeft binnen NAVO-kader naar de reductie en uiteindelijk verwijdering van de NSNW uit heel Europa op basis van onderhandelingen en reciprociteit.» Kunt u aangeven wat u hiermee precies bedoelt? Is eenzijdige verwijdering van NSNW mogelijk of gewenst? Zo niet, waarom niet?
Vraag 103
Bent u bereid te garanderen dat de nucleaire taak na de introductie van de JSF niet op de F-16 zal blijven rusten?
Antwoord vragen 88, 89 en 103
Over dit onderwerp ging de Kamer op 14 januari jl. een separate brief toe, waarnaar hier wordt verwezen (Kamerstuk 33 783, nr. 5).
Vraag 90
Is er samenwerking tussen de binnen de NAVO onlangs opgerichte «Special Advisory and Consultative Arms Control, Disarmament and Non-Proliferation Committee» (ACDN) en initiatief Global Zero op het gebied van transparantie en vertrouwen? En zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 90
Neen. Het genoemde NAVO-comité werkt niet direct samen met maatschappelijke organisaties, belangengroepen of ngo’s. Wel kunnen ideeën van dergelijke groepen door individuele NAVO-leden worden gebruikt als inspiratiebron.
Vraag 91
In welke fora heeft de regering geconstateerd dat NAVO-bondgenoten voorstander zijn van handhaving van de Amerikaanse NSNW in Europa?
Antwoord vraag 91
De specifieke besprekingen in de uiteenlopende NAVO-comités zijn vertrouwelijk. Het kabinet doet op basis van deze vertrouwelijkheid hierover geen uitspraken. Wel kan worden medegedeeld dat in de DDPR is vastgelegd de Amerikaanse, in Europa gestationeerde, niet-strategische nucleaire wapens te handhaven.
Vraag 92
Hoe kunnen kernwapens, wetende dat deze een catastrofale humanitaire impact hebben, een reëel tegenwicht tegen de gepercipieerde Russische dreiging vormen?
Antwoord vraag 92
Zoals de Kamer schriftelijk is medegedeeld op 14 juni jl. (Kamerstuk 33 400, nr. 140) stelt de DDPR dat de omstandigheden waaronder het gebruik van nucleaire wapens zou kunnen worden overwogen «extremely remote» zijn. Deze formulering sluit echter het gebruik van kernwapens niet onder alle omstandigheden uit, ook al is het beleid erop gericht om dit gebruik te vermijden. Een geloofwaardige nucleaire afschrikking is uiteindelijk ook gebaseerd op de erkenning dat inzet a priori niet geheel kan worden uitgesloten, ook al is alles er op gericht dit te vermijden, temeer omdat het duidelijk is dat inzet een catastrofale humanitaire impact zou hebben.
Vraag 93
Is het u bekend dat er bij de verwijdering van de NSNW uit Canada, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland er op geen enkele wijze geprobeerd is om tot NAVO consensus te komen? Is het u bekend dat de NAVO nadrukkelijk heeft aangegeven dat als het gaat om de Amerikaanse «nuclear deployments» niet alle bondgenoten aan de besluitvorming deelnemen? Waarom stelt u dan dat NAVO consensus vereist is als het gaat om verwijdering of reductie van NSNW?
Antwoord vraag 93
Zoals het kabinet geregeld (onder meer in januari 2001 op Kamervragen, Kamerstuknummer 809, vergaderjaar 2000–2001) met betrekking tot dit onderwerp heeft geantwoord, worden over aantallen en locaties van Amerikaanse kernwapens in Europa op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen gedaan.
De substrategische nucleaire bewapening van de NAVO is sinds 1991 aanmerkelijk gereduceerd. De bewapening wordt op een minimum niveau gehandhaafd. De DDPR stelt in dit kader dat de huidige nucleaire «force posture» van het bondgenootschap juist is. Verdere reductie van dit niveau zou derhalve een aanpassing in NAVO-kader vereisen en daarmee een op consensus gebaseerd besluit behoeven.
Vraag 100
Welke beperkingen zijn er door wie opgelegd aan de voorstellen van het als het gaat om de bevordering van transparantie en het vertrouwen tussen de NAVO en de Russische Federatie? Met welke beperkingen en of limiteringen heeft de regering ingestemd?
Vraag 107
Wat houdt de transparantie binnen de NAVO over NSNW concreet in en hoe gaat Nederland hieraan bijdragen?
Antwoord vraag 100 en 107
Een aantal landen, waaronder Nederland, heeft het afgelopen jaar voorstellen ingediend voor het verbeteren van nucleaire transparantie. Bij besprekingen van de onderwerpen is vervolgens bekeken welke voorstellen het meest in aanmerking komen in de eerste fase in het proces van transparantiebevordering. Op dit moment wordt gewerkt aan een nadere uitwerking van die eerste groep voorstellen. Zodra de interne NAVO-gedachtevorming gereed is, zullen de voorstellen ter bespreking aan de Russische Federatie worden aangeboden.
Vraag 101
Is de regering bezorgd dat het uitwisselen van informatie over bijvoorbeeld beveiligingsprocedures dwars staat op de wens tot geheimhouding van informatie over aantallen en locaties van de kernwapens in Nederland, zoals eerder bij de Amerikaanse Luchtmacht Blue Ribbon Panel, waarbij informatie werd gepubliceerd over de exacte locaties van Amerikaanse kernwapens en bijbehorende infrastructuur in Europa en meer specifiek over de kernwapens op de Nederlandse Luchtmachtbasis Volkel?
Antwoord vraag 101
Communicatie over de kernwapentaken van de NAVO moet vanwege het grote veiligheidsbelang met de grootst mogelijke zorgvuldigheid plaatsvinden. Daarom zijn hierover binnen de NAVO stringente afspraken gemaakt.
Vraag 104
Waarom onthield Nederland zich van stemming toen tijdens de Algemene Vergadering van de VN van 2012 werd gestemd over de resolutie die opriep tot «decreasing the operational readiness of nuclear weapons (2012, A/C.1/67/L.28 (A/RES/67/46)? Bent u bereid om in de toekomst resoluties met een dergelijke strekking te steunen in plaats van u van stemming te onthouden?
Antwoord vraag 104
In de afweging van de voor- en nadelen van deze resolutie gaf de solidariteit met NAVO-partners de doorslag. Omdat Nederland vanwege de strekking van de resolutie niet tegen was, maar vanwege de positie van andere partners niet voor wilde stemmen, is gekozen voor onthouding van stemming. Bij een volgende resolutie zal op basis van de inhoud en de positie van de partners een nieuwe afweging worden gemaakt. Het is thans niet mogelijk daarop vooruit te lopen.
Vraag 108
Het kabinet is van mening dat ontwapening het gevolg moet zijn van een onderhandelingsproces, gebaseerd op wederzijds begrip en vertrouwen en wil daaraan een bijdrage leveren. Op welke wijze ondersteunt het kabinet het initiatief Global Zero wat een duidelijk stappenplan heeft voor nucleaire ontwapening?
Antwoord vraag 108
In de beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie heeft het kabinet uiteengezet hoe het zijn beleid op het internationale toneel vormgeeft. Nationale en internationale non-gouvernementele organisaties, zoals Global Zero, spelen daarbij een belangrijke rol. Het actieplan voor nucleaire ontwapening van Global Zero kent een duidelijk stappenplan maar het ontbeert onder andere een relatie met de dynamiek van de politieke (internationale) veiligheidssituatie, die het handelen van de Verenigde Staten en de Russische Federatie mede bepaalt.
Vraag 109
Wat is de meerwaarde van aandacht voor het «humanitaire aspect» van kernwapens? Wat zijn wel de concrete consequenties van het aandacht geven aan het humanitaire aspect?
Antwoord vraag 109
Het Nederlandse ontwapeningsbeleid is, behalve op overwegingen van (internationale) veiligheid en stabiliteit, mede gebaseerd op het besef dat de gevolgen van een nucleaire explosie desastreus zouden zijn. De meerwaarde van aandacht voor deze aspecten ligt onder andere in het (weer) zichtbaar maken van de immense consequenties, zodat duidelijk wordt dat nucleaire ontwapening geen academisch discours is, maar een onderwerp met reële gevaren en bedreigingen.
De conferenties in Oslo (maart 2013) en Nayarit, Mexico (februari 2014) bieden experts een platform om feitelijke informatie uit te wisselen over de korte en lange termijn impact van een detonatie van een kernwapen en over de humanitaire respons na een dergelijke gebeurtenis. Nederland zal, zoals eerder aangegeven, ook op de conferentie in Mexico aanwezig zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33783-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.