33 750 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2014

Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2013

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Defensie op 13 en 14 november jl. (Handelingen II 2013/14, nrs. 23 en 24) heb ik toegezegd u een reactie te sturen op de oproep van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties, Professor Christof Heyns, tot het instellen van een moratorium op de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen, door het lid Van Ojik (GL) aangeduid met de term «killer robots». Met deze brief voldoe ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken aan dit verzoek.

Achtergrond

Professor Christof Heyns, speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) on extrajudicial, summary or arbitrary executions, heeft 9 april jl. een rapport uitgebracht over Lethal Autonomous Robotics (LARs)(A/HRC/23/47). Heyns heeft dit rapport 30 mei jl. gepresenteerd in de VN-Mensenrechtenraad in Genève.

Heyns doet in zijn rapport de volgende aanbevelingen aan staten:

  • Een moratorium op het testen, de productie, de assemblage, de overdracht, de verwerving, de ontplooiing en het gebruik van LARs, totdat een internationaal kader voor LARs is vastgesteld. Hiertoe zou als eerste stap de VN-Commissaris voor de mensenrechten een high level panel moeten instellen om dergelijke systemen te bespreken.

  • Staten dienen unilateraal en multilateraal uit te spreken dat zij zich aan het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten zullen houden bij alle activiteiten met LARs.

  • Staten moeten een strenge toetsing van wapensystemen aan het recht hanteren.

  • Staten moeten zo transparant mogelijk zijn over deze toetsing, deelnemen aan de internationale discussie over dit onderwerp en meewerken aan het beoogde high level panel.

Standpunt kabinet

Het kabinet heeft begrip voor de bezorgdheid over de ontwikkeling van autonome wapensystemen. Er kleven ethische aspecten aan en het is de vraag of dergelijke systemen zouden kunnen worden ingezet met inachtneming van het humanitair oorlogsrecht. VN-rapporteur Heyns sluit dat overigens voor bepaalde autonome systemen, vooral defensieve, niet uit.

Defensie werkt niet aan LARs en heeft daar ook geen plannen voor. Overigens hanteert de Nederlandse krijgsmacht het leidende beginsel dat alle wapensystemen én de inzet in een gewapend conflict moeten voldoen aan alle eisen die het internationaal recht stelt. Nederland zal dan ook uitdragen dat het bestaande recht onverminderd van toepassing is op autonome wapensystemen. Onderdeel van dat recht vormt de plicht, vastgelegd in het eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève, nieuwe wapens en nieuwe methoden van oorlogvoering te toetsen aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. In Nederland is daartoe in 1978 de Adviescommissie Internationaal Recht en Conventioneel Wapengebruik (AIRCW) opgericht.1 Het kabinet is gaarne bereid de ervaringen met de AIRCW met andere landen te delen. Derhalve omarmt het kabinet deze aanbeveling van Heyns.

Het rapport constateert dat wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op het terrein van robots ook belangrijke maatschappelijke en humanitaire resultaten opleveren. Omdat de grenzen tussen militaire en niet-militaire technologie niet altijd helder zijn, is het lastig de ontwikkeling van robotwapens te reguleren. Het kabinet onderschrijft deze constatering en acht nadere gedachtevorming over het thema dan ook wenselijk. Een internationale discussie over volledig geautomatiseerde wapensystemen komt inmiddels op gang, maar in het debat is nog veel onduidelijk. Heldere definities ontbreken vooralsnog, evenals een overzicht van dodelijke autonome wapensystemen die thans in ontwikkeling zijn.

Nederland neemt al actief deel aan de internationale discussie over autonome wapensystemen. De bijeenkomst van partijen bij het Verdrag inzake conventionele wapens is een belangrijk forum hiervoor. In 2014 zal een groep van experts zich verder over de dilemma’s rond LARs buigen, mede dankzij een actieve rol van Nederland. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie zijn ook in gesprek met partners uit het maatschappelijk middenveld en de wetenschappelijke wereld om tot een heldere afbakening van de probleemstelling te komen. Het kabinet is, ten slotte, graag bereid een bijdrage te leveren aan het beoogde high level panel.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

De AIRCW is als gevolg van reorganisaties en nieuwe inzichten in 2007 heropgericht.

Naar boven