33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2014

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Islam- en imamopleidingen, dat op 22 januari 2014 is gehouden, is uw Kamer een brief toegezegd over de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR). Wij zullen in deze brief ingaan op het gesprek dat tussen de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) en de IUR heeft plaatsgevonden. Vervolgens informeren wij u over de reikwijdte van artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)1. Conform de toezegging in het genoemde AO lichten wij daarna de midterm evaluatie van de bachelor Islamitische theologie toe. Ten slotte gaan we in op de reactie van de IUR naar aanleiding van het gesprek met vertegenwoordigers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat op 8 januari 2014 heeft plaatsgevonden.

Gesprek Inspectie-IUR

In het AO op 22 januari jl. is uw Kamer toegezegd dat de inspectie binnen twee weken het gesprek met de IUR aangaat over de uitlatingen van haar rector en de visie van deze instelling op haar eigen rol binnen de Nederlandse samenleving. Op 5 februari 2014 heeft de inspectie inderdaad gesproken met het College van Bestuur van de IUR, waaronder de rector en een vertegenwoordiging van de Raad van Toezicht.

De vertegenwoordigers van de IUR hebben in het gesprek aangegeven nog steeds vertrouwen te hebben in de rector, maar eveneens aangegeven dat zijn uitspraken in niet-wetenschappelijke publicaties voor zijn eigen rekening komen. De IUR heeft naar eigen zeggen dit ook duidelijk gemaakt aan de rector en hierover duidelijke afspraken met de rector gemaakt: de IUR staat achter de academische vrijheid van de rector, maar niet achter kwetsende uitspraken die hij (mogelijk) heeft gedaan. Volgens de IUR is het voor de rector duidelijk dat wat hij via openbare bronnen uitdraagt niet los kan worden gezien van zijn functie als rector bij de IUR. De rector heeft toegezegd dat hij geen aanleiding meer zal geven tot een discussie zoals die nu heeft plaatsgevonden.

De omstreden uitspraken van de rector hebben volgens de IUR geen raakvlak met het aangeboden onderwijs. Het doel van de IUR-opleidingen is dat studenten straks goed kunnen functioneren in de Nederlandse samenleving. De IUR doceert alle vakken van haar beroepsopleidingen op master- en bachelorniveau in het Nederlands.

De vertegenwoordigers van de IUR hebben tegenover de inspectie bevestigd dat de instelling de basiswaarden van de democratische rechtsstaat onderschrijft. Het is uitdrukkelijk de bedoeling deze waarden aan de studenten mee te geven. De inspectie heeft geen aanwijzingen gevonden dat het onderwijs aan de IUR in strijd zou zijn met deze basiswaarden. Evenmin heeft de inspectie aanwijzingen dat de IUR haar rol binnen de samenleving invult op een manier die in strijd is met deze basiswaarden. Publicaties van de IUR over onder meer de maatschappelijke debatten die de instelling de afgelopen jaren heeft georganiseerd, vertonen geen tendensen die in strijd zijn met deze basiswaarden. De IUR zegt open te staan voor externe contacten en kritisch debat. Er wordt door de IUR samenwerking gezocht met maatschappelijke partners van buiten de Islamitische gemeenschap, zoals de andere hogescholen in Rotterdam. Met de Gemeente Rotterdam is halfjaarlijks contact over zowel onderwijs- als integratieonderwerpen.

Er zijn strikte afspraken tussen het College van Bestuur en de Raad van Toezicht inhoudende dat de IUR geen financiering van buitenlandse staten accepteert. Dat waarderen wij positief. De keerzijde van deze medaille is dat de financiering voor een groot deel afhankelijk is van persoonlijke netwerken waaronder dat van de rector. Dit vinden wij een punt van aandacht voor de Raad van Toezicht.

De IUR heeft toegezegd dat het niet meer voor zal komen dat de rector uitspraken doet die maatschappelijke commotie veroorzaken. Het gesprek dat de inspectie met de IUR heeft gevoerd, geeft ons vertrouwen dat dit inderdaad het geval zal zijn. Mocht dit vertrouwen worden beschaamd en de rector opnieuw uitspraken doen die niet passen bij de in Nederland algemeen aanvaarde rechtsbeginselen, dan zullen wij daar – binnen de mogelijkheden die we hebben – tegen optreden.

Maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in het hoger onderwijs

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een stelselverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs. Het respecteren van democratische rechtsbeginselen binnen de onderwijsinstellingen is hiervan een onmisbaar onderdeel. Het onderwijs moet bij uitstek een veilige omgeving zijn, discriminatie is daarin onaanvaardbaar.

Voor het mbo is in de WEB (artikel 1.2.1, tweede lid) bepaald dat het beroepsonderwijs de algemene vorming en de persoonlijke ontplooiing van de deelnemers bevordert en bijdraagt aan hun maatschappelijk functioneren. In het primair onderwijs en voortgezet onderwijs is wettelijk vastgelegd welke rol de instellingen hebben op het gebied van burgerschapsvorming. Dit is vertaald in het toezichtkader burgerschap.2

Voor het hoger onderwijs is dit niet als zodanig geëxpliciteerd. In de WHW is uitsluitend opgenomen dat bekostigde instellingen aandacht schenken aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (artikel 1.3, vijfde lid). Dit artikel was van toepassing op zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen. Sinds invoering van de wet Versterking besturing in 2010 is dit artikel alleen van toepassing op bekostigde instellingen. Niet-bekostigde instellingen, zoals de IUR, vallen niet onder deze bepaling.

Wij vinden het wenselijk dat voor bekostigde en niet-bekostigde onderwijsinstellingen een opdracht tot maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef geldt. Maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef betekent onder andere respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, waarbij artikel 1 van de Grondwet een prominente plaats inneemt. Een voorstel tot wijziging van de WHW zal aan dit begrip meer concrete inhoud geven. Mede met het oog op de academische vrijheid en de vrijheid van onderwijs luistert dat nauw. De inspectie houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Indien een niet-bekostigde instelling de wet- en regelgeving niet naleeft, kan de status als rechtspersoon hoger onderwijs (rpho) worden ingetrokken. Door verankering in de WHW wordt de mogelijkheid om in te grijpen bij (bekostigde en niet-bekostigde) instellingen geëxpliciteerd.

Accreditatie en midterm evaluatie IUR

De IUR heeft twee geaccrediteerde opleidingen, beide op hbo-niveau. De masteropleiding Islamitische geestelijke verzorging is in 2010 geaccrediteerd. De bacheloropleiding Islamitische theologie is in 2013 geaccrediteerd. Beide opleidingen worden volgend jaar extern getoetst. Voor de masteropleiding is dit vanwege de reguliere heraccreditatie na zes jaar (per 2016, dus visitatie in principe al in 2015). Voor de bacheloropleiding geldt ook de accreditatietermijn van zes jaar, maar is een bestuurlijke afspraak gemaakt voor een midterm evaluatie na drie jaar (rapport voor 1 juli 2016, dus extern onderzoek in principe al in 2015).

Deze midterm evaluatie heeft als doel om de doorontwikkeling van de opleidingen op middellange termijn te volgen en kijkt naar het systeem van toetsing en de deskundigheid van de examencommissie, met name ten aanzien van de toetsing van vaardigheden, en de gerealiseerde resultaten in de vorm van tentamens, stageverslagen, portfolios en eindwerken. De externe evaluatie zal worden verricht door een panel dat in overleg met de NVAO zal worden samengesteld. Wanneer uit deze evaluatie een negatief beeld naar voren komt ten aanzien van de beoordeelde facetten, dan kan de NVAO het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierop attenderen.

Bij de herbeoordelingen die bij de NVAO op de rol staan, zal een solide kwaliteitsbeleid expliciet aan bod komen. Daarnaast beoogt de NVAO de opdracht tot het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef mee te nemen als aandachtspunt bij de aanstaande beoordelingen. Dit conform de toezegging in het AO van 22 januari jl. Aangezien de inspectie in het gesprek met de IUR geen signalen heeft gekregen dat de onderwijskwaliteit onder druk staat, zien we op dit moment geen noodzaak voor nader onderzoek naar de kwaliteit.

Brief van IUR aan SZW

Een delegatie van de IUR heeft op 8 januari jl. met medewerkers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken. Naar aanleiding van dit gesprek heeft het bestuur van de IUR schriftelijk laten weten zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en discriminatie altijd onaanvaardbaar te vinden. Deze brief van de IUR aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is als bijlage toegevoegd3. Kernwaarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat als vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid en autonomie en de afwijzing van onverdraagzaamheid worden in de brief van de IUR onderschreven. In de brief wordt evenwel ten onrechte geen afstand genomen van de uitspraken van de rector, zoals die in de media zijn verschenen. Tijdens het AO van 22 januari met uw Kamer is gesproken over een aangifte die mogelijk gedaan zou kunnen worden tegen de rector. De aangifte die gedaan is, is inmiddels door het Openbaar Ministerie (OM) geseponeerd.

Conclusie en vervolgstappen

Het gesprek dat de inspectie met de IUR heeft gevoerd, geeft ons geen aanleiding te veronderstellen dat de onderwijskwaliteit op de IUR in het geding is. De NVAO noch de inspectie heeft signalen ontvangen dat er problemen zijn met de onderwijskwaliteit. Bovendien wordt volgend jaar zowel de bachelor als de master extern geëvalueerd. We zien daarom op dit moment geen reden voor nader onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs aan de IUR.

De IUR heeft toegezegd dat het niet meer zal voorkomen dat de rector uitspraken doet die maatschappelijke commotie veroorzaken. Het gesprek dat de inspectie met de IUR heeft gevoerd en de brief van de IUR aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geven vertrouwen dat dit inderdaad het geval zal zijn. Mocht de rector opnieuw uitspraken doen die niet passen bij de in Nederland algemeen aanvaarde rechtsbeginselen terwijl het College van Bestuur of de Raad van Toezicht van de IUR daar niets aan doet, dan zullen wij daar – binnen de mogelijkheden die wij hebben – tegen optreden.

Bovendien wordt een wijziging van de WHW voorbereid teneinde in die wet maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef sterker te verankeren, voor zowel bekostigde als voor niet-bekostigde instellingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Het gaat hierbij met name om de eerste volzin die luidt: «De universiteiten, levensbeschouwelijke universiteiten, hogescholen en de Open Universiteit schenken mede aandacht aan de persoonlijke ontplooiing en aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.»

X Noot
2

Het toezichtkader actief burgerschap en sociale integratie (Stcrt. 2006, 128) is door de inspectie voorgesteld en na raadpleging van uw Kamer door mijn toenmalige ambtsvoorganger is goedgekeurd.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven