De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het seksueel misbruik en het geweld in de rooms-katholieke kerk onvoorstelbaar
veel leed heeft veroorzaakt waarvan de gevolgen ook nu nog voor de slachtoffers voelbaar
zijn;
overwegende dat naar aanleiding van de onderzoeken van de commissie-Deetman en de
moties die in deze Kamer zijn aangenomen, de kerkelijke autoriteiten zich hebben ingespannen
om de waarheid op tafel te krijgen, de feiten te erkennen, hulp te bieden en schadevergoeding
te betalen;
constaterende dat in de opgestelde «nulmeting» is opgenomen dat een einddatum voor
het indienen van klachten wenselijk is;
constaterende dat in november 2013 de einddatum van 1 juli 2014 is vastgesteld en
openbaar is gecommuniceerd;
overwegende dat de kerkelijke autoriteiten in het verleden er alles aan gedaan hebben
om vervolging van daders te voorkomen en slachtoffers hulp en erkenning te onthouden
en dat daarom coulance op zijn plaats is, vooral voor schrijnende gevallen zoals slachtoffers
die niet eerder konden klagen of waarbij het onthouden van schadevergoeding onredelijk
zou zijn;
verzoekt de regering, in overleg te treden met de Bisschoppenconferentie en de Konferentie
van Nederlandse Religieuzen teneinde te bewerkstelligen dat slachtoffers die na 1 juli
2014 klachten indienen over seksueel misbruik of geweld gepleegd door overleden daders
waarvan de daad wegens verjaring niet meer kan worden vervolgd, kunnen rekenen op
hulp en erkenning en dat voor schrijnende gevallen coulance wordt betracht ten aanzien
van het niet meer kunnen uitkeren van schadevergoeding,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Steur
Rebel
Helder
Van Toorenburg
Berndsen-Jansen