33 750 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de regeringsreactie aan op het advies no. 21 van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). Dit advies betreft het UNESCO Verdrag inzake cultureel erfgoed onder water uit 2001. Het advies zelf ontving u al eerder per brief van 24 mei 2012 (Kamerstuk 33 000 V, nr. 147). Zoals reeds aangegeven in de brief van 24 mei 2012 was het niet mogelijk uw Kamer de kabinetsreactie te doen toekomen binnen de vastgestelde termijn van drie maanden.

In haar advies geeft de CAVV een positief antwoord op de centrale vraag van de adviesaanvraag, namelijk of het nieuwe UNESCO Verdrag past binnen de kaders van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (hierna: Zeerechtverdrag). De kernbepalingen van het UNESCO Verdrag (de artikelen 9 en 10) worden door de CAVV als zeerechtconform beoordeeld. De CAVV komt mede tot dat oordeel omdat een kuststaat, indien deze optreedt als coördinerende staat onder het UNESCO Verdrag, in dat geval dient op te treden ten behoeve van de verdragspartijen en niet ten behoeve van zichzelf. Bovendien betreft het een uitwerking van de onder het Zeerechtverdrag bestaande verantwoordelijkheid voor staten om samen te werken ten behoeve van de bescherming van voorwerpen van archeologische of historische aard. Weliswaar is sprake van een geringe verschuiving in het evenwicht tussen de bevoegdheden van kust-en vlaggestaten, maar deze is met voldoende garanties omgeven om misbruik te voorkomen. De CAVV acht het onaannemelijk dat het UNESCO Verdrag een precedent schept voor de rechtsmachtverdeling op zee op andere terreinen dan de bescherming van cultureel erfgoed onder water.

De CAVV komt overigens ook tot de conclusie dat het UNESCO-Verdrag op een aantal punten onhelder geredigeerd is, een visie die door het Kabinet wordt gedeeld.

De CAVV doet geen uitspraken over de wenselijkheid van ratificatie van het UNESCO Verdrag door het Koninkrijk der Nederlanden. Nu de CAVV het UNESCO Verdrag als zeerechtconform betitelt, zal het Kabinet stappen ten behoeve van ratificatie van het UNESCO Verdrag onderzoeken. Een belangrijke overweging daarbij is dat het Koninkrijk als partij bij het UNESCO Verdrag een instrument heeft om cultureel erfgoed onderwater buiten Nederlandse wateren beter te beschermen.

Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek zal zijn in kaart te brengen of implementatie-wetgeving noodzakelijk is, hoe de verplichtingen onder het Verdrag ingevuld kunnen worden en welke kosten daaraan verbonden zijn. Bij dit onderzoek zal ook de ervaring van staten die reeds partij zijn bij het verdrag worden betrokken. Mede om deze reden was Nederland als waarnemer aanwezig bij de laatste bijeenkomst van staten die partij zijn bij het verdrag, die plaatsvond in Parijs op 28 en 29 mei jl.

Uiteraard zal bij toekomstige stappen rekening worden gehouden met de inhoud en aanbevelingen van het advies van de CAVV evenals met het advies van de Nationale UNESCO Commissie van 1 september 2011.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven