33 750 IX Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2014

Nr. 23 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2014

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van 19 februari 2014 is mij verzocht om een brief met mijn beleidsprioriteiten. Deze brief is geagendeerd voor een kennismakingsoverleg dat is voorzien voor woensdag 26 maart 2014. U zult begrijpen dat ik gezien de korte tijd sinds mijn aantreden nog geen volledige beleidsagenda heb kunnen opstellen. Desondanks maak ik graag gebruik van deze gelegenheid om u op hoofdlijnen te schetsen hoe ik op dit moment aankijk tegen de invulling van mijn portefeuille.

Als nieuwe Staatssecretaris van Financiën is het niet alleen mijn recht, maar ook mijn plicht om zonder taboes het belastingstelsel in brede zin te beschouwen en gedachten te vormen over wenselijke en mogelijke aanpassingen in dat stelsel. Zoals ik eerder heb aangegeven zal ik in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Van Dijkhuizen de contouren van die gedachtevorming schetsen.1 Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn voor mij de verhoging van de arbeidsparticipatie en het stimuleren van economische groei. Hoewel het de ordentelijkheid van het debat niet ten goede komt om in dit stadium vooruit te lopen op die kabinetsreactie, is het waarschijnlijk dat de uitvoering van het gestelde in de kabinetsreactie een substantieel deel van mijn beleidsagenda zal gaan bepalen.

Complexiteitsreductie is in mijn ambtsperiode een noodzakelijk thema, mede om de Belastingdienst beter in staat te stellen de fiscale wetgeving uit te voeren. Hierbij denk ik zowel aan vereenvoudiging van fiscale wetgeving en fiscaal beleid, als vereenvoudiging van diverse processen. Vereenvoudiging is ook een belangrijke pijler in het rapport van de commissie Van Dijkhuizen, en de gedachtevorming over het fiscale stelsel kan dan ook niet los worden gezien van de wens tot vereenvoudiging. De samenhang tussen fiscale wetgeving en de uitvoering ervan door de Belastingdienst verdient meer aandacht. Bij aanpassingen of hervormingen in fiscale wetgeving zal ik dan ook – naast de mogelijkheden binnen het economische tij – nadrukkelijk kijken naar de uitvoeringsaspecten en een behapbare fasering in de invoering ervan. Vereenvoudigingen in het fiscale beleid maken het ook mogelijk te komen tot meer eenduidige interactie en duidelijkere communicatie met de burger.

Een betere uitvoerbaarheid door complexiteitsvermindering is nodig om de Belastingdienst beter te laten functioneren. Twee andere hoofdsporen dragen daar ook aan bij, namelijk het robuuster maken van de werkprocessen van de Belastingdienst en het objectiveren van beoogde en geleverde prestaties van de dienst. Deze drie sporen zal ik uitwerken in een brief die ik – conform mijn toezegging in mijn brief van 3 maart 2014 inzake de Belastingdienst2 – zo spoedig mogelijk naar uw Kamer zal zenden.

Een ander belangrijk onderdeel van mijn beleidsagenda is fraudepreventie en fraudebestrijding. Dit is een constant aandachtspunt, waarbij het centrale vraagstuk bestaat uit het vinden van een goede balans tussen dienstverlening, eigen verantwoordelijkheid van belastingplichtigen en het tegengaan van fraude, zonder hierbij het streven naar vereenvoudiging uit het oog te verliezen.

Ik ben me ervan bewust dat elke aanpassing van het belastingstelsel gericht op groeistimulering of vereenvoudiging winnaars en verliezers kent. Draagvlak voor verandering – hoe heilzaam de verandering ook is op macroniveau – is dan ook niet vanzelfsprekend. Zonder strijdlust en optimisme is elke poging zinloos – dus aldus gezind verschijn ik aan de start.

Bovenstaande beleidsaccenten en beleidsuitgangspunten moeten vanzelfsprekend nog nader worden ingevuld, maar geven wel een beeld van de hoofdlijnen van mijn fiscale beleid. De komende tijd zal mijn fiscale beleid meer concreet vorm krijgen, waarbij ik uitzie naar constructieve discussies met uw Kamer.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 61

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 192, blz. 6.

Naar boven