Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2013
Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu, over
de aanpak van de zandhonger in de Oosterschelde, zoals toegezegd tijdens het AO Natura
2000 inclusief Westerschelde van 19 september 2013 (Kamerstuk 32 670, nr. 82) en herhaald tijdens het AO Biodiversiteit van 3 oktober 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 662).
De zandhonger van de Oosterschelde vormt door de aantasting van de inter-getijdengebieden
een bedreiging voor de natuur- en landschapswaarde en de recreatieve waarde van het
gebied. Op langere termijn kan ook de waterveiligheid in het geding zijn, omdat inter-getijdengebieden
op natuurlijke wijze de golfaanval op de dijken dempen. De komende decennia zijn de
dijken langs de Oosterschelde nog voldoende robuust.
Conform de voorkeursaanpak van de uitgevoerde MIRT-verkenning kunnen de effecten van
de zandhonger in de Oosterschelde worden bestreden met zandsuppleties, te beginnen
bij de Roggenplaat. De kosten voor de aanpak van de Roggenplaat zijn begroot op 12.3
miljoen euro. Momenteel is hiervoor geen geld gereserveerd op de rijksbegroting.
Vanwege de diversiteit aan belangen en betrokken partijen is op verzoek van de provincie
Zeeland in het Bestuurlijk Overleg MIRT Zeeland van 31 oktober 2013 afgesproken dat
provincie, Natuurmonumenten, Nationaal Park Oosterschelde en de ministeries van Infrastructuur
en Milieu en Economische Zaken gezamenlijk een financieringsvoorstel uitwerken voor
de aanpak van de Roggenplaat.
Dit voorstel wordt uiterlijk in het Bestuurlijk Overleg MIRT-Zeeland van 2014 betrokken
bij de besluitvorming over de aanpak van de Roggenplaat.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma