33 709 EU voorstel: Verordening oprichting Europees openbaar ministerie COM (2013) 5341

AM BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2018

1. Inleiding

Bij brief van 22 juni jl. (met kenmerk 163310u) hebben de vaste commissies voor Immigratie & Asiel/JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid aangegeven dat zij er belang aan hechten voortdurend te worden geïnformeerd over eventuele voortgang in de voorbereidingen voor de oprichting van het EOM, bijvoorbeeld met betrekking tot de nadere invulling van functies en samenwerkingsafspraken voor het EOM. De commissies geven er ter zake de voorkeur aan om halfjaarlijks per separate brief integraal over de voortgang te worden geïnformeerd. Graag doe ik u door middel van deze brief een eerste rapportage toekomen.

2. Ontwikkelingen in EU-verband

De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft het voortouw bij het implementeren van de maatregelen die op EU-niveau vereist zijn om het EOM eind 2020 operationeel te laten zijn. De Commissie en OLAF zitten gezamenlijk de expertgroep van nationale deskundigen voor bedoeld in artikel 20 (4), EOM-Verordening. Nederland participeert sinds het besluit van de Commissie d.d. 1 augustus jl. inhoudende dat Nederland kan gaan deelnemen aan de nauwere samenwerking inzake het EOM2 als volwaardig deelnemer aan deze expertgroep. Een aantal ontwikkelingen is in dit verband vermeldenswaardig:

  • op voorstel van de Commissie heeft de Raad op 13 juli 2018 de interne proceduregels voor het selectiepanel bedoeld in artikel 14 (3), EOM-Verordening aangenomen3. Op 18 september jl. heeft de Raad de 12 leden van dit selectiepanel benoemd4;

  • de «vacancy notice» voor de Europese Hoofdaanklager zal binnenkort worden gepubliceerd;

  • de Commissie zal eind oktober/begin november een oproep aan de deelnemende lidstaten doen om begin 2019 drie kandidaten voor de positie van Europese aanklager voor te dragen;

  • De Commissie is in nauw overleg met de Luxemburgse autoriteiten over de toekomstige huisvesting van het EOM;

  • in opdracht van de Commissie loopt momenteel een haalbaarheidsstudie naar het case management systeem (CMS) van het EOM. De aan het EOM deelnemende lidstaten worden daar nauw bij betrokken, en

  • tot slot heeft de Commissie op 12 september jl. een Mededeling uitgebracht over de mogelijke uitbreiding van het mandaat van het EOM tot terrorismebestrijding. U zult via de gebruikelijke procedure en in de vorm van een BNC-fiche worden geïnformeerd over de inhoudelijke reactie van het kabinet op deze mededeling. Conform de motie van het lid Leijten (SP) heeft de Minister-President in deze eerste gedachtewisseling helder gemarkeerd dat Nederland niet overtuigd is van nut en noodzaak hiervan, en dat er geen politieke steun is voor een dergelijke uitbreiding. Nederland werd hierin gesteund door één andere lidstaat. Ik wijs u volledigheidshalve op het verslag van de informele Europese Raad in Salzburg op 20 september jl., dat u op 24 september jl.5 is toegegaan.

3. Implementatie van de EOM-verordening in Nederland

Ook in Nederland zijn de voorbereidingen voor de implementatie van de EOM-Verordening in volle gang. Onder regie van mijn ministerie is een programmastructuur in het leven geroepen die ervoor moet zorgdragen dat Nederland gereed is voor de feitelijke start van het EOM, thans voorzien eind 2020. De meest betrokken nationale instanties, waaronder in de eerste plaats het OM, de FIOD, de NVWA, de Inspectie SZW-IOD en de politie, participeren in het implementatieprogramma. Andere instanties, zoals de Raad voor de rechtspraak en bepaalde inspecties zullen in het vervolg van het proces eveneens worden betrokken ten aanzien van hen regarderende aspecten van de implementatie.

Het implementatieprogramma heeft tot doel dat bij de feitelijke start van het EOM in Nederland in elk geval de volgende zaken geregeld zijn:

  • 1. noodzakelijke wijziging van wetgeving (Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, Wet op de rechterlijke organisatie, mogelijk Wetboek van Strafvordering);

  • 2. voldoende geëquipeerde organisaties;

  • 3. afgestemde werkprocessen tussen betrokken organisaties;

  • 4. aansluiting betrokken organisaties op het CMS van het EOM;

  • 5. financiële dekking van de EOM-activiteiten van de betrokken organisaties, en

  • 6. (mogelijk) huisvesting van betrokken organisaties.

Het OM zal begin oktober een start maken met de belangstellingsregistratie en selectie van kandidaten ten behoeve van een tijdige voordracht voor de functie van het Nederlandse lid van het College dat het EOM gaat aansturen, de Nederlandse Europese aanklager.

Ter ondersteuning van het wetgevingstraject en deels ook ter uitvoering van de motie Wezel6 wordt in nauwe afstemming met de meest betrokken organisaties momenteel een impact analyse uitgevoerd teneinde de financiële en organisatorische gevolgen van de implementatie van de EOM-Verordening zo goed mogelijk in beeld te brengen. Het betreft een complexe en tijdrovende exercitie. Dat wordt deels veroorzaakt doordat de tekst van de EOM-Verordening op onderdelen interpretatievragen oproept vanuit de Nederlandse opsporings- en vervolgingspraktijk. Verder is het College van het EOM nog niet operationeel en is dientengevolge ook nog niet duidelijk hoe het EOM in de praktijk zal gaan functioneren en welke interne regels daarbij zullen gelden. Ook is het niet eenvoudig in te schatten hoeveel meldingen Nederlandse instanties in de praktijk ingevolge artikel 24, EOM-Verordening zullen doen met betrekking tot zaken ten aanzien waarvan het EOM mogelijk bevoegd is. Hetzelfde geldt voor het aantal strafzaken dat het EOM aan Nederland zal toewijzen of overlaten en voor het aantal gevallen waarin vanuit andere deelnemende lidstaten een beroep op Nederlandse opsporingsinstanties zal worden gedaan ter ondersteuning van werkzaamheden van het EOM in de desbetreffende lidstaten. De resultaten van de impact analyse zullen in elk geval worden betrokken bij de financiële paragraaf van het wetsvoorstel, dat naar verwachting tegen het eind van het jaar ter consultatie zal kunnen worden aangeboden aan de te doen gebruikelijke instanties.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie dossier E130041 op www.europapoort.nl.

X Noot
2

Zie mijn brief van 22 augustus, EK, 2017–2018, 33 709, AK.

X Noot
3

Zie voorstel COM(2018) 318 final van 25 mei 2018 en Raadsdocument 10413/18.

X Noot
4

Pb L 238 van 21 september 2018, p. 92.

X Noot
5

EK, 2018–1029, 21 501-20, V.

X Noot
6

EK, 2017–2018, 33 709, AG.

Naar boven