Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2016
Tijdens het Algemeen Overleg Eerstelijnszorg van 17 maart 2016 is gesproken over de
positie van de apotheekhoudend huisarts en de criteria voor vergunningverlening zoals
vastgelegd in de Geneesmiddelenwet en in beleidsregels.
Verschillende fracties hebben inzicht gevraagd in de mogelijkheden tot wijziging van
de bestaande vergunningscriteria. Dit naar aanleiding van de situatie in het dorp
Annen. Ik heb aangegeven dat ik de mogelijkheden van andere criteria wil verkennen
en een impactanalyse zal uitvoeren voordat ik daarover een besluit zal nemen. Ik heb
toegezegd een opzet voor mogelijkheden en de impactanalyse aan uw Kamer toe te zenden.
Hieronder treft u deze opzet aan.
Probleemanalyse
In de eerste plaats wil ik komen tot een heldere afbakening van de problematiek.
Een apotheekvergunning wordt thans aan een huisarts verleend per (deel)gebied, aan
de hand van het wettelijke kilometercriterium. Voor patiënten die wonen in gebieden
met een nabijgelegen apotheek wordt geen vergunning verleend. Het komt dus voor dat
een apotheekhoudend huisarts patiënten heeft waaraan hij wel en niet geneesmiddelen
ter hand mag stellen, afhankelijk van het adres van de patiënt.
De apotheekvergunning is naar zijn aard een tijdelijke vergunning. Een herbeoordeling
van de vergunning speelt met name bij de overdracht van de huisartsenpraktijk aan
een opvolger, of indien een openbare apotheek in de buurt wordt geopend. In die gevallen
wordt opnieuw beoordeeld of aan de criteria voor vergunningverlening wordt voldaan.
Indien na herbeoordeling een apotheekvergunning niet meer verleend wordt voor een
bepaald gebied, ontstaat de situatie dat een patiënt die gewend was geneesmiddelen
mee te nemen van de doktersapotheek dit plotseling niet meer kan. Die patiënten worden
voor hun geneesmiddelen dan bediend vanuit een openbare apotheek, ook al ligt die
verder weg dan de huisartsenlocatie.
Tijdens het Algemeen Overleg is daarnaast gewezen op het probleem dat niet alle patiënten
in staat zijn zelf hun geneesmiddelen bij de apotheek te halen, of niet kunnen reizen
met het openbaar vervoer.
Oplossingsrichtingen
Tijdens het Algemeen Overleg zijn verschillende oplossingsrichtingen al kort aangestipt.
Er kan gedacht worden aan het verplicht stellen van een bezorgdienst of van een andere
voorziening bij de openbare apotheker, als extra toetsingscriterium voor verlening
van een vergunning. Wanneer de apotheker niet beschikt over een bezorgdienst zal de
huisartsenpraktijk een apotheekvergunning kunnen krijgen. Deze oplossingsrichting
kan worden gerealiseerd zonder wetswijziging.
Een andere, meer fundamentele mogelijkheid, is om niet meer uit te gaan van de afstand
tussen de openbare apotheek en de woning van de patiënt, maar van de afstand tussen
de huisartsenpraktijk en de apotheek.
Nog een andere mogelijkheid is dat een apotheekhoudend huisarts aan ál zijn patiënten
geneesmiddelen mag ter handstellen, ongeacht waar zij wonen.
Voor de laatste twee oplossingsrichtingen is een wetswijziging nodig.
Analyse van gevolgen
Ik wil bezien wat de invloed is van de drie bovengenoemde oplossingsrichtingen op
de algehele situatie van apotheekhoudende huisartsen en nabijgelegen apotheken in
Nederland. Een situatie zoals in Annen doet zich wellicht bij veel apotheekhoudende
huisartsenpraktijken voor. Dit betekent dus een kwantitatieve analyse van deze oplossingsrichtingen.
Daarnaast zal ik ook juridische en financiële implicaties op een rij zetten.
Vanzelfsprekend moet bij elke oplossingsrichting worden afgewogen wat die betekent
voor de positie van de patiënt en de toegankelijkheid tot farmaceutische zorg.
Naast de analyse op bovenstaande punten wil ik ook spreken met de organisaties van
huisartsen en apothekers, om hun zienswijze te vernemen op de genoemde problematiek.
Ik verwacht dat ik deze analyse voor het zomerreces aan de Tweede Kamer kan toezenden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers