33 566 Financieel en sociaal-economisch beleid

Nr. 93 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2016

Het kabinet ondersteunt werkzoekenden bij transities op de arbeidsmarkt, met als doel mensen aan het werk te houden en werkloosheid te voorkomen. In de komende jaren zullen naar verwachting veel mensen terugkeren op de arbeidsmarkt, omdat zij kansen zien door de aantrekkende economie.

In deze brief informeer ik uw Kamer over enkele nieuw gestarte regelingen en de keuze voor meer persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden. Tevens schets ik de voortgang van ruim 100 sectorplannen die inmiddels in uitvoering zijn. Daaronder zijn 28 nieuwe sectorplannen gestart uit de derde tranche, waarbij de focus ligt op transities op de arbeidsmarkt naar kansrijk werk. Met de invulling van deze derde tranche sectorplannen en de maatregelen uit de «Doorstart naar nieuw werk» -brief, gefinancierd uit de onderuitputting van sectorplannen, zet ik in op stimuleren van arbeidsmobiliteit en transities naar beroepen waar een tekort is aan personeel. De bedoeling is om werkzoekenden beter te ondersteunen bij het vinden van de juiste baan. Ik vertrouw erop dat sociale partners in nauwe samenwerking met UWV, betrokken gemeenten en provincies en andere relevante arbeidsmarktpartijen, hiermee een stap in de goede richting kunnen zetten om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren en werkloosheid te voorkomen.

Nieuwe regelingen «Doorstart naar nieuw werk»

In november 2015 heb ik de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de sectorplannen1. Diezelfde maand heb ik uw Kamer met de brieven van 10 en 27 november2 geïnformeerd over mijn voornemens voor de besteding van de 150 miljoen euro die overbleef door onderbenutting van het budget voor sectorplannen. Daarbij heb ik aangekondigd dat ik 120 miljoen euro3 inzet voor maatregelen gericht op doorstart naar nieuw werk. Bij de uitwerking van deze maatregelen is invulling gegeven aan de toegezegde extra inzet voor werknemers uit de langdurige zorg.

Brug WW

Per april 2016 heb ik het instrument brug-WW breder beschikbaar gemaakt, waarvoor ik 10 miljoen euro beschikbaar heb gesteld4. Met dit instrument is het voor werkgevers aantrekkelijk om te investeren in de noodzakelijke scholing van nieuwe werknemers met WW-rechten, ook los van de sectorplannen. Brug-WW bestaat uit een parttime arbeidsovereenkomst bij een nieuwe werkgever, in combinatie met een (gedeeltelijke) reguliere WW-uitkering. Deze uitkering maakt het mogelijk om zonder sollicitatieverplichtingen noodzakelijke scholing te volgen. Wel blijven alle overige voorwaarden voor recht op een WW-uitkering, zoals die gelden voor bijvoorbeeld hoogte en duur, van kracht. Voor een werkgever kan brug-WW interessant zijn omdat de werkgever geen loon hoeft te betalen voor de uren dat de nieuwe werknemer nog niet productief is door scholing. Voor dat deel behoudt de werknemer zijn recht op een WW-uitkering. Na afronding van de scholing wordt de arbeidsovereenkomst uitgebreid met de scholingsuren.

Scholingsvouchers Werkzoekenden

Met de «Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep´bied ik werkzoekenden de mogelijkheid zich via scholing te kwalificeren voor kansberoepen; beroepen waarin de kans op werkgelegenheid meer dan gemiddeld is. Werkzoekenden vanuit de WW, met een baan of werkzaam als zelfstandige, die zich willen omscholen, kunnen bij UWV een aanvraag doen voor een scholingsvoucher. De scholingsvoucher kan worden ingezet voor scholing richting een kansberoep. UWV heeft voor de regeling een limitatieve lijst met kansberoepen opgesteld en zal deze elk half jaar actualiseren. Het maximale subsidiebedrag van de voucher is 2.500 euro5. Voor de scholingsvouchers heb ik 30 miljoen euro beschikbaar gesteld6. Van dit bedrag is 10 miljoen euro speciaal bestemd voor mensen uit de sector langdurige zorg. De regeling is in mei 2016 in werking getreden en deze loopt tot 1 januari 2018.

Projecten sociale partners

In de brief van 27 november 2015 over «Doorstart naar nieuw werk» (Kamerstuk 33 566, nr. 86) heb ik u geïnformeerd dat ik 10 miljoen euro beschikbaar stel voor versterking van de samenwerking in de arbeidsmarktregio en 20 miljoen euro voor persoonlijke dienstverlening aan werkende werkzoekenden. Daarnaast had ik al 10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor subsidie voor SER-pilots inzake dienstverlening en arbeidsmarktinfrastructuur waarbij ik refereer aan de brief van 24 november 20157. Voor al deze thema´s heb ik één regeling opgesteld, de «Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt»8. Met deze nieuwe regeling die op 15 juli 2016 in werking zal treden is er gelegenheid voor sociale partners om te experimenteren met nieuwe vormen van regie, dienstverlening en samenwerking. De regeling is zo opgezet dat cofinanciering mogelijk is voor activiteiten die plaatsvinden in periode tijdens werken, de fase van dreigende werkloosheid en de eerste fase van werkloosheid. Voor deze regeling is 40 miljoen euro beschikbaar9. De middelen zullen in twee tranches ter beschikking worden gesteld.

Businesscase dienstverlening WW

UWV krijgt ruimte voor het versneld invoeren van meer persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden. UWV heeft hiervoor een businesscase dienstverlening WW opgesteld. Kern is dat de online dienstverlening wordt aangevuld met meer persoonlijke dienstverlening voor WW-gerechtigden die dit nodig hebben, als aannemelijk is dat dit de kans op werkhervatting substantieel vergroot. UWV gebruikt hierbij de zogenoemde «Werkverkenner». Aan de hand van dit instrument wordt bij instroom in de WW voor iedere werkloze de kans op langdurige werkloosheid ingeschat. Mensen met een verhoogd risico op langdurige werkloosheid worden uitgenodigd voor een gesprek. Dit betreft in ieder geval de groep die maximaal 50% kans heeft om binnen een jaar werk te vinden, of WW-gerechtigden voor wie online dienstverlening zonder ondersteuning niet mogelijk is. Op basis van de uitkomsten van dit gesprek wordt de in te zetten dienstverlening bepaald. Dit geeft de mogelijkheid om gerichte dienstverlening in te zetten die varieert in intensiteit, aangepast aan de persoonlijke behoeften en mogelijkheden voor deze werkzoekenden. De dienstverlening kan bestaan uit bijvoorbeeld persoonlijke gesprekken, workshops, competentietests en netwerktrainingen eventueel in combinatie met scholing (scholingvouchers). Deze dienstverlening focust op de groep met een matige arbeidsmarktpositie, omdat deze vormen van dienstverlening voor die groep het meest effectief wordt geacht. Ook voor de groepen met een zwakke, goede of zeer goede arbeidsmarktpositie is, weliswaar in beperktere mate, dergelijke dienstverlening beschikbaar. Op deze manier worden de beschikbare middelen zo kosteneffectief mogelijk ingezet. In het rapport Kansrijk arbeidsmarktbeleid 2 oordeelde CPB recent positief over deze vorm van dienstverlening. Volgens het CPB is deze vorm van dienstverlening kosteneffectief. Het UWV is half april jl. op vijf vestigingen gestart met het aanbieden van deze dienstverlening. Implementatie op de overige vestigingen vindt stapsgewijs plaats en zal in het derde kwartaal van dit jaar afgerond zijn. Voor deze meer persoonlijke dienstverlening is in eerste aanleg tijdelijk (voor 2016 en 2017) in totaal 38 miljoen euro beschikbaar gesteld aan UWV. Inmiddels is besloten om met ingang van 2017 het structurele budget van UWV van 100 miljoen euro voor de dienstverlening WW met 60 miljoen euro te verhogen tot 160 miljoen euro (budget is volumegerelateerd)10. Aangezien deze dienstverlening kosteneffectief is, verdient deze intensivering zich grotendeels of zelfs meer dan terug door lagere uitkeringslasten.

Een deel van de tijdelijke middelen is specifiek geoormerkt voor dienstverlening aan WW-gerechtigden afkomstig uit een beroep in de langdurige zorg (18 miljoen euro voor dienstverlening en 10 miljoen voor scholingstrajecten). Over de dienstverlening voor mensen uit de langdurige zorg vindt afstemming plaats tussen sociale partners en UWV. De vakbonden willen met name extra inspanningen voor de groep zorgmedewerkers van 45+ die werkloos is geraakt, of waarbij dit dreigt te gebeuren. Met de extra inspanningen zal deze groep worden voorbereid op nieuw werk in de veranderende zorg en ondersteuning. Hiermee zal tevens invulling gegeven worden aan het verzoek zoals geuit in de aangehouden motie Krol11 over maatwerkbegeleiding voor 45-plussers afkomstig uit de zorg.

Loopbaansupport Detailhandel

Daarnaast is er extra aandacht voor mensen in de detailhandel. Vanwege de problematiek in deze sector hebben werkgevers- en werknemersorganisaties de handen ineen geslagen en het project «Loopbaansupport Detailhandel» opgezet.

In het project wordt ingezet op activiteiten die aanvullend zijn aan de dienstverlening die UWV biedt. Het gaat daarbij om een (telefonische) loopbaansupportlijn, loopbaanchecks en loopbaangesprekken, coaching, workshops en een loopbaanportal. De projectkosten bedragen in totaal ongeveer € 900.000,– en ik ondersteun dit project met een incidentele subsidie ter grootte van 50% van deze kosten. De sector zelf draagt de overige 50% van de projectkosten en heeft er vertrouwen in dat deze aanvullende faciliteiten mensen op laagdrempelige wijze weer op weg helpen, zowel in de sector detailhandel als in andere sectoren.

Mobiliteitscentra

Bij acute arbeidsmarktproblemen waar een substantieel aantal werknemers met ontslag wordt bedreigd of wordt ontslagen, kan een mobiliteitscentrum worden ingericht. Hierbij moet vooral gedacht worden aan omvangrijke faillissementen of vergelijkbare acute crisissen waarbij veel werknemers in een bepaalde regio hun baan (dreigen te) verliezen. Het opzetten van een mobiliteitscentrum geschiedt in samenwerking met UWV, de betreffende gemeente of provincie, de betrokken onderneming, sociale partners, uitzendbedrijven, detacheerders en scholingsinstellingen. Ik heb hiervoor komende twee jaar in totaal 2 miljoen euro beschikbaar.

Sectorplannen

Het doel van de sectorplannen is het aanpakken van de effecten van de recessie en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt op lange termijn. De arbeidsmarktpositie wordt versterkt door middel van toekomstbestendig maken van het arbeidsaanbod, door te investeren in de scholing, de gezondheid van werknemers en het beter faciliteren en ondersteunen van arbeidsmobiliteit. Met de maatregelen in de sectorplannen wordt tevens een goede bijdrage geleverd aan de doelen van het Nationaal Techniekpact 202012.

Met de totaal 104 sectorplannen die nu worden uitgevoerd in het land zullen sociale partners in totaal 405 duizend deelnemers bereiken in vele sectoren. Dat werkgeversorganisaties, vakbonden en overige betrokken partijen vertrouwen hebben in de sectorplannen blijkt uit het feit dat zij bij elkaar een forse inzet geven en totaal 774 miljoen euro investeren. SZW heeft aanvullend hierop 430 miljoen euro cofinanciering beschikbaar gesteld13. Hiermee wordt met de sectorplannen in totaal ruim 1,2 miljard euro geïnvesteerd.

De lopende sectorplannen uit de eerste en de tweede tranche (gestart in 2014 en 2015) richten zich vooral op toekomstgerichte scholing van werknemers, behoud van vakkrachten, het in dienst nemen van kwetsbare werknemers en de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Voor inzicht in de voortgang van deze plannen verwijs ik naar bijlage 1 bij deze brief14.

Ontwikkeling sectorplannen derde tranche

De derde tranche sectorplannen zijn, meer nog dan bij de eerste twee tranches, gericht op het realiseren van arbeidsmobiliteit. In de periode van 15 januari tot en met 15 september 2015 was met een nieuwe «Regeling cofinanciering sectorplannen 2015» een laatste aanvraagtijdvak opengesteld voor sectorplannen. Het doel van deze derde tranche is om met ontslag bedreigde werknemers en werklozen door middel van noodzakelijke om- en bijscholing gereed te maken voor instroom in een kansrijk beroep, in sectoren en regio’s waar juist banen ontstaan of moeilijk vervulbare vacatures zijn. Omdat hier een grote uitdaging voor de toekomst ligt, is de focus gelegd bij transities van-werk-naar-werk, of van-werkloosheid-naar-werk15 in kansrijke beroepen.

Gedurende het aanvraagtijdvak zijn 32 sectorplannen voor cofinanciering ingediend. Van deze 32 zijn er vier aanvragen voor sectorplannen ingetrokken of voldeden niet aan de eisen van de regeling. Er zijn 28 plannen goedgekeurd met een totaal subsidiebedrag van 71 miljoen euro16. Vanuit werkgeversorganisaties en vakbonden wordt een even groot bedrag geïnvesteerd.

De nieuwe sectorplannen zijn gestart eind 2015, begin 2016 en hebben een looptijd van twee jaren, waarbij BBL trajecten langer mogen doorlopen. Het is goed te constateren dat er in veel sectoren en regio’s de krachten gebundeld worden om mensen naar ander werk te begeleiden of juist aan het werk te houden. Naast betrokken werkgeversorganisaties of een netwerk van werkgevers en vakbonden nemen ook provincies of gemeenten vaak een grote rol bij de sectorplannen derde tranche. De uitvoerders zijn nu volop in de opstartfase en in gesprek met werkgevers die vacatures hebben.

De samenwerkende partijen beogen met deze nieuwe sectorplannen aan ca. 19 duizend personen een traject aan te bieden van werk naar werk, of van werkloosheid naar werk bij een nieuwe werkgever in een kansrijk beroep. Kansrijke beroepen die veel voorkomen zijn technische beroepen, de transport en logistiek en ICT beroepen. Sommige plannen zijn vooral vraaggericht, waarbij een sector dan wel regio er op gericht is om bestaande moeilijk vervulbare vacatures te vervullen. Andere plannen zijn meer aanbodgericht waarbij men op zoek is naar kansrijke beroepen voor het in de sector, of regio beschikbare arbeidsaanbod. Naast 11 landelijke sectorplannen zijn er 17 regionale sectorplannen gericht op intersectorale samenwerking. Eén sectorplan uit de derde tranche richt zich op grensoverschrijdende arbeidsbemiddeling.

Van de 28 plannen hebben er 18 kenbaar gemaakt gebruik te willen maken van het in de regeling geïntroduceerde aanvullende instrument brug-WW voor sectorplannen. Over de toepassing van deze brug-WW wordt per deelnemer een afweging gemaakt en hebben sociale partners in het kader van de desbetreffende plannen specifieke afspraken gemaakt.

Voor een overzicht van de 28 plannen verwijs ik naar bijlage 2 bij deze brief17.

Vierde Quickscan Sectorplannen en uitstel eerste tussenevaluatie

Een groot deel van del uitvoerders van de sectorplannen heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid die ik hen vorig jaar heb geboden om de looptijd van onderdelen van het plan met een half jaar te verlengen. Door de verlenging is de doorlooptijd van een aantal plannen langer. De meeste plannen lopen in 2017 af en sommige pas 2018. De benodigde cijfers voor een evaluatie18 kunnen hierdoor pas later beschikbaar komen. De eerste tussenevaluatie die was voorzien in 2016 is daarom verschoven naar voorjaar 2017.

Om diezelfde reden is de vierde Quickscan niet dit voorjaar uitgevoerd. Deze wordt nu in oktober / november 2016 uitgevoerd en zal bij de volgende voortgangsbrief worden meegezonden.

In de ruim 100 projecten in sectoren en regio’s wordt op dit moment kennis en ervaring opgedaan met de werking van interventies op de arbeidsmarkt. Ik vind het belangrijk dat we uit de sectorplannen lessen kunnen trekken en goede voorbeelden met elkaar delen. Vooruitlopend op de (tussen)evaluatie van de sectorplannen zal mijn ministerie daarom dit jaar met practice based onderzoek «lessons learned» verzamelen bij de uitvoering van sectorplannen.

Details over de inhoud van de afzonderlijke sectorplannen zijn te vinden op www.sectorplannen.nl en www.stvda.nl/nl/actieteam-crisisbestrijding.aspx.

Over de regelingen van de «Doorstart naar nieuw werk» en over de voortgang van de sectorplannen zal ik u halfjaarlijks blijven informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 33 566, nr. 84

X Noot
2

Kamerstuk 33 566, nrs. 83 en 86

X Noot
3

Deze 120 miljoen euro is exclusief de 30 miljoen euro voor de uitvoering van de motie Kerstens c.s. van 27 november 2014 over herstructurering van bedrijven in de sociale werkvoorziening.

X Noot
4

Dit bedrag is inclusief de uitvoeringskosten van UWV, het uiteindelijk netto bedrag aan verstrekte uitkeringen van brug-WW zal hierdoor lager zijn.

X Noot
5

Een uitzondering kan worden gemaakt voor een duurdere opleiding dan 2.500 euro onder de voorwaarde dat men kan aantonen dat de dure opleiding nodig is voor een kansberoep en dat er een baangarantie is van een nieuwe werkgever van ten minste zes maanden.

X Noot
6

Dit bedrag is inclusief de uitvoeringskosten van UWV, het uiteindelijk netto bedrag aan verstrekte vouchers zal hierdoor lager zijn.

X Noot
7

Kamerstuk 33 566, nr. 89, Kabinetsreactie SER-advies Toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur en de WW.

X Noot
9

Deze 40 miljoen euro voor projecten sociale partners is inclusief uitvoeringskosten, het netto bedrag dat beschikbaar is voor subsidie is 37.5 miljoen euro.

X Noot
10

Het bedrag van 160 miljoen euro in 2017 is inclusief de tijdelijke middelen die aan UWV beschikbaar zijn gesteld en ademt mee met toe- en afname in het WW-volume.

X Noot
11

Motie Krol van 18 februari 2016, Kamerstuk 23 235, nr. 139.

X Noot
12

Onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, jongeren, topsectoren, regio’s en Rijk hebben in 2013 een nationaal Techniekpact gesloten. In de jaarlijkse Monitor Techniekpact die eind juni 2016 uitkomt, wordt inzicht gegeven in landelijke en regionale ontwikkelingen van techniekonderwijs en -arbeidsmarkt.

X Noot
13

Deze 430 miljoen euro aan toegekende cofinanciering voor sectorplannen is exclusief de uitvoeringskosten.

X Noot
14

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
15

Het gaat bij´van–werkloosheid-naar-werk´om toeleiding vanuit WW uitkering naar kansrijk beroep bij een andere werkgever dan waar de werkloosheid is ontstaan, dan wel toeleiding naar kansrijk beroep bij een werkgever in loondienst vanuit een bijstanduitkering of vanuit het ZZP-schap.

X Noot
16

De toegekende subsidie van 71 miljoen euro is inclusief de subsidiabele overhead.

X Noot
17

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
18

Zie voor de tussenevaluaties en de eindevaluatie van sectorplannen mijn brief van 7 september 2015, Kamerstuk 34 000 XV, nr. 63.

Naar boven