33 529 Gaswinning

Nr. 614 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2019

In onze brief van 21 februari jl. over grondversnellingsmetingen in het Groningen gasveld (Kamerstuk 33 529, nr. 583) hebben wij drie acties aangekondigd:

  • 1. Met het KNMI, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en met medewerking van NAM brengen wij de consequenties in kaart. Hieruit zal moeten blijken of er een effect is op de schadebeoordeling en versterking, en zo ja, wat het precieze effect is.

  • 2. SodM is als onafhankelijk toezichthouder gestart met het opzetten van een aanvullende audit op de kwaliteit van de meetdata.

  • 3. Het KNMI voert in opdracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een evaluatie uit naar het interne werkproces. Aanbevelingen zullen breed binnen het KNMI worden geïmplementeerd.

In onze antwoorden op de vragen van de leden Beckerman en Nijboer (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1755), de leden Yesilgöz-Zegerius, Agnes Mulder, Sienot en Dik-Faber (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1750) en de leden Ziengs, Dik-Faber, Sienot en Von Martels (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1756) hebben wij toegezegd om voor het AO Mijnbouw van 21 maart 2019 uw Kamer te informeren over de stand van zaken van de impact van de afwijkingen (Kamerstuk 33 529, nr. 607).

Ad 1. Stand van zaken in kaart brengen consequenties

Een werkgroep onder leiding van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is bezig om de gevolgen in kaart te brengen. In de werkgroep zijn naast EZK ook IenW, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en het KNMI vertegenwoordigd. SodM is als onafhankelijk toezichthouder aangesloten en NAM verleent medewerking. De werkgroep heeft in kaart gebracht waar de afwijkende meetdata van KNMI voor zijn gebruikt.

Versterkingsopgave

NAM brengt jaarlijks de seismische dreiging en risico van de gaswinning in kaart, de zogenaamde Hazard and Risk Assessment (HRA). SodM houdt toezicht op de correcte toepassing van dit model. De uitkomsten van de HRA zijn medebepalend voor de prioritering van de versterkingsopgave. Een expertgroep van KNMI, NAM en een externe wetenschapper heeft aan de werkgroep een presentatie gegeven waar volgens hen uit blijkt dat de data van afwijkende metingen niet zijn gebruikt in het HRA-model voor het vaststellen van het seismische dreiging en risico. Wij hebben aangegeven dat wij die conclusie bevestigd willen zien door SodM.

Bevestiging SodM

SodM zal onderzoeken uitvoeren om het bovenstaande te bevestigen. Om deze bevestiging te krijgen en de integriteit van deze gegevens naar de toekomst toe te verzekeren, heeft SodM verschillende deelonderzoeken in gang gezet, waar onder andere TU Delft, Hanzehogeschool (dr. Bal), Universiteit van Napels (prof. Iervolino), Fugro en Witteveen+Bos bij betrokken worden. SodM streeft ernaar de resultaten medio mei 2019 te presenteren. Als SodM de bevindingen van het KNMI bevestigt, betekent dit dat er geen gevolgen zijn van de afwijkingen voor versterken.

Afhandeling en beoordeling schade

De meetdata zijn relevant voor het opnemen en beoordelen van schade door aardbevingen. Hiervoor is het van belang de grondbewegingen aan het oppervlak te kennen die het effect zijn van aardbevingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Metingen van deze bewegingen bleken afwijkingen te vertonen. De werkgroep heeft onderzocht of daardoor ten onrechte schadegevallen niet correct zijn afgehandeld.

Er moet hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen meldingen tot 31 maart 2017 en meldingen daarna. Vanaf 31 maart 2017 behandelt de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) de schademeldingen. TCMG geeft aan dat afwijkingen in de metingen geen consequentie hebben voor de uitgangspunten in het beoordelingskader. Grondbeweging is tot op heden geen onderdeel geweest van dit kader. Dit betekent dat de afwijkende metingen geen invloed hebben op de door TCMG genomen besluiten. Een Panel van Experts adviseert grondbeweging wel op te nemen. Wanneer TCMG overgaat tot uitvoering conform het advies van dit panel, zal worden uitgegaan van de gecorrigeerde gegevens.

Voor schademeldingen tot 31 maart 2017 werkten schadeopnemers van NAM en later het Centrum Veilig Wonen op basis van het Protocol Schadeafhandeling. NAM geeft aan dat in deze periode de gemeten grondbeweging niet is gebruikt bij de beoordeling van schademeldingen. Dit was ook geen onderdeel van het protocol voor de schadebeoordeling. Wel kunnen de grondbewegingsdata in enkele gevallen hebben geleid tot een andere prioritering in tijd van de opnames. Deze conclusies laat NAM bevestigen door een onafhankelijk extern bureau.

Vanaf 2 mei 2016 konden bewoners naar de Arbiters Bodembeweging voor geschilbeslechting. De arbiters geven ons aan geen gebruik te hebben gemaakt van grondbewegingsdata. Hun uitspraken zijn hiermee niet geraakt.

Indien het onafhankelijke, externe onderzoek de conclusies van NAM bevestigt, betekent dit dat de afwijkingen geen gevolgen hebben gehad voor de afhandeling van schadegevallen.

Ad 2. Audit SodM

Naast de bevestiging of, en zo ja, in hoeverre de meetgegevens zijn gebruikt voor versterken, heeft SodM een uitgebreide audit aangekondigd. Deze audit is breder dan de bevestiging van de conclusie van het KNMI die zijn gedeeld in de werkgroep, en wordt uitgevoerd middels een aantal onderzoeken onder het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw. De nadruk daarbij ligt op het onderzoeken van de toegepaste methodieken voor het uitvoeren van de metingen en de verwerking daarvan voor het verkrijgen van de seismische database. Deze audit heeft een doorlooptijd van naar verwachting zes tot twaalf maanden.

Bij de audit zal de gehele meet- en analyseketen van het Groningse netwerk beschouwd worden. In dat kader meld ik u volledigheidshalve dat SodM mij heeft laten weten dat er een afwijking aan het licht is gekomen in de verwerking van een deel van de data van de beving bij Slochteren op 27 mei 2017. Dit betreft geen afwijking van de meting, maar een verwerking daarvan, en is daarmee ook geen verantwoordelijkheid van het KNMI. Deze afwijking neemt SodM mee in het doorlichten van de complete meetketen.

Ad 3. Evaluatie KNMI

De Staatssecretaris van IenW heeft aangekondigd om met het KNMI de gang van zaken te evalueren. Het KNMI is inmiddels gestart met een evaluatie van het communicatieproces. Het doel hiervan is om in beeld te brengen welke communicatie vanuit het KNMI heeft plaatsgevonden vanaf het moment van constatering van de afwijkingen in de reeksmetingen tot aan het moment dat dit in een brief aan de Tweede Kamer is gecommuniceerd. Middels individuele interviews met betrokkenen van binnen het KNMI en de meest betrokken externe partijen, zoals EZK en SodM, zal een feitenrelaas van de gebeurtenissen en beslissingen worden gereconstrueerd. Dit feitenrelaas zal getoetst worden aan de hand van beschikbare protocollen rond communicatie. De uitkomsten zullen worden besproken met de Raad van Toezicht van het KNMI, de direct betrokkenen en met de Staatssecretaris van IenW, als eigenaar van het KNMI.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven