33 523 EU-trendrapport 2013

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 april 2013

De commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissies voor Europese Zaken en Financiën hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport van 7 februari 2013 «EU-trendrapport 2013» (Kamerstuk 33 523, nrs. 1 en 2)

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 april 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, Harbers

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De adjunct-griffier van de commissie, Van de Wiel

Vraag 1

Wat zijn de verschillen tussen het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer bij de EU-begroting en het EU trendrapport en is hierbij sprake van dubbelwerk, bijvoorbeeld bij de controle van de besteding van EU-middelen in de gehele Europese Unie? Komt de Algemene Rekenkamer tot andere conclusies dan de Europese Rekenkamer?

Er is geen sprake van dubbel werk, maar van elkaar aanvullende publicaties. De Europese Rekenkamer geeft in haar jaarverslag een oordeel over de rekeningen van de Europese Commissie en over de rechtmatigheid van de besteding van alle EU-gelden in de EU als geheel.

Wij gaan in ons jaarlijkse EU-trendrapport in op ontwikkelingen in het financieel management van de EU. Daarbij bieden wij op basis van openbare bronnen inzicht in relevante ontwikkelingen in de EU als geheel, in de EU-lidstaten en – op basis van eigen onderzoek – in Nederland. Wij hebben geen mandaat om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de besteding van EU-gelden in de EU als geheel. Voor zover wij in het EU-trendrapport uitspraken doen over rechtmatigheid van bestedingen van EU-gelden in de EU als geheel, zijn deze gebaseerd op informatie van de Europese Rekenkamer. In ons jaarlijkse rapport bij de Nederlandse EU-lidstaatverklaring onderzoeken wij de rechtmatigheid van de besteding van EU-gelden in Nederland.

Vraag 2

Denemarken, Zweden, Verenigd Koninkrijk en Nederland leveren de lidstaatverklaring vrijwillig, maar een grote meerderheid van de lidstaten verzet zich tegen de lidstaatsverklaring. Welke landen verzetten zich tegen een verplichte lidstaatverklaring?

De verslagen die de minister van Financiën naar de Tweede Kamer heeft gestuurd over de onderhandelingen over het Financieel Reglement geven geen overzicht van de EU-landen die zich verzetten tegen de invoering van een openbare en verplichte lidstaatverklaring (in Nederland ook wel «nationale verklaring» genoemd). Wij hebben geen inzage gehad in andere documenten waaruit blijkt welke EU-landen zich in welke mate verzetten tegen de invoering van een openbare en verplichte lidstaatverklaring.

Vraag 3

In het EU trendrapport wordt geconcludeerd dat er sprake is van grote tekortkomingen in het nieuwe Financieel Reglement, worden deze tekortkomingen volgens de Algemene Rekenkamer ondervangen met enkel een verplichte lidstaatverklaring?

Wij verwijzen u naar p. 9 van het EU-trendrapport 2013. Daar staat dat er sprake is van grote tekortkomingen in de compromistekst die in het Financieel Reglement is opgenomen over de wijze waarop door de EU-lidstaten verantwoording moet worden afgelegd over de besteding van EU-gelden. Deze tekortkomingen kunnen volgens ons worden ondervangen door middel van een openbare en op het juiste politieke niveau ondertekende lidstaatverklaring, die onafhankelijk en extern is gecontroleerd.

Vraag 4

In het EU trendrapport wordt geconstateerd dat er nog steeds geen politiek-bestuurlijke verantwoording te worden afgelegd op lidstaatniveau middels een verplichte en openbare verklaring over de besteding van EU-gelden, hoe duidt de Algemene Rekenkamer de stelling dat «een dergelijke lidstaatverklaring niet overschat moet worden»?

Deze stelling, en de context waarin deze is geplaatst, is bij ons niet bekend. Voor een korte aanduiding van het belang dat wij hechten aan de lidstaatverklaring verwijzen we u naar ons antwoord op vraag 26.

Vraag 5

Hoe is de publieke externe controle van de rechtmatigheid en doeltreffendheid voor het European Financial Stability Facility (EFSF) en de Greek Loan Facility geregeld en welke mogelijkheden zijn daarvoor?

Wij verwijzen u naar p. 11 en p. 38–39 van het EU-trendrapport. Bij het opzetten van het eerste Griekse leningenprogramma (de «Greek Loan Facility») en het EFSF zijn geen regelingen getroffen om te voorzien in publieke externe controle van de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de bestedingen uit deze programma’s.

Wij denken dat de publieke externe controle van deze programma’s kan worden ondergebracht bij het ESM-auditcomité. De minister van Financiën heeft in zijn reactie op het EU-trendrapport aangegeven dat hij voor het EFSF de mogelijkheden hiertoe wil verkennen.

Vraag 6

Hoe is de publieke externe controle op crisisgerelateerde besteding van de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Investeringsbank (EIB) geregeld en welke mogelijkheden zijn daarvoor?

De controlerechten van de Europese Rekenkamer op EU-organen en EU-instanties is vastgelegd in artikel 287 van het Verdrag voor de Werking van de EU. Ten aanzien van de ECB beperken deze rechten zich tot een doelmatigheidscontrole op grond van artikel 27 van de Statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken en van de ECB.

Deze doelmatigheidscontrole behelst een onderzoek naar de operationele efficiëntie van het management van de ECB. De controlemogelijkheden van de Europese Rekenkamer bij de EIB zijn vastgelegd in de tripartite-overeenkomst tussen Europese Commissie, EIB en Europese Rekenkamer van 27 oktober 2003. De Europese Rekenkamer heeft controlemogelijkheden bij de EIB indien er bij bestedingen vanuit de EIB sprake is van besteding van gelden uit de EU-begroting.

Vraag 7

In het EU trendrapport wordt geconstateerd dat verschillende EU-lidstaten hun begrotingsregels en vaak ook hun feitelijke boekhouding onvoldoende op orde hadden en dat er vragen te stellen zijn bij de kwaliteit van de statistische informatie die sommige lidstaten hanteren, hoe waardeert de Algemene Rekenkamer in dit kader de genomen wetgevende maatregelen, die tezamen worden aangeduid als het sixpack?

De maatregelen uit het sixpack stellen eisen aan onder meer de kwaliteit van de boekhoud- en begrotingsstelsels van de lidstaten, de mate waarin nationale begrotingen zijn gebaseerd op realistische macro-economische en budgettaire prognoses en de transparantie van de overheidsfinanciën. Daarmee draagt het sixpack bij aan de betrouwbaarheid van de tekort- en schuldcijfers die door EU-lidstaten worden gerapporteerd. Zo stelt artikel 3 van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van november 2011 tot vaststelling van de begrotingskaders van de lidstaten (één van de maatregelen uit het sixpack): «Wat de nationale stelsels voor overheidsboekhouding betreft, beschikken de lidstaten over stelsels voor overheidsboekhouding die volledig en coherent alle subsectoren van de overheid bestrijken en die de informatie bevatten die nodig is voor het genereren van transactiegegevens ter voorbereiding van op de ESR-95 normen gebaseerde gegevens. Die stelsels voor overheidsboekhouding zijn aan interne controle en onafhankelijke audits onderworpen.» Op deze manier is geregeld dat de overheidsadministratie zodanig wordt ingericht dat deze, naast de nationale verantwoordingseisen, ook een goede basis vormt voor de verantwoording van de lidstaten in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact.

Vraag 8

In het EU trendrapport wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de statistische informatie die sommige lidstaten hanteren, vragen oproept over de juistheid van de afdrachten van die lidstaten aan de EU, welke vragen betreft het? Over welke feitelijke informatie beschikt de Algemene Rekenkamer ter onderbouwing van deze stellingname?

De Europese Commissie heeft in 2011 bepaald dat een volledige en betrouwbare overheidsboekhouding essentieel is voor de productie van hoogwaardige, betrouwbare en vergelijkbare statistieken (preambule van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van de begrotingskaders van de lidstaten).

De financiële en economische crisis heeft laten zien dat verschillende EU-landen hun begrotingskaders en/of boekhouding onvoldoende op orde hadden. Dit heeft onder meer bij de Europese Commissie twijfels opgeroepen over de kwaliteit van de gebruikte statistische informatie in deze landen. Eurostat is bezig de kwaliteit van deze informatie te versterken. Aangezien deze statistische informatie ook wordt gebruikt voor de berekening van het BNI-deel van de afdracht van lidstaten aan de EU, is de vraag gerechtvaardigd of de afdracht van sommige landen volledig correct is geweest. Zie verder ons antwoord op vraag 16.

Vraag 9

In het EU trendrapport wordt geconstateerd dat Eurostat betrouwbare statistische informatie vanuit de lidstaten nodig heeft om voor de Europese Commissie te kunnen beoordelen of is voldaan aan de eis waaraan alle landen binnen de Europese Monetaire Unie (EMU) moeten voldoen, is dit volgens de Algemene Rekenkamer het geval?

Eurostat heeft tot nu toe geen vergelijkbare informatie gepubliceerd waaruit blijkt of alle lidstaten aan de EMU-eisen voldoen. Wij kunnen hierover dan ook geen uitspraken doen.

Vraag 10

EU-lidstaten dienen fraude met EU-geld en alle andere activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden, onder de noemer van onregelmatigheden te melden aan de Europese Commissie. In het EU trendrapport wordt melding gemaakt dat het aantal gemelde onregelmatigheden over 2011 ten opzichte van 2010 is afgenomen, betekent dit dat ook het aantal frauduleuze activiteiten is afgenomen, of wordt er slechts minder melding van gemaakt? Wat is de inschatting van de Algemene Rekenkamer hierbij?

In het EU-trendrapport hebben wij het totale aantal door de lidstaten gerapporteerde onregelmatigheden en vermoede fraudegevallen vermeld, zoals dit naar voren komt uit de rapportages van OLAF. Het aantal vermoede fraudegevallen is in 2011 met 35% afgenomen ten opzichte van 2010. Het geschatte financieel belang daarvan is met ongeveer 37% afgenomen.

Bij de gemelde onregelmatigheden zien we dat én het aantal én het financiële belang daarvan ten opzichte van 2010 minder sterk zijn afgenomen; met respectievelijk 17% en 6%. Volgens de Europese Commissie zijn de lagere cijfers voor 2011 deels te danken aan doortastender maatregelen en betere controles van EU-financiering. Maar er spelen ook technische factoren een rol, zoals een algehele verbetering van de beheer- en controlesystemen van de lidstaten.

Vraag 11

Op welke onderdelen van de begroting wordt al drie jaar of langer een voorbehoud bij de rechtmatigheidsverklaring gemaakt?

Bij de volgende onderdelen van de begroting is door de directeuren-generaal van de Europese Commissie bij hun jaarlijkse activiteitenverslagen van 2009, 2010 en 2011 één of meer voorbehouden gemaakt: Landbouw en plattelandsontwikkeling, Maritieme zaken en Visserij, Regionaal beleid, Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, Onderzoek, Transport, Energie, Binnenlandse zaken.

Vraag 12

Geeft de nieuwe manier van beleidsevaluatie door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers wel voldoende informatie over de doelmatigheid van beleidsprogramma's om controlerend op te kunnen treden? Welke sturende bevoegdheden heeft de Raad van Ministers om de inhoud en focus van het jaarlijkse evaluatieverslag bij te stellen?

Met de nieuwe manier van beleidsevaluatie streeft de Europese Commissie ernaar het Europees Parlement en de Raad van Ministers een samenvattend beeld te geven van de doeltreffendheid van het gevoerde beleid. Over het jaar 2010 ging het evaluatierapport in op twee beleidsterreinen. Het nieuwe evaluatieverslag over 2011 – dat is verschenen na de beëindiging van het onderzoek voor dit EU-trendrapport – gaat daarentegen in op alle beleidsterreinen. Daarbij wordt voor elk begrotingsonderdeel een beperkte selectie van evaluaties besproken. Wij kunnen niet beoordelen of deze informatie voldoende is voor het Europees Parlement om controlerend op te kunnen treden.

Het jaarlijkse Evaluatieverslag (op grond van artikel 318 van het Verdrag van de Werking van de EU) wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. Het rapport wordt besproken in het Begrotingscomité, tegelijk met het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. Bij de beoordeling daarvan kan de Raad de Europese Commissie suggesties doen ter verbetering van het rapport.

Vraag 13

Uit de vier vrijwillige afgegeven nationale verklaringen blijkt de uitvoering van structuurfondsprogramma’s en programma’s voor plattelandsontwikkeling minder goed verlopen, wat is hier de oorzaak van?

In de lidstaatverklaringen wordt niet ingegaan op de redenen waarom sommige programma's minder goed verlopen dan andere. Doorgaans wordt louter geconstateerd dat het foutenpercentage boven de maximaal toegestane 2% ligt. Alleen in de meest recente Zweedse lidstaatverklaring komt een mogelijke oorzaak van uitvoeringsproblemen bij de structuurfondsen aan de orde; er wordt hier gesproken over «enkele zwakheden in de beheer- en controlesystemen».

Vraag 14

Welke landen hebben in hun annual summary één of meer programma's met een foutenpercentage van 5% of hoger?

Van de landen die hun annual summary openbaar hebben gemaakt, hebben de volgende één of meer programma’s met een foutenpercentage van 5% of hoger: Bulgarije, Luxemburg, Nederland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk.

Vraag 15

Welke landen hebben hun annual summary niet openbaar gemaakt?

De landen die hun annual summary niet hebben openbaar gemaakt zijn: Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Oostenrijk, Polen, Portugal en Spanje.

Vraag 16

Waarom zag het kabinet geen aanleiding voor een onderzoek naar de wijze waarop meer zekerheid kan worden verkregen over de basisgegevens voor de statistieken over het bruto nationaal inkomen (BNI)?

Op p. 70 van dit EU-trendrapport wordt deze kwestie besproken. Volgens het kabinet zijn de basisgegevens van statistieken al onderworpen aan diverse controles en zijn de afdrachten, volgens het oordeel van de Europese Rekenkamer, op orde. Hierbij merken wij op dat de Europese Rekenkamer in 2011 heeft aangegeven dat haar controle geen oordeel omvat over de kwaliteit van de btw- en BNI-gegevens die de Europese Commissie van de lidstaten ontving.

Vraag 17

De Algemene Rekenkamer constateert twee mogelijke risico’s ter grootte van enkele miljoenen euro’s bij het ministerie van Economische Zaken, om welk bedrag gaat het precies?

De Algemene Rekenkamer heeft het Ministerie van EZ gewezen op deze risico’s. De omvang van de risico’s is op dit moment niet exact te kwantificeren.

Vraag 18

Hoe hoog zijn de verwachte hogere kosten voor technische bijstand bij het ministerie van Economische Zaken?

De omvang van het bedrag waarmee de begrote kosten voor technische bijstand (totaalbedrag € 4,8 miljoen, waarvan € 2,4 miljoen nationale bijdrage en € 2,4 miljoen EVF-bijdrage) uiteindelijk zal worden overschreden, is op dit moment nog niet bekend.

Vraag 19

Is er al meer duidelijkheid of het European Stability Mechanism (ESM) auditcomité in de praktijk daadwerkelijk onbeperkte toegang heeft tot alle relevante data en communicatie?

Het eerste jaarverslag van het ESM-auditcomité, dat naar verwachting in het voorjaar van 2013 zal verschijnen, kan hierover meer duidelijkheid verschaffen.

Vraag 20

De Algemene Rekenkamer zegt dat de Europese Commissie destijds beperkingen heeft aangebracht als het gaat om vereenvoudiging van de regelgeving, om welke beperkingen gaat het hier en hoe zijn deze op te lossen?

De beperkingen die de Europese Commissie heeft aangebracht hebben betrekking op de voorwaarden voor daadwerkelijke toepassing van vereenvoudigingsmaatregelen. Een voorwaarde om bijvoorbeeld de «flat rate» (een vast opslagpercentage voor de indirecte kosten van een project) te kunnen gebruiken is dat de Europese Commissie van te voren moet instemmen met de onderbouwing ervan. Het vaststellen en onderbouwen van een kostendekkend opslagpercentage blijkt in de praktijk ingewikkeld te zijn. Het Agentschap SZW en het Ministerie van SZW hebben hiertoe tevergeefs een poging gedaan bij het ESF-programma. De gepercipieerde complexiteit heeft het Ministerie van EZ ervan weerhouden om een «flat rate»-voorstel in te dienen voor de EFRO-programma’s.

Een andere beperking is het relatief lage maximale bedrag van een «lump sum» (€ 50.000), dat bovendien alleen wordt uitbetaald indien het geplande resultaat 100% wordt behaald. Wanneer blijkt dat er bijvoorbeeld minder deelnemers participeren aan een training of er minder werklozen aan een baan komen dan aanvankelijk begroot in een project, ontvangt de begunstigde niets.

Het Contactcomité van presidenten van rekenkamers in de EU zal naar verwachting in oktober 2013 een gezamenlijk rapport uitbrengen over dezelfde materie. In dat rapport worden onder meer mogelijke oplossingen voor de beperkingen en verbetersuggesties aangedragen.

Vraag 21

Welke beperkingen stelt de Europese Commissie aan de vereenvoudigde procedures bij de structuurfondsen?

Zie ons antwoord op vraag 20.

Vraag 22

Bestaan er benchmarks waar een onafhankelijk auditcomité dat toezicht houdt op een instantie als het ESM aan moet voldoen, met betrekking tot operationele slagkracht en onderzoeksmandaat? In hoeverre voldoet het ESM auditcomité aan die vereisten?

Artikel 24 (4) van de ESM-bylaws bepaalt dat het ESM-auditcomité de onderzoeken waarmee het is belast op grond van artikel 30 (3) van het ESM-verdrag, onafhankelijk uitvoert. Verder is vastgelegd dat het auditcomité de rechtmatigheid, de naleving, de doeltreffendheid en het risicomanagement van het ESM onderzoekt in overeenstemming internationale auditstandaarden.

Vraag 23

In hoeverre is het mogelijk om binnen de macro-economische beleidsconditionaliteit, die gesteld mag worden aan een steunprogramma door het European Financial Stability Mechanism (EFSM) of de Balance-of-Payment (BoP) faciliteit, van een lidstaat te vereisen dat deze een nationale lidstaatverklaring invoert?

Het EFSM is ingezet voor Ierland en Portugal. De Balance of Payment (BoP)-faciliteit is ingezet voor Hongarije, Letland en Roemenië. Voor zowel het EFSM als de BoP-faciliteit staat de EU-begroting van de 27 lidstaten garant. Dit betekent dat als de steunontvangende landen niet in staat zijn de leningen terug te betalen, er vanuit de EU-begroting moet worden bijgepast. Op grond hiervan zou door de Ecofinraad kunnen worden besloten tot eventuele aanvullende condities voor de steunverlening aan deze landen, zoals een nationale verklaring.

Vraag 24

Kan de Europese Rekenkamer eigenstandig besluiten een onderzoek in te stellen naar besteedde gelden onder de BoP-faciliteit en het EFSM? Ziet het mandaat van de Europese rekenkamer in haar controlerende taak op beide regelingen zowel op de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de uitgegeven gelden?

Ja, de Europese Rekenkamer kan zelfstandig besluiten hiernaar een onderzoek te stellen. Haar mandaat omvat inderdaad de controle van zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de uitgegeven gelden.

Vraag 25

Is de financiële controle op de EIB niet reeds voldoende geborgd door middel van een onafhankelijk audit comité en externe doorlichting? Of ziet de rekenkamer nog belangrijke verbeterpunten?

De Europese Investeringsbank heeft een uitgebreid systeem van controle en evaluatie; zie hiervoor http://www.eib.org/about/structure/control_and_evaluation .

Voor het overige verwijzen wij u naar ons antwoord op vraag 6.

Vraag 26

Hoe kan de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van de EU-middelen worden vergroot?

Transparantie en publieke verantwoording zijn belangrijke voorwaarden voor het vergroten van de rechtmatigheid en doeltreffendheid over de besteding van EU-gelden. Een verplichte en openbare jaarlijkse lidstaatverklaring voor alle EU-lidstaten kan daaraan bijdragen. Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden leggen al in een jaarlijkse lidstaatverklaring publiek verantwoording af over de wijze waarop de EU-gelden die zij hebben ontvangen, in hun land zijn besteed. Daarmee wordt in deze landen het publieke debat over de besteding van EU-gelden, en de parlementaire controle daarop, gestimuleerd. De Algemene Rekenkamer steunt de Europese Commissie in zijn initiatieven om tot betere evaluaties te komen.

Vraag 27

Hoe verhoudt het relatief lage foutenpercentage van 1,1% ten aanzien van de begrotingspost externe betrekkingen, steun en uitbreiding zich tot de constatering dat de toezichtssystemen op uitgaven onder deze posten slechts deels doeltreffend zijn?

In haar jaarverslag over 2011 heeft de Europese Rekenkamer de toezichtsystemen van de Europese Commissie op het vlak van externe betrekkingen als «gedeeltelijk doeltreffend» beoordeeld. Dit is een indicatie van de mate waarin de toezichtsystemen in staat zijn fouten op te sporen. Bij het onderzoek naar verrichte betalingen trof de Europese Rekenkamer fouten aan in 33% van de tussentijdse en voorschotbetalingen op het terrein van externe betrekkingen. Na een weging van het daaraan gekoppelde financiële belang zijn de fouten geëxtrapoleerd naar een foutenpercentage voor de hele begrotingspost «externe betrekkingen, steun en uitbreiding». Dat foutenpercentage bedroeg 1,1% over 2011.

Vraag 28

Het aantal fraudeonderzoeken bij het anti-fraudebureau OLAF is gestegen met 8% van 982 naar 1.046 en het totaalbedrag van de over 2011 gemelde onregelmatigheden besloeg 1,9 miljard euro, hoe kan de fraude worden verminderd? Van de meldingen had 53% betrekking op Frankrijk, Italië, Polen en Tsjechië, dit geldt ook voor de structuurfondsen (na de vier genoemde landen gevolgd door Spanje). Van het geschat financieel belang aan onregelmatigheden rondom landbouwsubsidies scoren Frankrijk, Italië, Hongarije en Spanje het hoogst (samen goed voor 71%), wat wordt er specifiek richting deze landen en in deze landen gedaan om het aantal fraudemeldingen te verminderen?

De Europese Commissie heeft de lidstaten verzocht om uitleg te verschaffen over het geringe aantal gevallen waarin zij vermoedens van fraude met landbouw- en cohesiegelden hebben gerapporteerd. Ook heeft de Commissie de lidstaten gevraagd om aan te geven hoe zij met hun controlesystemen voorzien in gerichte controles op terreinen waar zich de meeste risico’s voordoen, ter verbetering van de fraudepreventie en -detectie.

Ter zake van overige onregelmatigheden bij uit cohesiefondsen gefinancierde projecten heeft de Europese Commissie er bij de lidstaten op aangedrongen om onvolkomenheden in de efficiëntie en de effectiviteit van het beheer- en controlesysteem te verbeteren. In dat kader heeft Commissie de lidstaten onder andere aangespoord om de implementatie van het Irregularity Management System (IMS), dat in 2008 is geïntroduceerd, te voltooien.

Vraag 29

Wat is de achtergrond van de stijging van het foutenpercentage sinds 2009?

Wij verwijzen u naar p. 51 van het EU-trendrapport. Tussen 2010 en 2011 stegen de foutenpercentages aan zowel de ontvangstenkant van de EU-begroting als aan de uitgavenkant, met name op de terreinen «Landbouw en natuurlijke hulpbronnen» en «Onderzoek en ander intern beleid». De stijging van de foutenpercentages voor deze begrotingsposten werkt door in het totale foutenpercentage, dat tussen 2010 en 2011 steeg van 3,7% naar 3,9%.

Naar boven