33 472 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking van de kwaliteitswaarborgen voor het hoger onderwijs en wijziging van verschillende onderwijswetten in verband met de introductie onderscheidenlijk verbreding van een aanwijzingsbevoegdheid voor de minister en in verband met aanpassingen in de regelgeving betreffende het basisregister onderwijs en het persoonsgebonden nummer (Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs)

Nr. 24 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BISSCHOP TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 21

Ontvangen 7 oktober 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel S, komt als volgt te luiden:

S

Artikel 9.51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zesde volzin vervangen door: In dat geval zijn de artikelen 9.8 en 9.9 van overeenkomstige toepassing.

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van het bepaalde in artikel 9.9a richt de aanwijzing van de minister zich op het bestuur van de rechtspersoon die de bijzondere universiteit in stand houdt.

II

Na artikel I, onderdeel T, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Ta

Aan artikel 10.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 10.3e richt de aanwijzing van de minister zich op het bestuur van de rechtspersoon die de bijzondere hogeschool in stand houdt.

III

In artikel II, onderdeel A, wordt aan artikel 9.1.4a, eerste lid, een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van een bijzondere instelling richt de aanwijzing zich op het bestuur van de rechtspersoon die de instelling in stand houdt.

Toelichting

In tegenstelling tot hetgeen in de nota naar aanleiding van het verslag gemeld wordt, heeft ook in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs het bevoegd gezag – de rechtspersoon – een bekostigingsrelatie met de overheid. Ook ten aanzien van bijzondere instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs zal de minister de bestuurlijke aanwijzing dus op het bevoegd gezag moeten richten. De minister kan deze aanwijzing met betrekking tot het bijzonder onderwijs niet richten op een specifiek orgaan van de rechtspersoon. Deze benadering is in het funderend onderwijs inmiddels vastgelegd, maar wordt in het wetsvoorstel niet consequent doorgetrokken naar de overige onderwijssectoren. Dit amendement voorziet ten aanzien van de aanwijzingsbevoegdheid in een heldere en uniforme regeling voor alle onderwijssectoren.

Bisschop

Naar boven