33 441 Wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie investeringsbeleid)

G MOTIE VAN HET LID KOFFEMAN C.S.

Voorgesteld 5 november 2013

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Planbureau voor de Leefomgeving en Wageningen UR de biodiversiteit in Nederland, afgemeten aan kwaliteit en kwantiteit van natuur, afgenomen is tot circa. 15% van de oorspronkelijke situatie,

overwegende, dat de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn geen termijn voorschrijven waarbinnen een gunstige staat van instandhouding voor de door deze richtlijnen bestreken soorten en habitats moet zijn gerealiseerd,

overwegende, dat het beginsel van loyale samenwerking met zich meebrengt dat de lidstaten ernaar moeten streven om dit resultaat zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk – gezien de ecologische mogelijkheden en de sociaaleconomische consequenties – te bereiken,

verzoekt de regering een tijdpad te presenteren waarbinnen zij een gunstige staat van instandhouding voor de in Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn bestreken soorten en habitats wil realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Koffeman

Reuten

Slagter-Roukema

Thissen

Vos

Naar boven