33 410 Kabinetsformatie 2012

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2012

1. Inleiding

Tijdens de regeling van werkzaamheden van dinsdag 6 november is door de Kamer verzocht om meer concrete informatie over het koopkrachtbeeld. Daarnaast is er de afgelopen week maatschappelijke discussie ontstaan over de effecten van het regeerakkoord.

In deze brief geef ik namens het kabinet informatie over het koopkrachtbeeld voor de kabinetsperiode, en geef ik aan op welke punten en op welke momenten het kabinet het integrale koopkrachtbeeld de komende jaren wil beoordelen.

Bij de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord zal het kabinet zorgen dat de uitgangspunten voor het inkomensbeleid zoals afgesproken door de onderhandelaars (met een globale bandbreedte van de mediane koopkrachteffecten van –4% tot +½% voor de verschillende inkomenscategorieën) overeind blijven en dat uitschieters en ongewenste effecten zoveel mogelijk worden beperkt.

In een tegelijkertijd verstuurde brief vindt u antwoord op de vragen die uw Kamer gisteren heeft gesteld aan de minister-president (Kamerstuk 33 410, nr. 27).

2. Koopkrachtbeeld geeft alleen een indicatie

De komende jaren zijn forse maatregelen nodig om de overheidsfinanciën van Nederland weer op het goede spoor te krijgen. Deze maatregelen zijn nodig om onze welvaart en werkgelegenheid veilig te stellen en om Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Negatieve koopkrachteffecten zijn daarbij onvermijdelijk.

Tot een deel van deze maatregelen is al besloten door het vorige kabinet en door de partijen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het begrotingsakkoord van dit voorjaar (zoals bijvoorbeeld de verhoging van de BTW). De inzet van alle betrokken partijen heeft ervoor gezorgd dat de overheidsfinanciën in 2013 binnen de Europese afspraken kunnen blijven. Het regeerakkoord spreekt de ambitie van het kabinet uit van een gedegen begrotingsbeleid, waarin additioneel op eerdere bezuinigingen nog eens 16 miljard aan saldoverbeterende maatregelen is genomen.

Ik begrijp de zorgen van mensen over het effect van deze maatregelen op de persoonlijke koopkracht. Ik kan deze zorgen en onzekerheid op dit moment niet volledig wegnemen. Het is overigens tot dusverre niet gebruikelijk dat bij de start van een kabinet de koopkracht vijf jaar vooruit wordt gepresenteerd. Deze koopkrachtontwikkeling is erg gevoelig voor de macro-economische ontwikkelingen, en is daardoor erg onzeker. Om toch zo veel als mogelijk duidelijkheid te geven, is in deze brief aanvullende informatie opgenomen over de koopkrachtontwikkeling in de komende kabinetsperiode.

Het regeerakkoord bevat beleidsvoornemens die de komende tijd uitgewerkt zullen worden. Per voorstel zal bekeken worden welke effecten optreden, of deze effecten gewenst zijn en of er wellicht onbedoelde uitschieters optreden die gemitigeerd kunnen worden. Iedere maatregel zal individueel worden bekeken en gewogen, en het kabinet zal met een open houding naar de samenleving deze voorstellen uitwerken. Dit is al afgesproken in het regeerakkoord, maar het is ook het expliciete verzoek van de Kamer zoals verwoord in de motie Slob, waarin het kabinet wordt opgeroepen om in de uitwerking van het regeerakkoord de sociale partners en organisaties in het binnenlands bestuur, de zorg en het onderwijs actief te betrekken bij de verdere invulling van de gemaakte afspraken. Dit betekent echter wel dat de effecten zoals deze zijn doorgerekend door het CPB hoogstens indicatief kunnen zijn.

Daarnaast zal het kabinet ieder jaar bij het opstellen van de begroting in augustus het integrale koopkrachtbeeld beoordelen op de effecten. Op dat moment wordt gewogen of het koopkrachtbeeld in ieder jaar voldoet aan de kaders zoals die in het regeerakkoord zijn gesteld. Bij de weging van het totale koopkrachtbeeld van een bepaald jaar kan blijken dat maatregelen die individueel uitlegbaar zijn, stapelen tot een totaal koopkrachtbeeld dat voor substantiële groepen niet past binnen de uitgangspunten die het kabinet zichzelf heeft gesteld bij de totstandkoming van het regeerakkoord. Op het moment dat in de uitwerking blijkt dat hiervan wordt afgeweken, kan het kabinet aanvullende maatregelen nemen.

3. Koopkrachtontwikkeling kabinetsperiode.

De effecten zoals deze zijn gepresenteerd in tabel 1 en tabel 2 zijn opgenomen op verzoek van de Kamer. Het koopkrachtbeeld van de komende jaren is bij het regeerakkoord beoordeeld op de uitgangspunten zoals deze in deze brief zijn benoemd, en op basis van geaggregeerde mediane koopkrachteffecten voor enkele inkomensgroepen. Het kabinet zal het koopkrachtbeeld uiteindelijk beoordelen op basis van de uitwerking van specifieke maatregelen en het jaarlijkse integrale koopkrachtbeeld zoals bij Prinsjesdag wordt gepresenteerd.

In tabel 1 is de cumulatieve koopkrachtontwikkeling over de kabinetsperiode voor achttien voorbeeldhuishoudens gepresenteerd. De cijfers volgen uit dezelfde uitgangspunten zoals die door het CPB zijn gehanteerd in haar doorrekening. Uiteraard geldt ook hier dat deze raming erg onzeker is.

Deze cijfers worden normaliter door het kabinet gebruikt om de koopkracht van jaar op jaar te beoordelen en geven een eerste indicatie van de verdeling van de bezuinigingslast naar inkomenshoogte en over de verschillende huishoudtypes. De tabel laat zowel de gecumuleerde effecten zien als de gemiddelde effecten per jaar. Ook is weergegeven wat de koopkrachtontwikkeling is in het lopende begrotingsjaar 2012.

Tabel 1: koopkrachtontwikkeling 2013–2017 voor standaardhuishoudens
 

2012

Cumulatief over 2013–2017

 

Actieven:

Basispad (MLT)

Effect RA

Totaal (basispad + RA)

Gemiddeld 2013–2017 per jaar

Alleenverdiener met kinderen

         

Modaal (modaal = circa 33 000 euro)

-2 ¼

-3 ¾

¼

-3 ½

– ¾

2 x modaal

-2 ¾

-1 ¼

-5

-6 ¼

-1 ¼

           

Tweeverdieners

         

modaal + ½ x modaal met kinderen

– ¾

0

+2 ½

+2 ½

+ ½

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

-1 ½

-3 ½

-3 ¼

– ¾

modaal + modaal zonder kinderen

– ¾

+1 ¾

+2 ¼

+ ½

2 x modaal + modaal zonder kinderen

-1 ¾

+1 ½

-4 ½

-3

– ½

           

Alleenstaande

         

minimumloon

-1

+1

+1 ¼

+2 ¼

+ ½

modaal

-1

+1 ½

½

+2

+ ½

2 x modaal

-2 ¼

+1 ¼

-7

-5 ¾

-1 ¼

           

Alleenstaande ouder

         

minimumloon

-1 ½

+ ¾

+6

+6 ¾

+1 ¼

modaal

-1

– ¼

+ 1

+ ¾

¼

           

Inactieven:

         

Sociale minima

         

paar met kinderen

-2 ¼

-4 ¼

+1

-3 ¼

– ¾

alleenstaande

-1 ½

-4

+ ¼

-3 ¾

– ¾

alleenstaande ouder

-1 ¾

-3 ½

-1 ¾

-5 ¼

-1

           

AOW (alleenstaand)

         

(alleen) AOW

-1

+1

-1

0

0

AOW +10000

-1

-5 ¼

-1

-6 ¼

-1 ¼

           

AOW (paar)

         

(alleen) AOW

-1 ½

+ ½

-1

– ½

0

AOW +10000

-1 ½

-5 ¾

+2 ½

-3 ¼

– ¾

Tabel 2: Frequentietabel jaargemiddelde koopkrachtontwikkeling 2013–2017
 

<-2%

-2 tot -1%

-1 tot -½ %

-½ tot 0%

0 tot ½%

½ tot 1%

>1%

Totaal

Inkomenshoogte

               

Minimum

3%

9%

14%

32%

24%

9%

8%

100%

Minimum-modaal

2%

12%

11%

29%

32%

8%

6%

100%

1x-1,5x modaal

3%

16%

15%

23%

29%

9%

5%

100%

1,5x-2x modaal

3%

12%

13%

18%

32%

18%

4%

100%

2x-3x modaal

5%

15%

17%

31%

25%

4%

3%

100%

>3x modaal

5%

26%

40%

18%

5%

2%

4%

100%

                 

Actief/inactief

               

Actieven

1%

9%

16%

24%

36%

11%

4%

100%

Inactieven 65-

4%

11%

15%

42%

18%

4%

7%

100%

Inactieven 65+

6%

23%

15%

23%

19%

7%

8%

100%

                 

Kinderen

               

Geen kinderen

3%

13%

13%

26%

29%

10%

6%

100%

Wel kinderen

2%

16%

22%

25%

25%

6%

4%

100%

                 

Gehele bevolking

3%

14%

15%

26%

28%

9%

5%

100%

Bron: SZW-berekeningen

Hierbij past overigens de opmerking dat standaardhuishoudens niet het totale koopkrachtbeeld weergeven. De tabel laat immers alleen die effecten zien die relevant zijn voor grote groepen huishoudens. Een andere manier om inzicht te geven in de spreiding van koopkrachteffecten is door middel van een puntenwolk (zoals gepresenteerd door het CPB) en een frequentietabel. Hierin worden wel alle maatregelen opgenomen, voor zover voorzien van een voorlopige uitwerking. Een frequentietabel zoals weergegeven in tabel 2 geeft inzicht in de mate waarin negatieve én positieve inkomenseffecten optreden. In deze tabel is per inkomenscategorie en huishoudtype af te lezen hoeveel procent van de huishoudens een bepaalde gemiddelde jaarlijkse koopkrachtontwikkeling doormaakt. Als voorbeeld: 32% van de huishoudens met een minimuminkomen gaat er jaarlijks gemiddeld 0–½% in koopkracht op achteruit.

4. Uitgangspunten voor het inkomensbeleid

In de totstandkoming van het regeerakkoord is gewerkt met de volgende drie uitgangspunten:

  • 1) Werk gaat meer lonen;

  • 2) Lage en midden inkomens worden ontzien;

  • 3) Van hoge inkomens wordt een bijdrage gevraagd.

Uit de doorrekening blijkt dat de komende jaren werknemers met een laag inkomen er meer in koopkracht op vooruit gaan dan uitkeringsgerechtigden (werk gaat meer lonen). Ook blijkt dat het effect van het regeerakkoord positief dan wel licht negatief is voor de meeste lage en middeninkomens, en dat deze voor de hoge inkomens negatiever uitvalt. Figuur 5.2 uit de CPB-doorrekening laat zien dat het effect van het regeerakkoord (exclusief basispad) als geheel uitkomt op –4% voor de inkomens vanaf circa 100 000 euro (500% van het minimumloon). Tabel 5.1 bevestigt dit beeld. Bij deze cijfers moet nogmaals worden bedacht dat ze slechts een eerste indicatie geven. De koopkrachtontwikkeling is voor een belangrijk deel afhankelijk van de macro-economische ontwikkelingen. Een raming van de loon- en prijsontwikkeling voor volgend jaar kent al veel onzekerheden, maar de onzekerheden van de loon- en prijsontwikkeling in 2017 zijn nog veel groter. Het kabinet kan vanwege deze onzekerheid geen koopkrachtgaranties geven voor bepaalde groepen huishoudens.

5. Conclusie

Het regeerakkoord en de maatregelen die er in staan zijn niet het eindpunt van het kabinetsbeleid, maar het startpunt. Op basis van het regeerakkoord zullen we de komende periode de voornemens uitwerken. Dat geldt voor veel onderwerpen. Zo gaan we met het regeerakkoord in de hand bijvoorbeeld in gesprek met sociale partners en de zorgsector. We zullen goed luisteren naar geluiden uit de samenleving.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. F. Asscher

Naar boven