33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2012

In het antwoord op vraag 265 van de schriftelijke vragen bij de OCW-begroting 2013 (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 13) is ten onrechte vermeld dat «bij instellingsaccreditaties het beleid rond schendingen van wetenschappelijke integriteit zal worden geëvalueerd». Evaluatie van het beleid rondom schendingen van integriteit maakt geen deel uit van de instellingstoets kwaliteitszorg. Wel zal bij de beoordeling van onderzoekersopleidingen aandacht worden besteed aan integere wetenschapsbeoefening.

Het antwoord op vraag 265 moet dus als volgt luiden:

«In het voorjaar van 2012 heeft de VSNU besloten tot nieuwe landelijke afspraken over wetenschappelijke integriteit. Aan de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening is de bepaling toegevoegd dat van elke wetenschapsbeoefenaar wordt verwacht dat hij in zijn wetenschappelijke omgeving handhaving van de code zo goed mogelijk zal bevorderen. Ook is het melden van nevenfuncties voor wetenschapsbeoefenaars verplicht gesteld. Bij de beoogde herziening van het Standard Evaluation Protocol (SEP) zal aandacht worden besteed aan de beoordeling van het beleid ten aanzien van wetenschappelijke integriteit, in het bijzonder het bevorderen van een klimaat van actieve wetenschappelijke discussies en sociale controle. Verder is besloten dat de universiteiten één landelijk model klachtenregeling zullen hanteren en dat er één landelijke definitie komt van schendingen van wetenschappelijke integriteit. Schendingen die zich in het verleden hebben voorgedaan worden gepubliceerd op de website van de VSNU».

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven