33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 130 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 maart 2013

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 18 januari 2013 over het samengaan van een aantal scholen in Amsterdam-West. Bij brief van 28 maart 2013 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris, waarin deze reageert op de samenwerking tussen een aantal scholen in Amsterdam-West. Uit zijn brief blijkt dat het hier gaat om een samenvoeging van scholen, waardoor de fusietoets buiten beeld blijft.

De leden vragen of er desondanks een uitgebreide effectrapportage beschikbaar is over de voorgenomen samenvoeging van de scholen in Amsterdam-West. Ook vragen de leden of er gedurende het traject contact is geweest met de medezeggenschapsraden van de verschillende scholen. Kan de staatssecretaris duidelijk maken of hij is gekend in het proces waaruit de voorgenomen samenvoeging voortvloeit?

De leden stellen vast dat er in het Regionaal Plan Onderwijs (RPO), waarin de samenvoeging van de scholen voorgesteld wordt, geen aandacht is besteed aan de kwaliteit van onderwijs. Daarom zouden zij graag zien dat de staatssecretaris inzichtelijk maakt wat de gevolgen van de voorgestelde samenvoeging zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Kan de staatssecretaris hieraan voldoen? Ook zijn de leden benieuwd of deze herstructurering van het onderwijs in Amsterdam-West wordt aangegrepen om in te zetten op een verbetering van de onderwijskwaliteit in dit deel van Amsterdam. Op basis van het RPO stellen de leden vast dat er, door de samenvoeging en samenhangende opheffing van een van de scholen, een zekere mate van schaalvergroting voordoet. De leden hebben in het verleden al vaker hun zorgen over schaalvergroting in het voortgezet onderwijs uitgesproken en zij zouden door de staatssecretaris op dit punt graag nader geïnformeerd willen worden. Graag horen zij van de staatssecretaris wat de effecten van de samenvoeging zijn op de exacte omvang van de verschillende scholen. Daarnaast zouden de leden geïnformeerd willen worden over de eventuele kosten die de samenvoeging van de scholen met zich meebrengt. Kan de staatssecretaris inzage geven in de kosten van een samenvoeging qua huisvesting, zo vragen zij. Ook zouden de leden van de staatssecretaris willen weten wat de gevolgen voor het personeel van de verschillende scholen zijn, of er sprake zal zijn van frictiekosten en wat de effecten zullen zijn op de overhead voor het onderwijs in Amsterdam-West.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris met betrekking tot het samengaan van de scholen in Amsterdam-West. De leden kunnen zich in grote lijnen vinden in de inhoud. De leden zien geen aanleiding tot het stellen van vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris omtrent het samengaan van scholen in Amsterdam-West. Zij hebben hierover enkele vragen. Deze leden lezen dat «er geen sprake is van ongewenste schaalvergroting, maar van een noodzakelijke bundeling om het vbo1-aanbod bij dalende leerlingaantallen rendabel in stand te houden.» De voornoemde leden vragen of de staatssecretaris kan aangeven hoe hij er zicht op houdt dat er inderdaad geen sprake zal zijn van ongewenste schaalvergroting. Kan de staatssecretaris aangeven wat de samenwerking concreet voor leerlingen zal gaan betekenen, zo vragen de leden. Kan de staatssecretaris daarbij specifiek ingaan op de situatie voor lwoo2-, basis- en kaderleerlingen? De voornoemde leden vragen of de samenvoeging niet ten koste gaat van de specifieke aandacht en begeleiding die deze leerlingen nodig hebben.

Kan de staatssecretaris ingaan op wat de precies de voordelen van het samengaan zijn? Tevens vragen zij hoe de samenvoeging de kwaliteit van het onderwijs gaat versterken? Kan de staatssecretaris ook aangeven hoe keuzevrijheid gegarandeerd blijft, ook voor de leerlingen die op dit moment op deze scholen zitten, zo vragen de voornoemde leden.

II Reactie van de staatssecretaris

Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen en opmerkingen van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mijn brief van 18 januari 2013 over het samengaan van een aantal scholen in Amsterdam-West (Parlisnr. 2013Z00791). Voorafgaand neem ik aan dat in de inleiding wordt bedoeld dat «Uit zijn brief blijkt dat het hier niet gaat om een samenvoeging van scholen, waardoor de fusietoets buiten beeld blijft.» Hieronder vindt u mijn antwoorden op deze vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er desondanks een uitgebreide effectrapportage beschikbaar is over de voorgenomen samenvoeging van de scholen in Amsterdam-West. Ook vragen de leden of er gedurende het traject contact is geweest met de medezeggenschapsraden van de verschillende scholen. Tevens is de vraag of de staatssecretaris gekend is in het proces waaruit de voorgenomen samenvoeging voortvloeit.

Er is geen (fusie)effectrapportage (FER) beschikbaar aangezien immers geen sprake is van een fusie in de wettelijke zin. Het Beroepscollege West komt tot stand door een herschikking van nevenvestigingen. Het betreft de nevenvestigingen genaamd Novacollege en Marcanticollege onder bestuur van de Esprit Scholengroep, Calvijn met Juniorcollege onder bestuur van de Stichting Zaandam Amsterdam Scholengroep en het Westburgcollege onder bestuur van Voortgezet Onderwijs van Amsterdam. Het Beroepscollege West zal onderdeel uitmaken van de Esprit Scholengroep. Tot een dergelijke herschikking van onderwijsaanbod kunnen schoolbesturen autonoom besluiten. Dit besluit wordt gesteund door alle samenwerkende schoolbesturen in het regionaal plan onderwijsvoorzieningen (RPO) en door de gemeente Amsterdam. Overigens worden wel alle thema’s zoals in de FER zijn opgenomen door de betrokken besturen verkend en uitgewerkt. In mei/juni as. wordt aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden (GMR’s) van de betrokken besturen hun instemming gevraagd.

In de zomer van 2012 heeft de gemeente Amsterdam een verkennend gesprek gevoerd met de directie Voortgezet Onderwijs van dit ministerie over de vorming van het beroepscollege. Vervolgens ontstond in het najaar van 2012 meer duidelijkheid over de wijze waarop het beroepscollege tot stand zou komen.

De leden stellen vast dat er in het RPO, waarin de samenvoeging van de scholen voorgesteld wordt, geen aandacht is besteed aan de kwaliteit van onderwijs. Daarom zien zij graag dat de staatssecretaris inzichtelijk maakt wat de gevolgen van de voorgestelde samenvoeging zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook zijn de leden – samen met die van de D66-fractie – benieuwd of deze herstructurering van het onderwijs in Amsterdam-West wordt aangegrepen om in te zetten op een verbetering van de onderwijskwaliteit in dit deel van Amsterdam.

Een RPO is een wettelijk (infrastructureel) instrument om tot een goede afstemming te komen tussen vraag en aanbod van voorzieningen voor voortgezet onderwijs in een of meer gemeenten. In het uitwerkingsdocument van het RPO Amsterdam, met de titel De kaarten uitgelegd van juni 2011, is wel degelijk aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs. De schoolbesturen constateren daarin dat er binnen de gemeente teveel kleine opleidingen zijn die de onderwijskwaliteit niet kunnen borgen. Met name in Amsterdam-West stelden de besturen een versnippering van het vbo-aanbod vast waarvan de krachten gebundeld konden worden in het beroepscollege. Ter stimulering van deze plannen heeft de gemeente Amsterdam extra middelen in het vooruitzicht gesteld uit het eigen programma Kwaliteitsimpuls VO.

Voorts horen de leden graag wat de effecten van de samenvoeging zijn op de exacte omvang van de verschillende scholen. In dit verband vragen de leden van de D66-fractie hoe de staatssecretaris er zicht op houdt dat er inderdaad geen sprake zal zijn van ongewenste schaalvergroting.

Het Beroepscollege West (BCW) zal met circa 2450 leerlingen binnen de Esprit Scholengroep een zelfstandige onderwijskundige eenheid vormen en gehuisvest zijn in drie verschillende gebouwen. Het gemiddeld aantal leerlingen per vestiging van het BCW komt ongeveer overeen met het landelijk gemiddeld aantal leerlingen per VO-vestiging.

Daarnaast zouden de leden van de PvdA-fractie geïnformeerd willen worden over de eventuele kosten die de samenvoeging van de scholen met zich meebrengt en inzage verkrijgen in de kosten van een samenvoeging qua huisvesting. Ook zouden de leden willen weten wat de gevolgen voor het personeel van de verschillende scholen zijn, of er sprake zal zijn van frictiekosten en wat de effecten zullen zijn op de overhead voor het onderwijs in Amsterdam-West.

De kosten van de totstandkoming van het Beroepscollege en de effecten daarvan op het betrokken personeel en de overheadkosten alsook de frictiekosten worden momenteel door de besturen in kaart gebracht. Over deze analyses zullen de GMR’s ook worden geïnformeerd. De betrokken besturen hebben zich overigens ten doel gesteld de samenwerking budgettair neutraal tot stand te brengen. Ten aanzien van de kosten qua huisvesting: het gebouw van het Calvijn met Junior College wordt geheel op rekening van de gemeente vernieuwd voor het genormeerde bedrag van omstreeks € 10 miljoen.

De leden van de D66-fractie verzoeken de staatssecretaris aan te geven wat de samenwerking concreet voor leerlingen zal gaan betekenen en daarbij specifiek in te gaan op de situatie voor lwoo3-, basis- en kaderleerlingen. Ook vragen de leden of de samenvoeging niet ten koste gaat van de specifieke aandacht en begeleiding die deze leerlingen nodig hebben.

Elke vestiging van het Beroepscollege West biedt zowel de basisberoepsgerichte leerweg als de kaderberoepsgerichte leerweg aan. Leerlingen die geïndiceerd worden voor leerwegondersteunend onderwijs kunnen ook op elke vestiging terecht. Bijzonder aan het BCW is de beoogde doorlopende leerlijn naar het mbo (onder hetzelfde dak) en een doorlopende leerlijn naar mavo/havo. Hiermee wordt vroegtijdig schoolverlaten zoveel mogelijk voorkomen. Onderwijs en begeleiding op maat zijn juist belangrijke speerpunten in het beleidsplan van de betrokken besturen voor het BCW.

Tot slot vragen de leden wat precies de voordelen van het samengaan zijn. Kan de staatssecretaris ook aangeven hoe keuzevrijheid gegarandeerd blijft, ook voor de leerlingen die op dit moment op deze scholen zitten?

Het samengaan in het Beroepscollege West heeft allereerst als voordeel dat de kwaliteit van de vbo-opleidingen geborgd en verbeterd kan worden door het bundelen van het huidige versnipperde, kleinschalige aanbod. Bovendien wordt er gekomen tot een meer samenhangend vmbo-aanbod in Amsterdam-West met interne doorstroom naar het mbo en met meer mogelijkheden tot differentiëren. Door meer samenwerking, door bundeling van krachten en het delen van expertise zullen leerlingen en ouders voor goede en aantrekkelijke beroepsopleidingen in Amsterdam-West kunnen kiezen.

Aan de (ouders van de) leerlingen van Calvijn met Junior College en het Westburg College zal worden gevraagd individueel in te stemmen met de overgang naar het Beroepscollege West. Het staat een ieder vrij voor deze overgang te kiezen of te wisselen van school. In Amsterdam-West zijn na de realisatie van het Beroepscollege West nog andere vbo-scholen waaruit ouders kunnen kiezen.


X Noot
1

Vbo: voorbereidend beroepsonderwijs

X Noot
2

lwoo: leerwegondersteunend onderwijs

X Noot
3

lwoo: leerwegondersteunend onderwijs

Naar boven