33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Nr. 116 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2012

Bij bovenvermelde brief heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reactie gevraagd op het artikel «Geen leerlingenvervoer om geloof» uit het Nederlands Dagblad van 15 november jl.

Hoewel de kosten voor het richtinggebonden leerlingenvervoer relatief laag zijn en de gemeenten hiervoor ook een vergoeding ontvangen uit het gemeentefonds, doen zich situaties voor waarbij een gemeente wel tegen hoge tot zeer hoge kosten aanloopt. Vooral voor kleinere gemeenten kan dat ingrijpend zijn en zullen die uitgaven ten koste van andere uitgaven moeten gaan. Ik heb er dan ook begrip voor dat in die gevallen gemeenten moeite hebben met de wettelijke verplichting dit vervoer voor een belangrijk deel te vergoeden.

Het is een principiële vraag in hoeverre de overheid de vervoerskosten van deze eigen schoolkeuze van de ouders voor haar rekening moet nemen. Zoals ik heb geantwoord op de vragen van het lid Ypma (PvdA) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel 747), is een dergelijke discussie over de regeling van het leerlingvervoer niet los te zien van het debat rond het advies van de Onderwijsraad over artikel 23 van de Grondwet. Ik kom daarom in mijn beleidsreactie op dat advies terug op de positie van het leerlingvervoer.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven