Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2012
Tijdens het wetgevingsoverleg van 17 december is gesproken over het belang van de
strategische reisagenda.
Hoewel de reisplanning voor 2013 nog niet volledig is afgerond, kan ik in antwoord
op vragen van mevrouw Maij (PvdA) over handelsmissies naar Afrika, melden dat ik van
plan ben bezoeken te brengen aan onder meer Kenia, Ghana, Ethiopië en Zuid-Soedan.
Doelstelling is op deze bezoeken te worden vergezeld door Nederlandse (brede) economische
missies.
Ik ben ervan overtuigd dat wij met dergelijke bezoeken het Nederlands bedrijfsleven
in Afrika op de kaart kunnen zetten en deze landen kunnen ondersteunen bij hun verdere
economische ontwikkeling. De groei is in veel Afrikaanse landen hoog. Momenteel zijn
van de 10 snelst groeiende economieën 6 Afrikaanse landen. Ik ben dan ook voornemens
de komende paar jaar alle 15 OS-partnerlanden te bezoeken, inclusief de 10 partnerlanden
in Afrika. Bij elke missie zal handel en de positie van het bedrijfsleven prominente
aandacht krijgen, ook bij die bezoeken die niet worden vergezeld door een Nederlandse
handelsdelegatie. Afhankelijk van de doelstellingen van de reis, zal ik deelname aan
missie’s ook openstellen voor organisaties en kennisinstellingen die bij het te bezoeken
land sterk betrokken zijn.
De heer Leegte (VVD) wees op het belang van een strategische reisagenda en verzocht
de regering om hierover tweemaal per jaar in een Algemeen Overleg van gedachten te
wisselen. Zoals ik zei in het wetgevingsoverleg, kom ik graag aan dat verzoek tegemoet.
Ook heb ik de heer Leegte toegezegd standaard verslagen van de reizen te delen met
de Tweede Kamer.
De kabinetsinzet is om jaarlijks China, Brazilië, India, Rusland, Golfstaten en Turkije
te bezoeken. Indonesië en Vietnam, maar ook Colombia, Zuid-Afrika en Zuid-Korea worden
minstens één keer per twee jaar bezocht. Het kabinet heeft zich verder gecommitteerd
aan een breed gedragen strategische reisagenda van de bewindspersonen en bestuurders
van decentrale overheden ten einde efficiënt en effectief gebruik te kunnen maken
van elkaars in- en uitgaande bezoeken. Uiteraard wordt gekeken in hoeverre boodschappen
kunnen worden uitgewisseld. De strategische reisagenda wordt onder andere bepaald
door de behoeften van de topsectoren. Eén van de belangrijke onderwerpen voor het
Nederlandse bedrijfsleven en voor de overheid is duurzaamheid. Het Nederlandse bedrijfsleven
loopt met zijn inspanningen op het gebied van duurzaamheid in veel sectoren voorop
en hiermee is het een belangrijk asset voor de Nederlandse concurrentiepositie. Duurzaamheid
zal dan ook binnen de missies een terugkerend thema zijn. Graag verwijs ik naar de
motie Voordewind (33 000 V, nr. 54) en mijn brief van 16 december j.l. over de uitvoering van die motie.
Gemiddeld gaan er 35 bedrijven mee met een missie. Voor Nederlandse bedrijven zijn
belangrijke onderdelen van een missie de matchmaking- en netwerkactiviteiten. De werving
zal met en door de topsectoren plaatsvinden. Deelnemers worden geacht kennis te hebben
genomen van de MVO-richtlijnen en hier ook naar te handelen. In de deelnemersbijeenkomsten
wordt, per land specifiek, aandacht besteed aan MVO-onderwerpen.
Zoals gesteld in het wetgevingsoverleg van 17 december jl. zie ik het als mijn taak
om de synergie tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking zo groot mogelijk
te maken. In ontwikkelingslanden liggen kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Het is belangrijk dat het bedrijfsleven deze kansen grijpt, zeker nu de Europese afzetmarkt
niet groeit. Verder ben ik voornemens strategische partners actief op te zoeken, zoals
collega-donoren en ministers van handel, en aanwezig te zijn bij voor OS en Handel
belangrijke internationale bijeenkomsten.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen