Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2012
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 9 oktober jl. heeft het lid Van Raak (SP)
verzocht om een toelichting op de berichtgeving dat de voormalige minister-president
van Curaçao banden onderhoudt met de maffia.
Bekend is dat de voormalige minister-president van Curaçao, de heer Schotte, de Italiaanse
minister van Binnenlandse Zaken schriftelijk heeft benaderd. Zoals blijkt uit deze
brief die is gepubliceerd in het Antilliaans Dagblad van 9 oktober jl, heeft de heer Schotte de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken
om een bewijs van goed gedrag van de heer Corallo verzocht. De heer Schotte deed dit
verzoek zonder daarbij het ministerie van Buitenlandse Zaken te betrekken. De regering
Schotte is naar aanleiding hiervan op hoog ambtelijk niveau medegedeeld dat hij niet
op deze eigenstandige manier had mogen handelen.
De heer Schotte zou de intentie hebben gehad de heer Corallo een belangrijke positie
te geven. In reactie op het verzoek werd Harer Majesteits ambassade in Rome (HMA Rome)
mondeling door het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken geïnformeerd dat,
ofschoon van de heer Corallo geen strafrechtelijke veroordelingen bekend zijn, er
toch redenen zijn om gevraagde verklaring niet af te geven. HMA Rome informeerde op
26 mei 2011 de heer Schotte hierover.
Op 3 augustus 2011 deelden Italiaanse autoriteiten per fax aan HMA Rome mee dat de
Italiaanse ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken «in de bescheiden/stukken
van zowel het ministerie van Binnenlandse Zaken als het ministerie van Buitenlandse
Zaken niets blijkt over bovengenoemde heer Corallo». De fax had dus een andere strekking
dan de eerdere brief. Deze fax werd door HMA Rome doorgezonden aan de Directie Buitenlandse
Betrekkingen te Curaçao.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat bekend was dat de heer Schotte de
heer Corallo in aanmerking wilde laten komen voor een functie. Geconstateerd kan worden
dat de heer Schotte de heer Corallo niet heeft voorgedragen voor een specifieke ambtelijke
of bestuurlijke functie.
Indien de op dat moment beschikbare informatie daartoe aanleiding had gegeven, was
het in de eerste plaats aan de bevoegde strafrechtelijke autoriteiten van Curaçao
geweest tot nadere actie over te gaan.
Zoals ik ook in antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Dam (PvdA) inzake
onrechtmatigheden bij de verkiezingen op Curaçao (aangeboden op 9 oktober jl., Aanhangsel
Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nr. 240) heb gemeld, behoort de wijze waarop financiering van politieke partijen op Curaçao
is geregeld, tot de verantwoordelijkheid van het land Curaçao.
De Gouverneur heeft op 24 september jl. een formateur aangesteld voor de vorming van
een interim-kabinet. Eén van de beleidsmatige punten die hierbij nadrukkelijk genoemd
is, is dat het interim-kabinet maatregelen voorbereidt die een ordentelijk verloop
van het proces van de screening van kandidaat-bewindspersonen na de verkiezingen van
19 oktober jl. verzekeren. Dit heb ik op 2 oktober jl. tijdens het Mondelinge Vragenuur
met uw Kamer gewisseld. Over de voorbereiding van een landsverordening heb ik op 10 oktober
jl. contact gehad met de minister-president van Curaçao, de heer Betrian. Het oogmerk
van deze landsverordening is volgens de heer Betrian ervoor te zorgen dat de na de
verkiezingen te vormen regering bestaat uit gekwalificeerde mensen. Hij liet mij weten
dat de door de Raad van Ministers goedgekeurde landsverordening vandaag aan de Staten
van Curaçao zal worden aangeboden en dat hij de Staten heeft verzocht om deze voor
18 oktober 2012 te behandelen. De landsverordening voorziet in onderzoek naar de justitiële
antecedenten, de staatsveiligheid, de fiscale gegevens inclusief onderzoek naar ongebruikelijke
transacties, de medische gesteldheid, waaronder gebruik verdovende middelen en meer
in het algemeen onderzoek naar het leven van de kandidaten inclusief nevenfuncties.
Ik ben van oordeel dat de interim-kabinet van Curaçao op deze manier invulling geeft
aan de opdracht die zij van de Staten heeft gekregen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies