33 351 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

I VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 september 2019

De toenmalige leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 10 april 20191, waarbij hij de evaluatie van de Transgenderwet de Kamer aanbiedt naar aanleiding van toezegging T019141.

Naar aanleiding hiervan is op 3 juni 2019 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 11 september 2019 gereageerd.

De huidige commissie2 voor Justitie en Veiligheid brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE WAARNEMEND VOORZITER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister voor Rechtsbescherming

Den Haag, 3 juni 2019

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 10 april 20193, waarbij u de evaluatie van de Transgenderwet de Kamer aanbiedt naar aanleiding van toezegging T0191442.

De CDA-fractieleden danken u voor de toezending van deze evaluatie en hebben nog een aantal vragen. De leden van de SP-fractie danken u voor de evaluatie. Zij hebben nog enkele vragen.

De GroenLinks-fractieleden danken u voor het adequaat oppakken van toezegging T01914 en de wijzigingen die u voorstelt inzake de Transgenderwet. Het afschaffen van de deskundigenverklaring en het mogelijk maken dat iedereen onder de 16 ook geslacht kan wijzigen, is een welkome verandering, maar toch hebben deze leden nog enkele vragen. De fractieleden van D66 en PvdA sluiten zich graag bij de vragen van de fractieleden van GroenLinks aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Sinds 1 juli 2014 gelden de volgende eisen voor de aanpassing van de geslachtsregistratie:

  • de persoon in kwestie is 16 jaar of ouder,

  • is voorgelicht over de juridische gevolgen van de wijziging, en

  • beschikt over een deskundigenverklaring (afgegeven door een aangewezen arts of psycholoog)

waaruit blijkt dat de duurzame overtuiging bestaat tot het andere geslacht te behoren.

Na aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt de geslachtsregistratie gewijzigd zonder verdere rechterlijke tussenkomst. Van deze mogelijkheid is in 2015, 2016 en 2017 gebruikgemaakt door circa 460, 530 respectievelijk 640 mensen. In totaal zes personen hebben in die tussentijd hun geslachtsregistratie opnieuw gewijzigd. De procedure voor wijziging van de geslachtsregistratie is thans dus officieel losgekoppeld van de eventuele medische procedure ten behoeve van een lichamelijke geslachtswijziging.

De deskundigenverklaring wordt bekritiseerd door zowel zorgverleners – de duurzame overtuiging van iemand is niet vast te stellen – als de transgender gemeenschap – inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht, te hoge kosten en onnodige medicalisering. De leeftijdsgrens wordt bekritiseerd door belangenorganisaties en door een deel van de ouders, omdat sommige jongeren al voor hun 16e jaar in een ander geslacht door het leven (willen) gaan.

Niemand beter dan de betrokkene zelf wéét ten diepste dat hij/zij een andere genderidentiteit heeft dan zijn/haar biologisch geslacht. De helft van de aanvragers weet dit zelfs al op zeer jonge leeftijd. Maar daar gaat het hier niet om: hij/zij verlangt dat daarvan aantekening wordt gemaakt in het register van de burgerlijke stand en in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Daarmee is de vermelding van de geslachtswijziging een zaak van openbare orde geworden en niet louter meer een privéaangelegenheid van de persoon in kwestie.

Wijziging van de vermelding van het geslacht is een ingrijpende zaak, ingrijpender dan bijvoorbeeld een voornaamswijziging. Deze behoeft dan ook een objectiveerbare toets. Dat geschiedde vóór de aanvaarding van de Transgenderwet zowel bij een verzoek tot voornaamswijziging als bij verzoeken tot geslachtswijziging, door de rechter. Verzoeken moesten immers bij de rechtbank worden ingediend, en tezamen met een afschrift van geboorte alsmede van een gezamenlijk ondertekende verklaring van minimaal twee aangewezen deskundigen worden overgelegd, alvorens de rechter de opdracht gaf/geeft tot wijziging van de vermelding van het geslacht en de voornaamswijziging.

De Transgenderwet heeft destijds de toetsing door de rechter geschrapt, alsmede de verklaring van de tweede deskundige. Hierover zijn de verschillende adviesorganen destijds overigens niet nader geconsulteerd.

De deskundige verklaart nu nog slechts «dat de betrokkene jegens de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld op zijn geboorteakte, en dat de betrokkene er jegens de deskundige blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen».5

U overweegt nu tot verdergaande wijziging van de wet, en wel om nóg een stap verder te gaan, namelijk om in geval van geslachtswijziging de verklaring van de enig overgebleven deskundige eveneens te laten vervallen. In plaats daarvan wilt u de geslachtsregistratie in twee stappen laten effectueren (zoals in België): eerst een aanvraag indienen en na vier weken deze aanvraag bevestigen.

Bij kinderen jonger dan 16 jaar, waarbij de ouders als hun vertegenwoordiging optreden in het proces, zou de rechter alsnog toestemming moeten geven, zo is uw voornemen. Ook indien de transgender besluit om voor de tweede keer opnieuw wijziging van geslacht aan te vragen, zou – indien dit bij herhaling gebeurt – de rechter hierover moeten beslissen, zo is het plan.

Daarmee komt de rechter, zij het in specifieke gevallen, toch weer om de hoek kijken.

Van tweeën één: ófwel de wetgever kiest voor de individuele keuze, die geheel overgelaten wordt aan de persoon in kwestie, zodat er geen objectiveerbare toetsing meer plaatsvindt, óf er wordt objectief, dat wil zeggen door een ander dan de persoon zelf, getoetst (zij het marginaal).

De ambtenaren van de burgerlijke stand beoordeelden de verklaring van een deskundige als positief, zo blijkt uit het rapport.

Bent u niet van oordeel dat er in alle gevallen enige vorm van objectiverende toetsing noodzakelijk is bij de beoordeling van de vraag of geslachtswijziging in een concreet geval is aangewezen? Zo ja, ligt het dan niet voor de hand dat een deskundige een dergelijke verklaring afgeeft?

De bijbehorende voornaamswijziging geschiedt voor transgenders niet langer meer via een verzoek aan de rechtbank, maar kan door hen rechtstreeks worden aangevraagd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand die overigens – níet bij de inschrijving van de geslachtswijziging (dat móet hij doen, een dwingendrechtelijke bepaling), maar wél bij de voornaamswijziging (een «kan»-bepaling) – een «freies Ermessen» heeft.

Ook het vaststellen – en wijzigen – van voorna(a)m(en) is een zaak van openbare orde, en wel in de eerste plaats ter bescherming van de te vernoemen personen, die – wanneer men de voornamen geheel over zou laten aan de ongebreidelde fantasie van de ouders – met de meest wonderlijke namen door het leven zouden kunnen gaan. Tijdens de Franse Revolutie is gedurende een korte tijd de voornaamkeuze geheel vrijgelaten. Dit leidde tot bizarre voornamen – nog geheel afgezien van menige «Liberté’s», «Egalité’s» en «Fraternité’s» die geboren werden – zoals «Va de bon coeur pour la République», «L’ami du peuple», «Plein d’Amour pour sa Patrie», «Tricolore» enzovoort, tot zelfs «Café Billard», zoals Caféhouder Chanengue uit d’Etampes zijn pasgeboren zoon als wandelende reclame voor zijn kroeg als voornamen meegaf. Van die volstrekte vrijheid is de wetgever dan ook al snel teruggekomen: vandaar de toetsing van een voornaamswijziging door de rechter via een (niet al te dure) verzoekschriftprocedure.

Voor volwassen niet-transgenders die hun voornaam willen wijzigen, geldt evenzeer dat aan de procedure kosten zijn verbonden en dat de verzoekschriftprocedure voor de rechter een inbreuk vormt op hun privacy. Wanneer er geen objectiverende toets behoeft te worden gehouden bij voornaamswijziging, valt niet in te zien dat niet-transgenders dit via de rechter moeten zien te bewerkstelligen en transgenders bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Wordt hiermee niet een onnodig en ongeoorloofd onderscheid (= discriminatie) gemaakt ten opzichte van volwassen niet-transgenders die hun voornaam willen wijzigen en die nog steeds een verzoek hiertoe bij de rechter moeten indienen?

Door het vervallen van de eis van absolute onvruchtbaarheid en lichamelijke aanpassing is de mogelijkheid ontstaan dat de vrouw van geslacht veranderd tot man (de transman) respectievelijk de man van geslacht veranderd tot vrouw (de transvrouw), ook ná de geslachtswijziging nog kinderen kunnen baren respectievelijk verwekken. De Transgenderwet voorziet erin dat de vrouw/transman die een kind baart, wél als moeder van dat kind wordt ingeschreven in de BRP, vanwege het principe «mater semper certa» (de moeder is altijd duidelijk), maar voor het overige als man blijft ingeschreven. Hetzelfde geldt echter niet voor de man/transvrouw die een kind verwekt: deze wordt ten aanzien van het kind niet als de (biologische) vader ingeschreven, maar kan het kind slechts erkennen of adopteren en/of kan van rechtswege slechts «meemoeder» worden.

De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken sprak in haar schrijven van 15 november 2011 reeds haar zorg uit over deze hele gang van zaken.6 Ook de Raad voor de rechtspraak merkte destijds op dat dit alles voor de identiteitsvorming van een kind problematisch kan zijn.7

Is hier niet eveneens sprake van onnodig en ongeoorloofd onderscheid (= discriminatie), namelijk dat in tegenstelling tot de transman-moeder, de transvrouw-verwekker van het kind niet als vader kán worden ingeschreven en een ingewikkelde procedure moet volgen om als zodanig erkend te worden? Zou het, vooral ook in het belang van het kind zelf, niet zo moeten zijn dat de transvrouw-verwekker gewoon als vader dient te worden ingeschreven, precies als bij de transman-moeder?

De Transgenderwet geeft kinderen vanaf 16 jaar de mogelijkheid om – zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger(s) – een wijziging van de geslachtsvermelding te verzoeken.

De regering heeft destijds aangeknoopt bij de leeftijdsgrens voor het zelfstandig verzoeken van medische behandelingen, maar nu de eis van lichamelijke aanpassing in de Transgenderwet is komen te vervallen, mist de aanknoping aan deze leeftijd eigenlijk iedere grond.

In Argentinië kunnen jongeren tussen de 14 en de 18 hun wettelijke vertegenwoordigers een verzoek tot wijziging van het juridisch geslacht laten indienen, waarbij uitdrukkelijke instemming van de minderjarige is vereist en op voorwaarde dat het kind juridisch advies ontvangt van een kinder-curator (child’s lawyer). Als een of beide vertegenwoordigers hun goedkeuring weigeren, kan de rechter om vervangende toestemming worden gevraagd. Een leeftijdsgrens zou de wet dan niet langer hoeven te bevatten.

Zouden, indien de leeftijdsgrens van 16 jaar komt te vervallen, niet alle verzoeken van minderjarigen tot geslachtswijziging ten overstaan van de rechter moeten worden behandeld? Gaarne een gemotiveerd antwoord.

De CDA-fractieleden wachten met belangstelling uw antwoorden af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de fractie van de SP begrijpen de keuze goed, om de deskundigenverklaring te laten vervallen vanaf 16 jaar. Tegelijkertijd verbaast het hen dat er dan voor het wijzigen van het geslacht in de BRP voor de leeftijd van 16 jaar een gang naar de rechter nodig is. Dat is een zwaar middel voor de transgender, welke ook een kostbare gang is. Veel transgenders zullen dit niet kunnen betalen. Daarnaast is de vraag op welke basis de rechter zal oordelen. Deze zal zeker deskundigenverklaringen willen zien.

Een verzoek tot wijziging van het geslacht wordt niet licht genomen, zeker niet door de transgender zelf. Maar het hebben van het verkeerde geslacht, ook in de periode van overweging van de transitie, levert dagelijks pijnlijke momenten op. Een kind dat bij een bank te horen krijgt dat zij per ongeluk als man in staat geschreven. De aanhef van de brief van het ziekenhuis waar nog steeds het verkeerde geslacht wordt vermeld. Maar ook het paspoort of de ID-kaart, hetgeen iedere vakantie weer spannende momenten oplevert bij de grenscontrole.

Waarom kiest u niet voor het simpel indienen van een deskundigenverklaring onder de leeftijd van 16 jaar?

De tweede vraag die de leden van de fractie van de SP willen voorleggen, gaat over de spannende momenten bij de grenscontrole. Wanneer het geslacht namelijk gewijzigd is, kan de douane nog zien dat het geslacht veranderd is. Die gegevens kunnen worden verwijderd, maar daartoe moet een verzoek worden ingediend. Waarom is er niet voor gekozen om deze gegevens automatisch te verwijderen? Wat is de meerwaarde van het behoud van deze gegevens, zo vragen voornoemde leden. Veel transgenders is deze mogelijkheid niet bekend, daarom stellen deze leden voor dat u gemeentes aanspoort tot betere en heldere informatievoorziening rondom dit traject van wijzigingen in de BRP.

Als laatste willen de SP-fractieleden u vragen de voorgestelde aanpassing voortvarend ter hand te nemen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Alle belangenorganisaties zijn geen voorstander van een leeftijdsgrens en tussenkomst van een rechter bij kinderen die een verandering willen van geslachtsregistratie. Ook patiëntenorganisatie Transvisie is hierover recentelijk van standpunt veranderd. Voor transgender kinderen werpt de Transgenderwet nog steeds veel drempels op om een wijziging van de geslachtsregistratie te bekomen en voor intersekse kinderen biedt dit voorstel geen vooruitgang. In het rapport «Worden wie je bent» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2012 staat beschreven hoe transpersonen vaak al zeer jong beseffen dat ze tot het andere geslacht behoren, waarbij de zinssnede «De oudste bewuste gedachte die ik me kan herinneren was: ik zit in het verkeerde lichaam» het meest treffend is.8 Ook in de kinderrechtenrapportage van het COC uit 2013 blijkt dat 80% van de transgender kinderen vóór hun 16e hun geslacht willen kunnen wijzigen.9 Bent u bereid om het ook voor transgender- en intersekse personen onder de 16 jaar mogelijk te maken om zonder tussenkomst van de rechter of andere hindernissen de geslachtsregistratie te wijzigen? En bent u bereid om het voor transgender- en intersekse personen in het algemeen mogelijk te maken om (zonder tussenkomst van de rechter) een nieuwe geboorteakte te krijgen met de vermelding van het juiste, nieuwe geslacht (in plaats van een toevoeging aan de oude geboorteakte)?

Bent u bereid om het voor personen die in het buitenland zijn geboren en die in Nederland leven, eenvoudiger te maken om in Nederland hun geslachtsregistratie te wijzigen, aangezien bijvoorbeeld een transgender persoon uit Iran niet eenvoudig terug naar haar/zijn land kan gaan om de geboorteakte naar Nederland over te brengen? En bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor onderlinge erkenning van de gewijzigde geslachtsregistratie?

Voor kinderen met fluïde genderidentiteit is laagdrempelig wijzigen en terug wijzigen beter dan niet bevestigd te worden in genderidentiteit in de optiek van de fractieleden van GroenLinks. Gaat het argument dat een procedure via de rechter bij volwassenen inbreuk is op zelfbeschikking, niet ook op voor kinderen, volgens u? Acht u het niet een te zwaar middel om een kind te laten bewijzen of bevestiging van genderidentiteit in eigen belang is? Onderzoek toont aan dat het bewijzen van de bevestiging van genderidentiteit niet altijd in belang van het kind is. Hoe kijkt u aan tegen de begrenzing van tweemaal wijziging van de geslachtsregistratie zonder tussenkomst van de rechter los te laten, aangezien uit de evaluatie blijkt dat dit veronderstelde probleem zich vrijwel niet voordoet en door de evaluatie ook niet als probleem wordt benoemd?

Met betrekking tot de mogelijkheden om de geslachtsregistratie achterwege te laten of te kiezen voor een andere, is in het regeerakkoord vastgelegd dat onnodige geslachtsregistratie waar mogelijk wordt beperkt. U schrijft dat u voornemens bent de aangenomen motie van 6 maart jongstleden van de Tweede Kamerleden Den Boer en Bergkamp10 uit te voeren, waarin de regering wordt verzocht om indien mogelijk voor het zomerreces en anders voor het einde van het jaar, de juridische, financiële en technische kansen en belemmeringen voor de herziening van de geslachtsvermelding op paspoorten en identiteitskaarten in kaart te brengen en de mogelijkheden die de aanstaande verordening betreffende biometrie op identiteitskaarten11 daarbij biedt. Kunt u deze informatie ook naar de Eerste Kamer toezenden?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie ̶ bij voorkeur voor 28 juni 2019 ̶ met belangstelling tegemoet.

Waarnemend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid Sophie C. van Bijsterveld

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 3 juni 2019 vragen gesteld over mijn brief van 10 april 2019, waarmee ik de evaluatie van de Transgenderwet aan de Kamer heb aangeboden (Kamerstukken I 2018/19, 33 351, H). Met belangstelling heb ik hiervan kennisgenomen. De vragen zijn gesteld door de fracties van het CDA, de SP en GroenLinks. De fractieleden van D66 en PvdA hebben zich bij de vragen van de fractieleden van GroenLinks aangesloten. De vragen van de genoemde fracties beantwoord ik graag als volgt.

De leden van de CDA-fractie menen dat het van tweeën één is: ófwel de wetgever kiest voor de individuele keuze, die geheel overgelaten wordt aan de persoon in kwestie óf er wordt objectief, dat wil zeggen door een ander dan de persoon zelf, getoetst of de wijziging van de geslachtsregistratie is aangewezen. Zij vragen of in alle gevallen enige objectiverende toetsing noodzakelijk is, en zo ja, of het dan voor de hand ligt dat een deskundige een dergelijke verklaring afgeeft.

De innerlijke overtuiging van een transgender persoon is bepalend voor het wijzigen van de geslachtsregistratie. Een objectiverende toets door een derde is voor het vaststellen van deze overtuiging straks niet meer nodig. Daarbij acht ik van belang dat uit de evaluatie van de Transgenderwet blijkt dat er bezwaren bestaan tegen het eisen van een verklaring van een deskundige. De belangenorganisaties stellen dat de verklaring voor transgender personen een inbreuk vormt op hun zelfbeschikkingsrecht en privacy. Deskundigen geven voorts aan dat (de duurzaamheid van) de wens tot wijziging van de geslachtsregistratie zich niet leent voor toetsing door een zorgverlener. De verklaring heeft tot gevolg dat het medische traject, dat zich richt op de lichamelijke verandering, en het aanpassen van de geslachtsregistratie in de praktijk nog nauw met elkaar zijn verbonden. Dit is onwenselijk. De wijziging van de geslachtsregistratie staat los van het medische traject en hoeft hierop niet te wachten. Het wijzigen van de geslachtsregistratie ten behoeve van identiteitsfraude lijkt ten slotte niet aan de orde te zijn (Recht doen aan genderidentiteit, Evaluatie drie jaar transgenderwet in Nederland 2014–2017, WODC, Den Haag 2017, p. 54–59). Ook in dit licht heeft de verklaring geen meerwaarde. Alles afwegende zie ik geen reden voor het behoud hiervan.

De leden van de CDA-fractie hebben voorts een vraag over het afstammingsrecht. Zij merken op dat de transman die een kind baart, juridisch moeder van het kind is. De transvrouw-verwekker wordt echter juridisch moeder van het kind en volgt daarmee haar gewijzigde geslachtsregistratie. De leden vragen of hier sprake is van een ongeoorloofd onderscheid, omdat het voor de transvrouw-verwekker niet mogelijk is, om als juridisch vader te worden aangemerkt. Zij vragen of het zo zou moeten zijn dat de transvrouw-verwekker gewoon als vader wordt ingeschreven, evenals de transman als moeder wordt ingeschreven.

Ik stel voorop dat in het afstammingsrecht de vrouw die het kind baart, geldt als de juridische moeder van het kind. Het juridische en biologische ouderschap vallen samen, het uitzonderlijke geval van draagmoederschap daargelaten. Dit uitgangspunt strookt met het hier te lande en in de regel ook elders vanouds gehuldigde uitgangspunt dat de vrouw uit wie het kind is geboren, de moeder is van het kind («mater semper certa est»). Het kind is hierdoor verzekerd van een juridische moeder. Voor de toepassing van de regels van het afstammingsrecht op transgender personen die juridisch ouder worden, heeft de wetgever bij dit uitgangspunt aangesloten: de transgender persoon die een kind baart, is juridisch moeder van het kind. Het kind heeft zo duidelijkheid over zijn biologische en juridische moeder. Een kind kan maar uit één ouder worden geboren. Deze ouder verschilt in dat opzicht van de andere ouder van het kind. In die zin is er ook geen sprake van ongerechtvaardigd onderscheid tussen de ouder uit wie het kind wordt geboren en de andere ouder. Voor die andere ouder heeft de wetgever ervoor gekozen aan te sluiten bij het nieuwe geslacht van de ouder. Dit strookt met de dagelijkse realiteit van het kind. Uit de evaluatie is niet gebleken dat hiertegen bezwaren bestaan.

De leden van de CDA-fractie stellen ten slotte de vraag of, indien de leeftijdsgrens van 16 jaar komt te vervallen, alle verzoeken van minderjarigen tot geslachtswijziging door de rechter zouden moeten worden behandeld.

Uit de evaluatie van de Transgenderwet blijkt niet dat er in de praktijk een wens bestaat tot het invoeren van een rechterlijke toets voor kinderen van 16 en 17 jaar. Ik zie ook geen reden om hiertoe over te gaan. Ik wijs hierbij graag op de motivering van de leeftijdsgrens in de huidige Transgenderwet. Een kind van 16 of 17 jaar beslist zelf over zijn medische behandelingen (artikel 7:447 lid 1 BW). In aansluiting hierop mag een kind vanaf 16 jaar ook zelf beslissen over de wijziging van zijn geslachtsregistratie.

De leden van de SP-fractie vragen waarom kinderen jonger dan 16 jaar naar de rechter moeten voor een wijziging van hun geslachtsregistratie. Dit mede gelet op de kosten die hieraan zijn verbonden. Ook vragen zij op basis waarvan de rechter zal oordelen. De leden veronderstellen dat de rechter een deskundigenverklaring zal willen zien. Zij vragen voorts waarom niet wordt gekozen voor het simpel indienen van een deskundigenverklaring onder de leeftijd van 16 jaar. De leden van de fractie van GroenLinks vragen om het voor personen onder de 16 jaar mogelijk te maken om zonder tussenkomst van de rechter of andere hindernissen de geslachtsregistratie te wijzigen. Zij vragen of het argument dat een procedure via de rechter bij volwassenen een inbreuk is op zelfbeschikking, ook opgaat voor kinderen. Ook vragen zij of het een te zwaar middel is om een kind te laten bewijzen of bevestiging van genderidentiteit in zijn belang is.

Voor sommige kinderen is het al van jongs af aan duidelijk dat zij een andere genderidentiteit hebben. Het niet kunnen wijzigen van de registratie kan dan leiden tot hele vervelende situaties, bijvoorbeeld op school. Het kabinet wil het voor deze kinderen mogelijk maken hun sociale en juridische transitie samen te laten gaan. Zo kan hen onnodig leed worden bespaard. Hoewel wordt voorgesteld

om de leeftijdsgrens te laten vervallen, wordt een wijziging voor kinderen jonger dan 16 jaar alleen mogelijk na rechterlijke tussenkomst. Op deze manier wordt voorzien in een balans tussen het belang van een kind bij wijziging van de geslachtsregistratie en de bijzondere zorgplicht van de overheid voor het kind. Beide aspecten volgen uit het Verdrag inzake de rechten van het kind (artikel 3) en veronderstellen een procedure die voldoende adequaat is om daaraan recht te kunnen doen. In het licht van de zorgplicht van de overheid, zie ik de toets door de rechter niet als een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van het kind. De voorgestelde rechterlijke toets waarborgt dat kinderen en hun ouders weloverwogen overgaan tot een wijziging van de geslachtsregistratie. Een deskundigenverklaring is hierbij niet vereist. De rechter hoort het kind en zijn ouders. Hij toetst of de wens tot wijziging vrijwillig, oprecht en bestendig is en of het kind en zijn ouders de gevolgen van wijziging overzien. Onvermogende ouders komen in aanmerking voor het lage tarief van de griffierechten en hebben aanspraak op gesubsidieerde rechtsbijstand.

Uit de evaluatie van de Transgenderwet blijkt voorts dat deskundigen vraagtekens zetten bij de toegevoegde waarde van de deskundigenverklaring. Hun genderdeskundigheid is niet nodig voor het vaststellen van de overtuiging van de transgender persoon om tot het andere geslacht te behoren (Recht doen aan genderidentiteit, Evaluatie drie jaar transgenderwet in Nederland 2014–2017, WODC, Den Haag 2017, p. 54). Daarbij leidt de deskundigenverklaring tot een ongewilde verwevenheid van de wijziging van de geslachtsregistratie met het medische traject (ibidem, p. 56, 57). Een vergelijkbare verklaring acht ik daarom ook bij kinderen jonger dan 16 jaar niet zinvol.

Ik wijs in dit verband tot slot nog op de verworpen motie van het lid Bergkamp (D66), waarin de regering werd verzocht het voor kinderen van 14 en 15 jaar mogelijk te maken om de geslachtsregistratie te wijzigen zonder rechterlijke tussenkomst (Kamerstukken II 2018/19, 27 859, nr. 136).

De leden van de SP-fractie vragen ook waarom er niet voor is gekozen om de historische gegevens over geslachtsregistratie automatisch te verwijderen. Zij vragen naar de meerwaarde van het behoud van deze gegevens. Zij merken op dat veel transgender personen niet bekend zijn met de mogelijkheid om deze gegevens te verwijderen en verzoeken gemeenten aan te sporen tot betere en heldere informatievoorziening hierover.

In de Basisregistratie personen (BRP) worden algemene persoonsgegevens over een ingeschrevene opgenomen. Deze gegevens hebben onder andere betrekking op zijn burgerlijke staat, waaronder de naam en het geslacht (artikel 2.7 eerste lid, van de Wet BRP). Het uitgangspunt van de BRP is dat daarin opgenomen gegevens niet worden verwijderd. De zogenoemde historische gegevens kunnen nog van belang zijn voor de gebruikers van de BRP bij de uitvoering van hun taken. In de Wet BRP is wel voorzien in de mogelijkheid om op verzoek van de ingeschrevene de historische gegevens na wijziging van de geslachtsregistratie te verwijderen uit de BRP (artikel 2.57, derde en vierde lid, Wet BRP). In dit geval weegt het belang van de ingeschrevene zwaarder, dan het belang van de gebruikers van de BRP om in voorkomende gevallen ook historische gegevens over een ingeschrevene te kunnen raadplegen. In deze afweging is betrokken dat, indien nodig, de gebruikers van de BRP kunnen terugvallen op de formele geboorteakte als brondocument. Aangezien de wens om deze gegevens in de BRP te laten verwijderen per persoon kan verschillen, is dit afhankelijk gesteld van een verzoek door de ingeschrevene zelf.

Wat betreft de vraag naar de bekendheid van deze mogelijkheid, wijs ik erop dat gemeenten burgers via hun website hierover al informeren. De handleiding uitvoeringsprocedures BRP zal op dit punt worden aangevuld, evenals de informatie over dit onderwerp op www.rijksoverheid.nl.

De SP-fractieleden vragen ten slotte om de voorgestelde aanpassingen voortvarend ter hand te nemen.

Ik zeg dat graag toe, en streef er naar om een voorontwerp nog dit jaar in consultatie te geven.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen om het voor transgender- en intersekse personen mogelijk te maken om een nieuwe geboorteakte te krijgen met de vermelding van het nieuwe geslacht, in plaats van de huidige latere vermelding op de bestaande geboorteakte.

In mijn brief van 27 juni jl. aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 27 850, 135) ben ik ingegaan op het belang van de geboorteakte. Deze akte vormt het formele bewijs van het bestaan en de afstamming van iemand, waaraan rechten en plichten worden ontleend. De akte bewijst ten aanzien van iedereen de daarin opgenomen gegevens (artikel 1:22 BW). In een aantal gevallen kan er aanleiding zijn om een gegeven uit de geboorteakte te wijzigen, bijvoorbeeld iemands voornaam (artikel 1:4 lid 4 BW). Een wijziging wordt verwerkt door toevoeging van een zogeheten latere vermelding aan de oorspronkelijke geboorteakte. Ook een misslag in de geboorteakte wordt gecorrigeerd door het toevoegen van een latere vermelding (artikel 1:24 BW). De latere vermelding bevat twee elementen: de wijziging en de grondslag voor de wijziging. De geboorteakte zelf wordt niet veranderd, waardoor de bewijskracht gewaarborgd blijft.

Aan het afgeven van een nieuwe geboorteakte zijn de nodige bezwaren verbonden. Dit zou er bijvoorbeeld toe leiden dat iemand geacht wordt vanaf de geboorte man te zijn geweest, als hij op verzoek niet meer als vrouw, maar als man wordt geregistreerd. Dit kan leiden tot onduidelijkheid over vóór het opstellen van de nieuwe geboorteakte verrichte rechtshandelingen. Neem bijvoorbeeld het geval waarin een man een kind erkent en vervolgens zijn voornaam en geslachtsregistratie wijzigt. De naam en geslachtsregistratie op de nieuwe geboorteakte van de ouder zijn in dat geval niet meer te herleiden tot de geboorteakte en de erkenning van het kind. Ook kunnen dan vragen rijzen over eerder – vóór de wijziging – door de transgender persoon aangegane overeenkomsten. De akten van de burgerlijke stand zijn dan niet meer voorhanden om de persoonshistorie te reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien.

Om deze reden is gekozen voor het systeem dat de geboorteakte kan worden aangevuld met een toevoeging indien de omstandigheden zijn gewijzigd (en niet voor het opmaken van een vervangende geboorteakte).

Ik merk hierbij nog op dat de in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke uittreksels van een geboorteakte uitsluitend iemands actuele gegevens vermelden (artikel 1:23 lid 1 BW jo. artikel 48 Besluit Burgerlijke Stand). De historie van de persoonsgegevens is hierop niet zichtbaar. Dat geldt ook voor een wijziging van het geslacht. Een nieuwe geboorteakte heeft in dit licht dan ook geen toegevoegde waarde.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen voorts of ik bereid ben om wijziging van de geslachtsregistratie eenvoudiger te maken voor personen die in het buitenland zijn geboren en die in Nederland leven, omdat zij niet altijd eenvoudig terug naar het land van herkomst kunnen gaan om hun geboorteakte naar Nederland over te brengen.

Transgender personen die in het buitenland zijn geboren dienen een buitenlandse geboorteakte te overleggen, alvorens zij hun geslachtsregistratie kunnen wijzigen. De vraag van de leden van de GroenLinks-fractie betreft dan ook niet zo zeer het eenvoudiger maken van de procedure tot wijziging van de geslachtsregistratie, maar een voorvraag: de procedure tot het vereenvoudigen van het verkrijgen van een (vervangende) geboorteakte. Gelet op het feit dat de geboorteakte iemands identiteit vaststelt en, zoals opgemerkt in het antwoord op de voorgaande vraag, een dwingende bewijskracht heeft voor de hierin opgenomen feiten, voorziet de wet in een met rechterlijke waarborgen omklede procedure voor die gevallen waarin er geen geboorteakte is opgesteld of kan worden verkregen. De rechter houdt rekening met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van de geboorte van de vader en de moeder worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen (artikel 1:25c BW). De rechter is de meest aangewezen persoon om te beoordelen of de feiten die worden opgenomen in de vervangende geboorteakte, genoegzaam zijn aangetoond.

De aan het woord zijnde leden vragen ook of de regering bereid is om in EU-verband te pleiten voor onderlinge erkenning van de gewijzigde geslachtsregistratie.

Het vragen van aandacht voor de emancipatie en rechten van de lhbti-gemeenschap, met inbegrip van transgender personen, vormt een vast onderdeel van de Europese en internationale inspanningen van het kabinet. Het in internationaal verband onderling erkennen van de gewijzigde geslachtsregistratie vormt hiervan een onderdeel.

De fractieleden van GroenLinks merken voorts op dat uit de evaluatie blijkt dat het zich bijna niet voordoet dat iemand zijn geslacht twee keer of vaker wijzigt en dit ook niet als probleem wordt benoemd. Zij vragen hoe in dit licht wordt aangekeken tegen de begrenzing van tweemaal wijzigen buiten de rechter om.

Het voorstel vormt een verruiming ten opzichte van de huidige situatie. Een eerste en tweede wijziging van de registratie wordt mogelijk buiten de rechter om, via de ambtenaar van de burgerlijke stand, zonder dat daarbij een deskundigenverklaring dient te worden overgelegd. Pas bij een derde of volgende wijziging komt de rechter in beeld. Dit zal inderdaad niet vaak aan de orde zijn. Als iemand na 2 maal wisselen nogmaals het geslacht wil wijzigen, is dat een reden om alert en extra zorgvuldig te zijn. Voorkomen moet worden dat iemand, juist in die bijzondere omstandigheden, lichtvaardig handelt. Innerlijke overtuiging, bestendigheid daarvan en overzicht van de consequenties vergen dan een extra weging. Naar mijn mening is de rechter daarvoor beter toegerust dan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Ten slotte vragen de aan het woord zijnde leden of de bereidheid bestaat om de uitkomsten van de uitvoering van de aangenomen motie van 6 maart jl. van de leden Den Boer en Bergkamp (beiden D66), waarin de regering, samengevat, wordt verzocht om de juridische, financiële en technische kansen en belemmeringen voor de herziening van de geslachtsvermelding op paspoorten en identiteitskaarten in kaart te brengen, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden.

Graag zeg ik u dat toe.

De Minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker


X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 33 351, H.

X Noot
2

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Dittrich (D66), Doornhof (D66), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (FVD)

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/19, 33 351, H.

X Noot
5

Artikel 28a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 33 351, nr. 3, bijlage Advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken.

X Noot
7

Kamerstukken II 2011/12, 33 351, nr. 3, bijlage Advies Raad voor de Rechtspraak.

X Noot
8

Worden wie je bent (Rapport Sociaal en Cultureel Planbureau 2012–30 van november 2012), Den Haag, p. 35.

X Noot
9

LHBTI-kinderen in Nederland. Rapportage over de leefwereld en rechten van een vergeten groep kwetsbare kinderen (Rapportage COC Nederland van november 2013), p. 7.

X Noot
10

Kamerstukken II 2018/19, 25 764, nr. 115.

X Noot
11

Voorstel Europese Commissie COM(2018)212.

Naar boven