Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2014
Bij de Eerste Kamer ligt ter behandeling het wetsvoorstel houdende verklaring dat
er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet,
strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen
vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (Kamerstukken
33 131). Uw Kamer heeft dit wetsvoorstel op 23 oktober 2012 aangenomen.
Het voorstel bepaalt onder meer dat de leden van de Eerste Kamer mede worden gekozen
door de leden van de algemeen vertegenwoordigende organen van de BES-eilanden, zijnde
de eilandsraden.
De Eerste Kamer is thans niet bereid het aanhangige wetsvoorstel te aanvaarden, omdat
dit voorstel het niet mogelijk maakt drie principiële uitgangspunten te combineren:
-
– Niet-Nederlandse ingezetenen van Caribisch Nederland moeten, onder de zelfde voorwaarden
die gelden ten aanzien van de gemeenteraadsverkiezingen, kiesrecht krijgen voor de
eilandsraadsverkiezingen;
-
– Niet-Nederlandse ingezetenen van Caribisch Nederland mogen geen invloed krijgen op
de samenstelling van de Eerste Kamer;
-
– Nederlandse ingezetenen van Caribisch Nederland moeten invloed krijgen op de samenstelling
van de Eerste Kamer.
De Eerste Kamer is voorstander van een nieuw grondwetsvoorstel waarin voor Caribisch
Nederland een kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer wordt geregeld. De
gezamenlijke brief van deze strekking van de voorzitters van de Commissie voor Binnenlandse
Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning en van de
Commissie voor Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer hierover zend ik u als bijlage1.
Tijdens het overleg met de Eerste Kamer heb ik gemeld, na kennis te hebben genomen
van de argumenten van de Eerste Kamer, geen voorstander te zijn van de invoering van
een kiescollege voor Caribisch Nederland om de volgende redenen.
Een aparte grondwettelijke constructie voor een kiescollege voor de openbare lichamen
in Caribisch Nederland doet geen recht aan de proportionaliteit. Het zou betekenen
dat er een nieuw kiescollege in de Grondwet moet worden opgenomen om 1.121 buitenlandse
ingezetenen2 van Caribisch Nederland stemrecht te geven voor de eilandsraad.
Eilandsraden zijn noch vergelijkbaar met gemeenteraden, noch met Provinciale Staten.
Ze vormen een specifieke bestuurslaag ten behoeve van de BES eilanden. Het kabinet
is dan ook van oordeel dat niet koste wat het kost hoeft te worden voldaan aan alle
drie hiervoor genoemde principiële uitgangspunten. We accepteren immers ook dat vele
honderdduizenden in Nederland woonachtige niet-Nederlanders niet mogen stemmen voor
hun provinciaal bestuur enkel omdat ze daarmee indirect stemrecht voor de Eerste Kamer
zouden krijgen. Alles afwegend geeft het kabinet er de voorkeur aan dat de niet-Nederlandse
ingezetenen van Caribisch Nederland geen kiesrecht voor de eilandsraden hebben indien
en zodra in de Grondwet is opgenomen dat de eilandsraden het kiesrecht voor de Eerste
Kamer verkrijgen.
Ik treed graag, zo mogelijk binnenkort, met uw Kamer hierover in overleg. Dat is van
belang omdat het kabinet er aan hecht dat de Nederlandse ingezetenen van Caribisch
Nederland zo spoedig mogelijk invloed moeten kunnen uitoefenen op de samenstelling
van de Eerste Kamer. Dat betekent dat de eerste lezing van een daartoe strekkend voorstel
tot wijziging van de Grondwet tijdig voor de eerstvolgende verkiezing van uw Kamer
moet zijn afgerond.
Een afschrift van deze brief wordt aan de Voorzitter van de Eerste Kamer gezonden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk