33 124 Wijziging van de Woningwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen)

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2012

In overleg met de Tweede Kamer heb ik bij brief van 5 juli 2012 op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om voorlichting over twee amendementen op het wetsvoorstel kenbaarheid energieprestatie gebouwen (33 124) over de vraag of de ingediende amendementen verenigbaar zijn met de eisen van de richtlijn. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: de richtlijn). Op 30 augustus 2012 heeft de waarnemend vice-president van de Raad van State de voorlichting No. W04.12.0259/I aan mij toegezonden. Hierbij doe ik u de voorlichting toekomen.*)

Het eerste amendement (Kamerstukken II 2011–2012, 33 124, nr. 10) bewerkstelligt dat ieder gebouw een energieprestatiecertificaat verkrijgt dat is berekend aan de hand van het bouwjaar van het gebouw (basislabel) tot het moment dat een erkende deskundige een energieprestatiecertificaat opstelt conform de eisen van artikel 11b, zoals opgenomen in het wetsvoorstel. Het tweede amendement (Kamerstukken II 2011–2012, 33 124, nr. 11) omvat het schrappen van de in het wetsvoorstel opgenomen sanctie voor het ten onrechte niet verstrekken van een energieprestatiecertificaat bij de verkoop van een gebouw.

De voorlichting vormt geen aanleiding het wetsvoorstel te wijzigen. Samengevat is de Afdeling advisering van oordeel dat beide amendementen niet voldoen aan de richtlijn. Daarbij merkt de Afdeling op dat een basislabel niet nodig is voor gebouwen die niet ouder zijn dan 10 jaar omdat voor die gebouwen een zogeheten gewaarmerkte energieprestatiecoëfficiënt-berekening (EPC-berekening) kan worden verstrekt. Echter, met de implementatie van de herziene EPBD-richtlijn kan niet worden volstaan met een EPC-berekening voor gebouwen die niet ouder zijn dan 10 jaar. In de richtlijn is de bepaling opgenomen dat uiterlijk na voltooiing van de bouw een energielabel wordt afgegeven.

Nu beide amendementen naar het oordeel van de Raad van State niet voldoen aan de richtlijn ontraad ik de amendementen en hoop ik dat uw Kamer de behandeling

van dit wetsvoorstel snel wil hervatten mede tegen de achtergrond van de lopende ingebrekestelling door de Europese Commissie.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

*) Zie Kamerstuk 33 124, nr. 13

Naar boven