33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

CV1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2021

Graag informeer ik u over de gezamenlijke inzet van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en mij richting een succesvolle invoering van de Omgevingswet. Onze inzet hebben wij vormgegeven in de gezamenlijke Roadmap Route 20222. Die roadmap geeft de bestuurlijke partners en mij de koers en geeft u de mogelijkheid om de voortgang te volgen. Zoals in de vorige brieven aangegeven werken we daarbij toe naar 1 juli 2022.

De Omgevingswet biedt het instrumentarium om in samenhang de actuele maatschappelijke uitdagingen in de fysieke leefomgeving aan te gaan. De instrumenten zullen bijvoorbeeld worden ingezet voor de woningbouwopgave, de energietransitie en klimaatadaptatie. De afgelopen periode is door vele partijen weer veel werk verzet aan de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet. Hoewel we ook constateren dat er nog veel moet gebeuren, stel ik vast dat mijn bestuurlijke partners de uitgestippelde route naar 1 juli 2022 zowel haalbaar als wenselijk achten. Ik onderschrijf dit. Vrijwel alle bevoegde gezagen raken aangesloten, de ketens van het digitale stelsel werken steeds beter, er is volop informatie ontsloten en er zijn de oefen- en verandertrajecten ingezet. Kortom: op al deze punten wordt progressie geboekt en op basis daarvan verwachten we dat we samen ook de resterende punten kunnen oplossen. Tevens constateren wij dat er bij de uitvoeringspraktijk grote behoefte bestaat aan duidelijkheid over het moment van inwerkingtreding zodat ze de noodzakelijk en urgente stappen kunnen zetten richting een zorgvuldige invoering en de energie in hun organisaties kunnen vasthouden. Mijn zorg is dat die progressie stokt als die duidelijkheid er niet komt.

De voortgang en onze gezamenlijke aanpak om op basis van onze roadmap, testen en werkafspraken aantoonbaar oplossingen te vinden voor vraagstukken, zal ik in deze brief toelichten. Daarbij schets ik ook het dilemma waar ik tegenaan loop bij het verkrijgen van de gevraagde duidelijkheid en de afweging die de bestuurlijke partners en ik daarin op dit moment maken.

De uitvoeringspraktijk vraagt mij duidelijkheid te geven over de datum van inwerkingtreding door het ontwerp van het inwerkingtredings-KB op korte termijn bij beide Kamers voor te hangen. De gevraagde duidelijkheid over de datum van inwerkingtreding ontstaat pas definitief na instemming door beide Kamers. In uw behandeling weegt u of we klaar zijn voor de inwerkingtreding.

Uiteraard betrekt u bij uw voorbereiding ook partijen in de uitvoeringspraktijk en experts. Daarin klinken ook kritische geluiden door die ik met mijn bestuurlijke partners in de uitvoeringspraktijk toets. In deze brief zal ik daar nader op ingaan. Als u naar aanleiding van deze brief of uw gesprekken met de uitvoeringspraktijk vragen heeft of aanvullende informatie nodig heeft, dan voorzie ik daar graag in, schriftelijk of mondeling.

Uitvoeringspraktijk heeft duidelijkheid nodig over invoering per 1 juli 2022

Vorig jaar heb ik beide Kamers verzekerd dat ik gezamenlijk met bestuurlijke partners goed de vinger aan de pols zou houden op de voortgang van het stelsel. Ik heb met de bestuurlijke partners intensief en frequent overleg over de voortgang, onze roadmap, de uitkomsten uit de werkplaatsen, de interbestuurlijke testen3 en onze afspraken. Daarin betrekken wij rechtstreeks de signalen van buiten in onze ontwikkeling en implementatie: individuele bevoegde gezagen zoals de grote en kleine gemeenten, provincies, waterschappen, omgevingsdiensten, veiligheidsregio’s, softwareleveranciers, belangenvertegenwoordigers zoals VNO-NCW, MKB-Nederland, Bouwend Nederland, natuurorganisaties4 en toekomstige grootgebruikers zoals netbeheerders, de rechterlijke macht en stedenbouwkundige bureaus. Deze directe samenwerking en afstemming met mensen die daadwerkelijk bij overheden bezig zijn met de implementatie van de wet levert een goed beeld op van waar wij staan en wat deze partijen nodig hebben voor een verantwoorde inwerkingtreding. Het geeft ons zicht op alle betrokken partijen en biedt ons de gelegenheid om individuele geluiden te toetsen.

Op 8 december jl. hebben wij deze signalen wederom betrokken in ons bestuurlijk overleg. Daarin hebben wij ook de geluiden betrokken die recent in de deskundigenbijeenkomst met de leden van de Eerste Kamer voor het voetlicht zijn gebracht.

De bestuurlijke partners hebben in het recente bestuurlijk overleg mij met nadruk gevraagd het ontwerp van het inwerkingtredings-KB, met de datum van 1 juli 2022, op korte termijn voor te hangen. Dit geeft voor iedereen in de uitvoeringspraktijk (burgers, bedrijven en bevoegde bestuursorganen en alle ondersteunende partijen) een duidelijk focuspunt om de laatste voorbereidingen te treffen. Uiteraard bepalen beide Kamers hun eigen proces om te komen tot een zorgvuldige behandeling van het ontwerp-KB. Niettemin kunnen de door het kabinet en de bestuurlijke partners geboden duidelijkheid en de start van de formele behandeling eraan bijdragen, dat partijen die met bepaalde voorbereidingen tot nu toe nog even hebben gewacht, nu ook de laatste stappen zetten.

Onze gezamenlijke vaststelling is dat de partijen in de fysiek leefomgeving zich volop voorbereiden op de komst van de Omgevingswet met de bijbehorende voorzieningen van het Digitale Stelsel per 1 juli 2022. Dit zien we ook aan de aansluitcijfers, het monitoren van het oefenen en de deelname aan onder meer de werkplaatsen. Hoewel in aanloop naar de datum van inwerkingtreding het werk nog niet volledig gedaan is, zitten we in onze gezamenlijke voorbereidingen op de goede weg.

Tegelijkertijd constateer ik met de bestuurlijke partners ook dat nog niet alles is bereikt wat we ons ten doel hadden gesteld. Als we vanuit alle progressie immers nauwkeurig kijken naar individuele partijen, trajecten en (digitale) voorzieningen is er tegelijkertijd ook de constatering dat nog een hoop moet gebeuren. Zowel vóór als na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Hier constateer ik een verandering ten opzichte van dit voorjaar. De intensieve samenwerking in de afgelopen periode heeft uitgewezen dat we de problemen die we tegenkomen samen kunnen oplossen. Die samenwerking is stevig. Daarbij gebruiken we een roadmap. De bestuurlijke partners en ik weten dat niet alles 100% af hoeft te zijn om te kunnen beginnen. Zoals bij alle grote transities zal er na de invoering vast blijken dat nog niet alles perfect zal werken. Het gaat er om dat alle partijen vooraf het aantal onvoorziene problemen zoveel mogelijk beperken. Bijvoorbeeld door veelvuldig met overheden en gebruikers zoveel mogelijk praktijktesten uit voeren en voortdurend te kijken of er oplossingen mogelijk zijn als zo vraagstukken in beeld komen. Zo weten we dat bevoegde gezagen die onverhoopt klem lopen in hun oorspronkelijke aanpak opties hebben om toch van start te kunnen gaan. Er is bijvoorbeeld voorzien in overgangsrecht voor gemeenten en waterschappen.

Dit geeft de bestuurlijke partners, die spreken namens gemeenten, provincies, waterschappen, rijkspartijen maar ook maatschappelijke partners en mijzelf het vertrouwen dat eventuele vraagstukken die zich voordoen voortvarend worden opgelost.

Ik herhaal hierbij mijn boodschap van dit voorjaar dat het ons ernst is, op basis van de gemaakte afspraken, er zorg voor te dragen dat overheden er financieel niet slechter op worden. En dat we blijven koersen op de gezamenlijke eindambitie met de uitbouw van het DSO5 zoals we die bestuurlijk hebben afgesproken. Ook die boodschap maakt dat de samenwerking stevig is: de organisatie en het proces zijn zo ingericht dat problemen, verbeteringen en aanvullingen ook na inwerkingtreding kunnen worden aangepakt.

Ik zie dat vanuit de praktijk zich steeds nieuwe inzichten en vraagstukken aandienen. Dat hoort bij een dergelijke opgave en dat is ook de bedoeling want zo maken we gezamenlijk via de werkpraktijk het stelsel beter. De bestuurlijke partners en ikzelf realiseren ons tevens dat het niveau van dienstverlening richting burgers en bedrijven rondom de datum van inwerkingtreding tijdelijk een dip zal kennen, ondanks dat de verschillende overheden, de uitvoeringsorganisaties en het Rijk hun uiterste best zullen doen. Niet alles kan tegelijkertijd en gelukkig hoeft ook niet alles tegelijkertijd. Deze tijdelijke dip zal er altijd zijn, welk invoeringsmoment ook wordt gekozen. Hoewel we er alles aan doen om de «verhuizing» strak te laten verlopen vraagt de overstap veel van alle overheden en de betrokken partijen. Over de voorbereidingen die we hiertoe treffen in de communicatie ga ik verderop in deze brief in.

Om inhoudelijk zicht te geven op de vorderingen ga ik in de rest van deze brief in op de voortgang van de ontwikkeling van het digitale stelsel Omgevingswet, de implementatie en enkele toezeggingen.

Vorderingen in implementatie van de Wet en het vormgeven van het digitale stelsel Omgevingswet

Beschikbaarheid en stabiliteit van het DSO

Eerder heb ik u bericht over de beschikbaarheid en de stabiliteit van het DSO. Daar heb ik fors op geïnvesteerd en we kunnen constateren dat de beschikbaarheid en stabiliteit van de landelijke voorziening DSO in de afgelopen tijd zijn verbeterd. Dit betekent dat de landelijke voorziening minder vaak «uit de lucht» is, waardoor er door de bevoegde gezagen vaker geoefend kan worden. Het is gebruikelijk dat zich bij de implementatie van een stelsel van voorzieningen verstoringen in systemen voordoen. Ook nu komen deze nog steeds voor, maar de basis om te kunnen oefenen en de organisatie om ze op te lossen is er.

Het aantal verstoringen is de afgelopen weken afgenomen en de ingerichte beheerorganisatie is in staat om ze sneller op te lossen. Dat geeft vertrouwen in het verdere verloop van de oefenfase, al is er ook op dit punt nog verdere progressie noodzakelijk.

Grote geometrische bestanden

Ik heb u op de hoogte gehouden van de ontwikkeling en implementatie van het DSO en daarin benadrukt dat voor de innovaties die we met het DSO beogen concreet gebruik door de uitvoeringspraktijk benodigd is. Zo komen knelpunten aan het licht en kunnen we het digitale stelsel verbeteren. Dit geldt met name voor het meest innovatieve deel daarbinnen: de ontwikkeling van de keten «Van plan tot publicatie» (planketen). Ten opzichte van mijn vorige brief zijn de eerste aanpassingen gedaan om de verwerking van grote geometrische bestanden via het DSO te verbeteren. Zware bestanden met heel veel geometrische informatie konden snel genoeg gepubliceerd konden worden. Een belangrijk punt voor de vulling van het digitale stelsel met dergelijke informatie. Specialisten van het stelsel hebben ernaar gekeken waardoor grote geometrische bestanden van bronhouders nu binnen een acceptabele tijd binnen het stelsel verwerkt kunnen worden. Uren wachttijd voor bronhouders zijn zo in enkele weken tijd tot minuten gereduceerd. Het is een illustratie hoe problemen samen met de werkpraktijk tot oplossing worden gebracht. Uiteraard wordt gekeken of nog verdere verbeteringen mogelijk zijn.

Viewer

Aanpassingen en verbeteringen op basis van inbreng uit de uitvoeringspraktijk geldt ook voor de Viewer van het DSO. Met de Viewer kunnen gebruikers navigeren tussen de regels over de fysieke leefomgeving en digitale landkaarten en vice versa. In mijn vorige brief ben ik ingegaan op de behoefte van experts – vanuit onder andere de rechtelijke macht – om de Viewer aan te vullen met functies die de interactie tussen regels en verbeelding van een omgevingsplan verbeteren. Het hiervoor ontwikkelde prototype is goed ontvangen door deze groep gebruikers, en op basis hiervan is besloten dat deze specialistische Viewer inderdaad gemaakt moet worden. De ontwikkeling ervan is gestart en de planning is om deze functionaliteit dit voorjaar beschikbaar te hebben. Dit is een uitbreiding van de oorspronkelijke functionaliteit van DSO-LV en is in de rechtsgang wenselijk om te kunnen oordelen over beroepen tegen besluiten op grond van de Omgevingswet. Deze uitbreiding komt naast de functionaliteit «tijdreizen6».

Ook de functie «tijdreizen» kan rekenen op steun van juridische professionals en vult voor bestuursrechters een belangrijke meerwaarde in ten opzichte van de huidige voorziening, die deze mogelijkheid niet biedt. Het onderdeel tijdreizen staat gepland voor oplevering in het eerste kwartaal van 2022.

Beide functionaliteiten voorzien in een duidelijke behoefte en zullen dan ook gereed zijn op het moment van inwerkingtreding.

Stedenbouwkundige bureaus en omgevingsplannen

Ook de stedenbouwkundige bureaus, die in opdracht van de bevoegd gezagen werken aan onder meer omgevingsplannen, moeten met het DSO uit de voeten kunnen. Een groot deel van de werkzaamheden in de planketen wordt door deze bureaus verricht en het is van belang via kennislabs bij hen de kennis over het juridische instrumentarium en de werkwijzen via het DSO te verbreden. In overleg met de stedenbouwkundige bureaus en de leveranciers van lokale plansystemen wordt gewerkt aan aanvullende onderdelen voor het digitale stelsel, te weten:

  • Een set basismodellen die bureaus en bevoegde gezagen werk besparen.

  • Een mechanisme om plannen digitaal te kunnen uitwisselen tussen stedenbouwkundig bureaus enerzijds en plansoftware van softwareleveranciers anderzijds.

  • Het ontwikkelen van een zogenaamde «validatieservice» om bronhouders te helpen met controleren of het opgestelde plan in technische zin goed is om door het DSO te verwerken.

Hierbij blijven we samen met stedenbouwkundige bureaus richting bestuurders en professionals herhalen: het hoeft niet allemaal tegelijk, ga er op voorhand vanuit dat ook na inwerkingtreding veel kan en moet gebeuren en richt je op de zaken die zowel belangrijk als urgent zijn. Er is overgangsrecht beschikbaar en gebiedsdekkende omgevingsplannen kunnen later. Het is belangrijk dat binnen de organisaties geïnvesteerd wordt in de kennis en kunde om uiteindelijk die plannen te maken en die instrumenten te benutten via de beschikbaar gestelde informatie en vooral door te oefenen.

Eén overheid

De gezamenlijke ambitie van alle deelnemende overheidspartijen is om als één overheid te gaan samenwerken richting initiatiefnemers. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat een aanvraag bij het goede bevoegd gezag terecht komt en dat er in samenhang wordt behandeld. We willen initiatiefnemers niet van het «kastje naar de muur laten gaan». In de samenwerking tussen overheden is het daarom noodzakelijk dat beleid en uitvoering op elkaar zijn aangesloten.

De komst van de Omgevingswet met het digitale stelsel maakt het in principe mogelijk die afstemming beter te laten verlopen. De huidige versnippering in wet en regelgeving en voorzieningen wordt doorbroken en overheden kunnen beter van elkaars beleid en regelgeving kennisnemen.

Het vraagt om een verandering in de manier waarop verschillende overheden zoals gemeenten, provincies, waterschappen en omgevingsdiensten met elkaar samenwerken en daarbij open staan voor de signalen van buiten. We investeren daartoe al lange tijd in de interbestuurlijke samenwerking.

Bijvoorbeeld via overlegtafels maar ook bijeenkomsten in de regio om afspraken te maken over hoe in de regio samengewerkt gaat worden.

DSO op lokaal niveau

Voor een werkend digitaal stelsel is naast de landelijke voorziening ook lokale software nodig bij gemeenten, provincies, waterschappen, omgevingsdiensten en Rijksorganisaties. Er is daarmee een grote afhankelijkheid van marktpartijen. Er is immers geen sprake van een «green field». Aspecten van marktwerking dienen daarom zorgvuldig in het oog gehouden te worden. Dit betekent dat bij het tot stand brengen van het Digitale Stelsel Omgevingswet alle leveranciers betrokken moeten worden en dat wij iedereen hierover informeren7.

Softwareleveranciers, bevoegd gezagen en DSO hebben flink de schouders eronder gezet. Er is hard gewerkt om de lokale systemen aan te passen en de aansluitingen met de landelijke voorziening tot stand te brengen. De laatste stand van zaken in de aantallen aangesloten bevoegde gezagen treft u aan in de maandelijkse aansluitmonitor8. Het algemene beeld is dat het aantal aangesloten bevoegde gezagen en de processen die samenhangen met de vergunningverlening VTH-keten9 al langere tijd een stevige basis hebben bereikt en uit zijn ontwikkeld in het DSO. Dit is de keten waar burgers en bedrijven direct met het DSO in aanraking komen. Bij nadere beschouwing, zien we dat ook hier nog wordt ingeregeld en daarmee vraagstukken opkomen, maar dat partijen hier tempo houden en zaken oplossen. Dit geldt ook voor de keten waarin regels toepasbaar worden gemaakt: «Van vraag tot informatie».

Ontwikkelingen in de planketen

Over de ontwikkeling het meest innovatieve deel van het Digitale Stelsel, de keten «van plan tot publicatie» heb ik u in de afgelopen jaren veelvuldig bericht. Dit is de keten die met name relevant is voor de overheden zelf. De ontwikkeling van standaarden en de daartoe benodigde software aan de kant van de bevoegd gezagen kent een lange en complexe weg. Inmiddels is de hiervoor ontwikkelde standaard toereikend voor de informatieverwerking door de gehele keten: van de lokale totstandkoming tot de verwerking in het DSO naar overheid.nl en de landelijke voorziening DSO. Anders gezegd: men kan gebruikmaken van de geboden digitale mogelijkheden om plannen in procedure te brengen.

Recent zijn er in dit deel van het digitale stelsel nieuwe stappen gezet. Inmiddels hebben bijna alle leveranciers voor lokale ICT-systemen in deze keten in november een versie van hun software vrijgegeven om mee te kunnen oefenen.

Hiermee kunnen initiële publicaties uitgevoerd worden en kunnen plannen worden ingetrokken en vervangen. Alle leveranciers werken eraan om in de nabije toekomst ook alle (complexe) mutaties te gaan ondersteunen. Enkele leveranciers zijn daar ook al klaar mee. Verschillende leveranciers hebben de zogenaamde «Basischeck» uitgevoerd. Dit zijn checks waarbij per leverancier wordt nagegaan of hun software en de landelijke voorziening DSO goed op elkaar zijn afgestemd.

Voor gemeenten die met hun leverancier reeds opgesteld staan om hun ruimtelijke ontwikkeling via het DSO te laten verlopen, is het van groot belang te weten of ze per 1 juli 2022 volgens de nieuwe werkwijze kunnen gaan werken, of dat ze dit volgens het huidig recht en de oude standaard moeten oppakken. Dit betekent dubbel werk omdat die plannen later omgezet moeten worden naar de nieuwe standaard. Hierbij hebben bevoegde gezagen keuzemogelijkheden. Niet iedere overheid gaat gelijk vanaf inwerkingtreding aan de slag met het hele instrumentarium en direct met alles werken. Dat geldt wel voor de eerdergenoemde vergunningketen maar die is al langere tijd stabiel en daar wordt mee geoefend. Kortom, een verantwoorde invoering van het DSO bij inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2022 wordt gezien als technisch haalbaar onder de voorwaarden dat er tot aan de inwerkingtreding geen grote wijzigingen meer in de betreffende standaard voor de planketen wordt doorgevoerd. Eventueel door leveranciers gewenste kleine verbeteringen worden alleen in overleg met alle leveranciers doorgevoerd10.

Monitoring en evaluatie

Ook na inwerkingtreding van de wet werken we volop door aan het stelsel van de Omgevingswet. Dat gaan we net zo serieus monitoren als we nu in de aanloop naar inwerkingtreding doen. Richting de leden van de commissies van de Eerste Kamer11 zijn hierover toezeggingen gedaan die alle verband houden met de evaluatie en monitoring van de Omgevingswet en/of de instelling van een onafhankelijke evaluatiecommissie. (T02849, T02857, T02887 en T029080). De leden van de commissies verzochten mij per brief12 om een specifieker tijdpad. In mijn voortgangsbrief van 1 november jl. heb ik u de meest recente informatie gegeven over het proces dat nu loopt rondom de instelling van de evaluatiecommissie en deze toezeggingen.

In de afgelopen periode is verkend of het mogelijk is om voor de taken van de onafhankelijke evaluatiecommissie aan te sluiten bij een van de bestaande onafhankelijke adviescolleges. De omvang van de taken en de duur van de inzet maken dat de Kaderwet adviescolleges van toepassing is op het instellen van deze evaluatiecommissie. Op grond van de Kaderwet adviescolleges is het kabinet terughoudend met het instellen van nieuwe adviescolleges.

Het inbedden bij een bestaand onafhankelijk adviescollege betekent dat de onafhankelijkheid van de evaluatie van de Omgevingswet automatisch geborgd is.

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is benaderd en heeft in oktober positief besloten op het verzoek om als onafhankelijke evaluatiecommissie voor de Omgevingswet op te treden. De organisatorische voorbereidingen voor het opnemen van de taken worden op dit moment getroffen. De Rli zal voor de invulling van de taken aansluiten bij de reguliere werkwijze van de Raad, waarbij een subcommissie wordt ingesteld die het advies voorbereidt. De Raad heeft het voornemen om in de periode van januari tot en met juni een «Raadscommissie evaluatie Omgevingswet in oprichting (REO)» in te richten. Deze REO in oprichting zal adviseren over de opzet van een goed monitoringsprogramma voor de Omgevingswet in de eerste vijf jaar na inwerkingtreding en zal een plan van aanpak opstellen voor de eerste vijfjaarlijkse evaluatie van de Omgevingswet en de jaarlijkse tussentijdse reflectieverslagen, die ook aan de Staten-Generaal worden gezonden. Vanaf juli 2022 kan de REO dan formeel van start.

Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van een monitorprogramma voor de aanpak van de monitoring van de Omgevingswet. Gezien de breedte van de Omgevingswet, de hoeveelheid te behandelen onderwerpen en de noodzaak om de monitoring op te stellen in overeenstemming met de betrokken samenwerkingspartners, wordt hiervoor een zorgvuldig pad bewandeld. Ook ik hecht grote waarde aan de goede inrichting van de evaluatie en monitoring, hoe dit wordt opgepakt en in welk pad dit in de tijd volgt en zal u hierover blijven informeren.

Ik verzoek de leden van de commissies van de Eerste Kamer in te stemmen met de verschuiving van de deadline voor deze toezeggingen van eind 2021 naar 1 juli 2022.

Oefenen

Meer bevoegd gezagen zijn begonnen met oefenen en inregelen of maken plannen om daarmee te starten. Zoals eerder bericht wordt in het eerste kwartaal van 2022 een piek in het oefenen verwacht. Het oefenen is van groot belang omdat zo – voorafgaand aan inwerkingtreding – alle partijen leren hoe ze met de Omgevingswet en het digitale stelsel om moeten gaan. Het geeft vooraf ook de mogelijkheid vanuit de werkpraktijk te bezien welke verbeteringen in de aanpak van bevoegde gezagen, de techniek en het stelsel als geheel nog nodig zijn.

Dit leidt ertoe dat de focus nu verschuift van ontwikkelen van de techniek naar het oefenen en inregelen in het gebruik. De tijd die hiervoor beschikbaar is, is krap. Veel zaken kunnen geoefend worden maar we weten ook dat niet voor alles evenveel tijd beschikbaar is.

Zoals ook in de vorige kamerbrief aangegeven is het onvermijdelijk dat via het oefenen ook weer nieuwe vraagstukken aan het licht komen die wij vervolgens gezamenlijk oplossen. Sommige daarvan hebben we in beeld, zoals het beter begeleiden van bevoegde gezagen bij het instellen van de juiste routeringen om ons richting burgers en bedrijven als één overheid te tonen en er zo voor te zorgen dat hun aanvraag bij het goede bevoegd gezag terecht komt. Andere vraagstukken zien we pas als we daar via de uitvoering tegenaan lopen. Het onderstreept het belang van het daadwerkelijk met de Omgevingswet aan de slag kunnen gaan, en voor alle individuele gemeenten, provincies, waterschappen en rijks-partijen echt oefenen omdat de inwerkingtredingsdatum eraan komt. Dit onderstreept tevens het belang van een goede ondersteuning van bevoegde en initiatiefnemers voor en ook na inwerkingtreding.

Informatie voor inwoners en bedrijven

Bij de behandeling van de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit hebbend leden van de commissies van de Eerste Kamer mij gevraagd inwoners en ondernemers in het land tijdig en goed te berichten over de komst van de Omgevingswet. De campagne die is toegezegd (T02869) is uitgewerkt in drie delen: een algemeen landelijk deel, een deel gericht op het bedrijfsleven en een deel dat is ingericht om op initiatiefnemersniveau lokaal, door de decentrale overheden, informatie te geven. Bijvoorbeeld om te gebruiken in vooroverleggen bij bouwplannen. De decentrale overheden kunnen deze set gebruiken, maar ook aangepaste boodschappen uitsturen. Door deze driedeling kan een groot deel van de inwoners en ondernemers op maat worden geïnformeerd over de komst van de Omgevingswet. Ook wordt duidelijk gemaakt waar men terecht kan voor meer informatie. De boodschappen zijn getest door een publiekspanel, het bedrijfsleven, communicatieadviseurs en beleidsmakers.

Het landelijke deel van de campagne zal via digitale kanalen verlopen (online). Het deel voor het bedrijfsleven gaat drie maanden voor inwerkingtreding «live». Het lokale deel van de campagne staat voor bevoegd gezagen klaar vanaf medio januari 2022. De decentrale overheden bepalen zelf of, hoe en wanneer zij precies campagne gaan voeren.

Dit zal voor een belangrijk deel afhangen van de bekrachtiging van de voorgestelde datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zodra de campagne van start gaat beschouw ik de toezegging als ingevuld.

Privacy-aspecten met betrekking tot uitbouw

De leden van de commissies van de Eerste Kamer hebben aangegeven voor 1 januari 2022 geïnformeerd te willen worden over toezegging T02867 over privacyaspecten inzake de vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de uitbouw van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)13. Deze is u door de Minister voor Milieu en Wonen toegezegd. Om hieraan invulling te geven informeer ik u onderstaand.

Bij memorie van antwoord op uw vragen over de Invoeringswet14 is richting de D66-fractie van de Eerste Kamer uiteengezet dat voor de verwerking van persoonsgegevens in het DSO inclusief de landelijke voorziening de eisen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) gelden. Sinds 2020 is daar het uniform normenkader voor informatiebeveiliging bijgekomen, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Deze gelden voor de gehele Nederlandse overheid en dus ook voor het gehele digitale stelsel Omgevingswet, nu en in de latere uitbouw van het stelsel en voor alle bevoegde gezagen. DSO en de latere uitbouw. Dit alles is van toepassing op het DSO inclusief zoals dat nu voor inwerkingtreding wordt ingericht maar ook op de uitbouw die na inwerkingtreding zal plaatsvinden.

Ook bij de vergunningaanvragen en meldingen in het kader van de Omgevingswet geldt dat op grond van de AVG en UAVG mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt als dit noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting of als dit noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verantwoordelijke is opgedragen. In het DSO en de toekomstige uitbouw wordt dit beginsel van minimale gegevensverwerking toegepast15.

De hierboven genoemde wetgeving en de bepalingen in de Archiefwet bieden het kader voor bijvoorbeeld verwerking van persoonsgegevens, maximale bewaartermijnen, enzovoorts. Uitgangspunt is dat in de landelijke voorziening geen bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt.

Via technische en organisatorische maatregelen wordt dit geborgd. Bijvoorbeeld door periodiek een Privacy Impact Assessment16 van het DSO en het stelsel van de Omgevingswet uit te voeren om eventuele privacy risico’s te identificeren en te verminderen. Dit geldt onverkort bij de latere uitbouw van het DSO. Om bevoegde gezagen te helpen bij het inregelen van deze aspecten zijn er duidelijke instructies beschikbaar zoals bijvoorbeeld via de landelijke referentiearchitectuur voor gemeenten (GEMMA)17. Daarin kan eenieder tot in detail zien hoe privacy-aspecten moeten worden ingeregeld.

Afsluitend

Deze voortgangsbrief geeft de actuele stand van zaken en het bestuurlijke proces weer op weg naar de voorgenomen inwerkingtreding per 1 juli 2022.

In het bestuurlijk overleg van 8 december jl. is door de bestuurlijke partners in beeld gebracht dat wij op de goede weg zitten, dat er nog veel moet gebeuren, en dat oefenen en inregelen de noodzakelijke ervaringen geeft om problemen in de praktijk vroegtijdig te onderkennen en verbeteringen door te voeren. Ik hecht er daarom aan alle partijen nogmaals op te roepen: maak u gereed om van start te gaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

De letters CV hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Gericht op drie sporen: 1. Het spoor van de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV) 2. Het spoor van de software van de softwareleveranciers 3. Het spoor van de bevoegde gezagen

X Noot
3

Er zijn met de bestuurlijke partners trajecten ingericht om na te gaan of alles werkt zoals het zou moeten werken, o.a. via het Interbestuurlijk Acceptatieteam (IBAT).

X Noot
4

De natuur- en milieuorganisaties zijn vanaf het begin betrokken bij de totstandkoming en de implementatie van de wet. Recent kwam die betrokkenheid tot uiting in het rapport Roeien met nieuwe riemen, dat twee natuur- en milieuorganisaties in opdracht van mij hebben samengesteld. Omgevingswet (samenvooronzeleefomgeving.nl)

X Noot
6

Een functionaliteit waarbij teruggekeken kan worden welk besluit wanneer waar van kracht was. Dit is een functionaliteit die ontbreekt in de voorziening Ruimtelijke Plannen.NL die momenteel onder de Wro in gebruik is.

X Noot
7

Over de marktverkenningen en de aantallen leveranciers berichten we via het ontwikkelaarsportaal: Leveranciers Omgevingswet-software – Ontwikkelaarsportaal (aandeslagmetdeomgevingswet.nl)

X Noot
8

EK: 2021-0000635178, TK = 2021-0000633051 en wekelijks online: Week 48: Aansluitmonitor DSO – Aan de slag met de Omgevingswet

X Noot
9

Dit is de keten «Van idee tot afhandeling»

X Noot
10

Bijvoorbeeld kleine aanpassingen in de standaard die het makkelijker maken om te «downloaden».

X Noot
11

De commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

X Noot
12

168624.15u

X Noot
13

168624.15u

X Noot
14

Kamerstukken I 2019/19, 34 986, G.

X Noot
15

Er worden alleen die persoonsgegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor een specifiek doel. Dit gebeurt via de ontwerpprincipes: «privacy by design» en «privacy by default».

X Noot
16

Een PIA is vanuit de AVG een verplicht onderzoek naar de gevolgen van een bepaalde verwerking of verwerkingen van persoonsgegevens op de privacy.

Naar boven