Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2021
Aanleiding
Op 10 februari 2020 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het rapport
«De borging van nationale ruimtelijke belangen» gepubliceerd. Dit rapport ging over
de borging van verschillende nationale ruimtelijke belangen als werelderfgoed, grote
rivieren, defensie, Waddenzee en externe veiligheid in ruimtelijke plannen van gemeenten
en verordeningen van provincies1.
Destijds heeft de Minister voor Milieu en Wonen benadrukt dat een goede uitvoering
van regels en de borging van de nationale belangen blijvend aandacht vraagt van alle
overheden. Daarom heeft zij het rapport en de signalen met medeoverheden en betrokken
departementen besproken en het initiatief genomen om een gezamenlijke pilot te starten
naar leer- en verbeterpunten2. Hierbij ontvangt u de rapportage van de eerste pilot met als onderwerp buisleidingen
en inrichtingen3, die inmiddels is afgerond. De rapportage wordt ook gepubliceerd op overheid.nl.
Pilotstudie 1: Doorwerking nationale ruimtelijke belangen – buisleidingen en inrichtingen
Deze eerste pilotstudie gaat over de doorwerking van ruimtelijke aspecten van de nationale
belangen van buisleidingen en inrichtingen. Specifiek gaat het onderzoek over de ruimtelijke
reservering voor buisleidingen van nationaal belang, reservering voor ruimte voor
onderhoud van bestaande buisleidingen en de borging van de omgevingsveiligheid rondom
buisleidingen en inrichtingen met gevaarlijke stoffen in bestemmingsplannen. De pilotstudie
is opgesteld in samenspraak met medeoverheden en de Staatssecretaris van IenW en opgezet
als een lerende evaluatie aan de hand van interviews en praktijkvoorbeelden.
De uitkomsten laten onder andere zien dat voor een goede borging van deze regels voor
externe veiligheid en de doorwerking in de ruimtelijke ordening vooral kennis op het
gebied van externe veiligheid en ruimtelijke ordening van belang is en hoe deze binnen
de organisaties is georganiseerd en wordt onderhouden. De uitkomsten van de pilot
laten hierover goede voorbeelden zien, maar er zijn ook gevallen waar de kennisborging
niet optimaal geregeld lijkt te zijn. Ook verdient de samenloop van verschillende
nationale ruimtelijke belangen aandacht voor de uitvoeringspraktijk, denk aan de woningbouwopgave,
transport van gevaarlijke stoffen en klimaat- en energietransitie.
De verschillende punten zijn in gesprekken tussen professionals van gemeenten, provincies,
omgevingsdiensten, ILT, veiligheidsregio’s en Rijkswaterstaat uitgediept en er is
gezamenlijk naar mogelijkheden voor verbetering gezocht. Bijvoorbeeld in de vorm van
een goed georganiseerde regionale samenwerking, kennisnetwerken en samenwerkingsagenda’s.
Vervolgpilots
Omdat de resultaten van deze pilot betrekking hebben op het specifieke werkgebied
van de ruimtelijke aspecten van regels voor buisleidingen en inrichtingen zijn de
resultaten uit deze pilot niet per se representatief voor de andere nationale ruimtelijke
belangen. Ik heb met IPO en VNG afgesproken twee vervolgpilots te doen waarvoor de
uitvoering een andere expertise vraagt. Ik verwacht op basis van de drie pilots een
goed totaalbeeld te hebben over de borging van de ruimtelijke aspecten van nationale
belangen en hoe en waar de uitvoering kan worden verbeterd.
Afronding
De opbrengst van de eerste pilot maakt het mogelijk met een gerichte vraagstelling
en een kortere doorlooptijd de vervolgpilots uit te voeren en het beeld te verbreden
naar de andere nationale belangen. Ik wil deze pilots voor de zomer afronden. Ik zal
de uitkomsten daarvan na de zomer aan uw Kamer sturen, vergezeld van een beleidsreactie.
Specifiek voor het milieudomein spelen ook de omgevingsdiensten een rol bij de borging
van nationale belangen. Daarom zal ik in overleg met de Staatssecretaris van IenW
treden om te onderzoeken hoe de uitkomsten van de pilot in de opvolging van aanbevelingen
van de Adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH, commissie
Van Aartsen) kunnen worden meegenomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren