33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW)

Nr. 32 MOTIE VAN DE LEDEN KLAVER EN KOOLMEES

Voorgesteld 2 februari 2012

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het pensioenakkoord als uitgangspunt had dat mensen langer moeten doorwerken om de kosten van de vergrijzing op te vangen;

van mening, dat het doel van de vitaliteitsregeling moet zijn om langer en gezond te kunnen doorwerken;

overwegende, dat de huidige vitaliteitsregeling volgens het Centraal Planbureau niet of nauwelijks leidt tot een hogere arbeidsparticipatie;

overwegende, dat het Centraal Planbureau aangeeft dat financiële prikkels effectiever zijn bij lagere inkomens;

verzoekt de regering voor de zomer aan de hand van het rapport van het Centraal Planbureau te onderzoeken hoe de vitaliteitsregeling effectiever en socialer kan worden ingericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Klaver

Koolmees

Naar boven