Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2012
Op 28 juni 2012 heb ik tijdens het Algemeen Overleg van de algemene commissie voor
Immigratie, Integratie en Asiel toegezegd nader onderzoek te laten doen door de landsadvocaat naar mogelijke juridische maatregelen tegen
mevrouw Albayrak en/of de voormalig leden van de raad van toezicht (voorheen het bestuur)
van het COA. Met deze brief kom ik mijn toezegging na.
In de beantwoording op de vraag van de algemene commissie of tegen mevrouw Albayrak
aangifte zal worden gedaan van valsheid in geschrifte heb ik, nadat de bestuurder
van het COA dit heeft overwogen, ontkennend geantwoord (Kamerstukken II 2011/12, 33 042, nr. 14). Het nader onderzoek heeft mij in deze opstelling bevestigd. Het achteraf aanpassen van de agenda
diende om de, in strijd met de waarheid, gedane bewering van mevrouw Albayrak tegenover
de NOS en het departement dat zij de dienstauto niet privé gebruikte te staven. Dat
is niet integer en zelfs laakbaar, maar daarmee is nog niet voldaan aan de eisen die
artikel 225 van het wetboek van strafrecht voor het aannemen van valsheid in geschrift
stelt. Ik heb begrepen dat door het lid van uw kamer de heer Fritsma aangifte is gedaan.
Het ministerie en het COA zullen alle medewerking verlenen aan een eventueel onderzoek
van het Openbaar Ministerie.
Het is niet mogelijk om tot terugvordering van salaris of de fiscale compensatie over
te gaan. Dit vloeit voort uit het feit dat daartoe door het toenmalig bestuur als
werkgever is besloten. Uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst had mevrouw Albayrak
recht op het salaris en mocht op betaling daarvan aanspraak maken. Het enkele feit
dat een salaris, afgezet tegen wat in vergelijkbare functies wordt betaald, hoog is,
biedt juridisch gezien geen basis een salaris dat rechtsgeldig is vastgesteld en uitbetaald
terug te vorderen.
Ten slotte is onderzocht of er een juridische basis is om bij de voormalige leden
van het toenmalige bestuur of toenmalige raad van toezicht (i.o.) de salariskosten
van mevrouw Albayrak, voor zover deze boven de Balkenendenorm liggen, of de aan mevrouw
Albayrak toegekende fiscale compensatie terug te vorderen. Voor een terugvordering
is nodig dat de voormalige leden te kort zijn geschoten bij de invulling van de bestuurstaak c.q. toezichtstaak
zodanig dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens het COA. Daarvoor moet volgens
vaste rechtspraak worden aangetoond dat de betrokken bestuurder(s)/toezichthouder(s)
persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het nader onderzoek wijst uit
dat, zowel ten aanzien van het salaris als ten aanzien van de compensatie voor de
fiscale bijtelling, er onvoldoende aanleiding bestaat de betrokken bestuursleden/toezichthouders
persoonlijk een ernstig verwijt te maken.
De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
G. B. M. Leers