33 037 Mestbeleid

Nr. 66 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2013

In het AO mest van 3 juli 2012 (Kamerstuk 33 037, nr. 29) is toegezegd dat uw Kamer nader geïnformeerd zou worden over de resultaten van het fosfaatvoerspoor zodra dat mogelijk is.

Het voerspoor is een belangrijke pijler van het mestbeleid. Het zorgt ervoor dat hoeveelheid fosfaat in de mest omlaag gaat, omdat als er minder fosfor in het voer zit er ook minder fosfor via de excretie het dier verlaat. Maatregelen om onnodig hoge gehalten aan fosfor in voer terug te dringen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van milieuproblemen.

Zo blijven we onder het Nederlandse fosfaatproductieplafond dat onderdeel uitmaakt van de voorwaarden voor derogatie van de Nitraatrichtlijn.

De nieuwste prognoses over de hoeveelheid fosfaat die via de mest wordt uitgescheiden (fosfaatexcretie) zijn 22 mei bekend gemaakt door CBS (zie www.statline.cbs.nl , in de tabel «dierlijke mest; mestproductie en mineralenuitscheiding per diercategorie»). Hierin zijn ook de gegevens over de opname van stikstof en fosfaat via het voer en de vastlegging in dieren meegenomen. De definitieve cijfers over 2012 worden in de loop van 2013 bekend. Het CBS geeft aan dat de definitieve cijfers met 2 miljoen kilo kunnen afwijken.

De cijfers laten een verdere daling zien van zowel de hoeveelheid fosfaat- als stikstofexcretie in 2012. De daling wordt gedeeltelijk gerealiseerd door het voerspoor en gedeeltelijk verklaard door een daling van de veestapel.

Toelichting op de cijfers

Ten opzichte van 2011 is in 2012 de totale fosfaatuitscheiding met 5 mln kg afgenomen van 170 tot 165 mln kg en de stikstof uitscheiding met 12 mln kg van 477 tot 465 mln kg. De afname van de fosfaatuitscheiding komt grotendeels voor rekening van de varkenshouderij (– 3,4 mln kg), gevolgd door de rundveehouderij (– 1,0 mln kg) en de pluimveehouderij (– 0,4 mln kg).

Hiermee is de Nederlandse fosfaatproductie voor het tweede achtereenvolgende jaar onder het fosfaatproductieplafond van 173 mln kg fosfaat gebleven. Op basis van deze cijfers concludeer ik dat in 2012 het voerspoor weer succesvol was.

Per sector zijn er verschillende verklaringen voor de afname:

  • In de rundveehouderij is het gemiddelde fosforgehalte in het rundveemengvoer flink gedaald als gevolg van het convenant voerspoor. Hierdoor is de hoeveelheid fosfaatuitscheiding ondanks een grotere melkproductie en meer fosfaat in het ruwvoer toch gedaald. In 2011 daalde de fosfaatuitscheiding van rundvee door beperking van het fosforgehalte in rundveemengvoer als gevolg van het convenant al met 5 miljoen kg.

  • In de varkenshouderij zijn de fosfaatgehaltes in het voer ook gedaald. Dit is vooral toe te schrijven aan de keuze van grondstoffen op basis van prijzen, aan voer dat beter is afgestemd op het mesten van beren en een verbetering van de voerconversie bij vleesvarkens. Ook is de varkensstapel gekrompen.

  • Bij pluimvee zijn de uitscheidingsfactoren gelijkgebleven of zelfs iets gestegen. De daling is vooral toe te schrijven aan een daling van het aantal leghennen.

Ik ben blij dat het voerspoor het afgelopen jaar succesvol is geweest. Voor een succesvolle implementatie van het mestbeleid is een blijvende inzet op het terugdringen van de hoeveelheid fosfaat in de mest en het maximaal benutten van het voerspoor van groot belang.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven