33 037 Mestbeleid

Nr. 496 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2023

In het 7e Nitraatactieprogramma (7e AP) is aangekondigd dat de sector, ketenpartijen en de overheid1 gezamenlijk een maatwerkaanpak gaan uitwerken, met als uitgangspunt dat boeren zelf maatregelen nemen die tot een minimaal gelijkwaardige verbetering van de waterkwaliteit leiden als een deel van de maatregelen uit het 7e AP. De insteek van de maatwerkaanpak is om «de meest effectieve maatregelen op de meest zinnige plek» toe te passen. In de Kamerbrief over het 7e nitraatactieprogramma van 26 november 2021 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat voorwaarden voor het invoeren van de maatwerkaanpak zijn dat deze handhaafbaar, uitvoerbaar en betaalbaar is2. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de uitwerking van de maatwerkaanpak en het plan voor de komende periode.

In het afgelopen jaar is gewerkt aan de uitwerking van de maatwerkaanpak. Deze maatwerkaanpak richtte zich in 2022 op de verbetering van zowel de grond- als oppervlaktewaterkwaliteit via bedrijfsgerichte sturing op het stikstofbodemoverschot en het bedrijfsbodem- en waterplan. Aanvankelijk was de inzet om met een maatwerkaanpak een alternatief uit te werken voor enkele wettelijke verplichtingen, zoals de bufferstroken, rustgewassen, uitrijdatum voor mest en de maatregel ter stimulering van vanggewassen vanuit het 7e AP.

Aan de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) is advies gevraagd in hoeverre de aanpak zoals geschetst in een hiertoe opgestelde notitie effectief is en mogelijk kan dienen als alternatief voor enkele maatregelen uit het 7e AP. Dit advies3 is te vinden op de website van CDM. De CDM is van mening dat een bedrijfsgerichte aanpak in theorie effectiever is dan een aanpak met generieke maatregelen, maar vindt de voorgestelde maatwerkaanpak complex. Over de uitvoerbaarheid en effectiviteit geeft de CDM aan dat deze nog niet is te beoordelen.

Een stuurgroep waarin sector- en ketenpartijen en overheid deelnemen heeft vervolgens geconcludeerd dat de maatwerkaanpak zoals geschetst in de notitie niet mogelijk is. Uit het CDM-advies en het advies van de stuurgroep leid ik af dat op dit moment geen maatwerkaanpak kan worden vormgegeven die voldoende waarborgen biedt.

Op 30 september is aan Nederland de derogatiebeschikking verleend door de Europese Commissie. In deze beschikking zijn voorwaarden opgenomen, waaronder de verplichting om bufferstroken aan te leggen. Voor bufferstroken is dus geen alternatieve invulling, via een maatwerkaanpak, mogelijk. Aangezien het bedrijfsbodem- en waterplan aan de bufferstroken was gekoppeld in de notitie van de maatwerkaanpak, wordt het bedrijfsbodem- en waterplan in de maatwerkaanpak niet verder meegenomen.

Als vervolg van het traject zal een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd gaan worden dat zich primair richt op de grondwaterkwaliteit. Het hoofddoel is om te onderzoeken of een aanpak mogelijk is die leidt tot eenduidig vast te stellen uitkomsten, zodat de aanpak uitvoerbaar (voor boer en overheid) en handhaafbaar is. Uitkomsten van dit onderzoek bieden inzicht in het perspectief van een mogelijke bedrijfsgerichte maatregel voor een toekomstige aanpak. Dit haalbaarheidsonderzoek zal binnen de kaders van de geldende regelgeving worden uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek worden eind 2023 verwacht. Ik zal uw kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek.

Ik besef dat betrokken partijen vanuit de sector en ketenpartijen met hooggespannen verwachtingen zijn gestart aan dit traject om te komen tot een maatwerkaanpak en dat de uitkomsten tot dusverre nog niet de gewenste uitkomst hebben. De opgave om te komen tot verbetering van de waterkwaliteit is groot en tegelijkertijd is er met de huidige stand van zaken geen ruimte voor een alternatieve, doelgestuurde invulling van wettelijke verplichtingen vanuit het 7e AP. Desondanks ben ik ervan overtuigd dat dit traject een belangrijke bijdrage kan leveren aan het inzicht in een bedrijfsgerichte sturing op de doelen van de waterkwaliteit. Ik juich de inzet van sectorpartijen die meedenken in dit traject dan ook toe. Graag blijf ik gebruik maken van de inzet van de betrokken partijen in het nu uit te werken haalbaarheidsonderzoek.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

LTO Nederland, NAJK, NAV, POV, BO Akkerbouw, NZO, Rabobank, Cumela, LNV, RVO, NVWA, UvW, IPO en I&W.

X Noot
2

Kamerstuk 33 037, nr. 431.

Naar boven