33 037 Mestbeleid

Nr. 47 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2013

In het Algemeen Overleg over mest, gehouden op 6 maart jl., heb ik toegezegd binnen drie weken een besluit te nemen over een voorziening voor de bestrijding van stuifschade in het veenkoloniaal gebied en Texel. U treft onderstaand mijn besluit aan.

Sinds de inwerkingtreding van het vierde actieprogramma inzake de Nitraatrichtlijn in 2010, is het niet langer toegestaan ter bescherming van gewassen die onderdeel uitmaken van het veenkoloniaal bouwplan, drijfmest anders dan emissiearm aan te wenden. In dat actieprogramma is tevens aangekondigd dat de uitzondering voor Texel eindigt bij inwerkingtreding van het vijfde actieprogramma (1 januari 2014). Aan dit besluit ligt de overweging ten grondslag dat er goede alternatieven bestaan om schade door winderosie te voorkomen.

Niettemin is nadien in 2011 en 2012 ontheffing verleend voor het bovengronds gebruik van runderdrijfmest in het veenkoloniaal gebied van Drenthe en Groningen. Dit mede in verband met discussie over de werkzaamheid van de alternatieven of de beschikbaarheid daarvan.

Gezien die discussie hebben LTO en mijn departement in 2012 onderzoek laten doen naar de effectiviteit van diverse stuifbestrijdingsmiddelen en -methoden in veldsituaties; onderzocht zijn met name houtmulch, papiercellulose en runderdrijfmest met waterspray. Ook is gekeken naar de kosten van toepassing.

Het onderzoek laat zien dat elk van deze alternatieven goede prestaties geeft in vergelijking met pure runderdrijfmest. Als beste scoort evenwel de toepassing van runderdrijfmest met waterspray. Deze methode is ook de goedkoopste, hoewel ook hier het verschil met het alternatief papiercellulose gering is.

Vanuit het oogpunt van ammoniakvervluchtiging bestaat tegen de waterspraymethode geen bezwaar, zoals ook betoogd in de brief van 11 oktober 2012 over de voortgang van de PAS (Kamerstuk 33 037, nr. 32). Een nadeel van die methode is evenwel dat slecht te controleren is in hoeverre de drijfmest daadwerkelijk direct in dezelfde werkgang is oversproeid met voldoende water.

In dit kader heb ik, mede gezien de specifieke omstandigheden in het veenkoloniaal gebied van Drenthe, Groningen en Overijssel besloten deze methode in 2013 voor deze gebieden toe te staan.

Met het oog op de lastige handhaafbaarheid zal na het voorjaar de naleving worden geëvalueerd in hoeverre de voorschriften zijn nageleefd. Mede op basis van de uitkomsten daarvan besluit ik in het kader van het vijfde actieprogramma in hoeverre de uitzondering een meer permanent karakter kan krijgen en mogelijk ook kan worden toegestaan in andere stuifgevoelige gebieden.

Voor Texel is in het vierde actieprogramma aangekondigd de uitzondering voor het gebruik van drijfmest ingaande 1 januari 2014 op te heffen; voor het jaar 2013 is er dus nog geen probleem. Een eventuele herziening van dat besluit zal eveneens in overleg met de Europese Commissie moeten worden genomen. Ik zal komende periode gebruiken om daarvoor de benodigde onderbouwing te krijgen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven