Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2013
In het Algemeen Overleg over mest, gehouden op 6 maart jl., heb ik toegezegd binnen
drie weken een besluit te nemen over een voorziening voor de bestrijding van stuifschade
in het veenkoloniaal gebied en Texel. U treft onderstaand mijn besluit aan.
Sinds de inwerkingtreding van het vierde actieprogramma inzake de Nitraatrichtlijn
in 2010, is het niet langer toegestaan ter bescherming van gewassen die onderdeel
uitmaken van het veenkoloniaal bouwplan, drijfmest anders dan emissiearm aan te wenden.
In dat actieprogramma is tevens aangekondigd dat de uitzondering voor Texel eindigt
bij inwerkingtreding van het vijfde actieprogramma (1 januari 2014). Aan dit besluit
ligt de overweging ten grondslag dat er goede alternatieven bestaan om schade door
winderosie te voorkomen.
Niettemin is nadien in 2011 en 2012 ontheffing verleend voor het bovengronds gebruik
van runderdrijfmest in het veenkoloniaal gebied van Drenthe en Groningen. Dit mede
in verband met discussie over de werkzaamheid van de alternatieven of de beschikbaarheid
daarvan.
Gezien die discussie hebben LTO en mijn departement in 2012 onderzoek laten doen naar
de effectiviteit van diverse stuifbestrijdingsmiddelen en -methoden in veldsituaties;
onderzocht zijn met name houtmulch, papiercellulose en runderdrijfmest met waterspray.
Ook is gekeken naar de kosten van toepassing.
Het onderzoek laat zien dat elk van deze alternatieven goede prestaties geeft in vergelijking
met pure runderdrijfmest. Als beste scoort evenwel de toepassing van runderdrijfmest
met waterspray. Deze methode is ook de goedkoopste, hoewel ook hier het verschil met
het alternatief papiercellulose gering is.
Vanuit het oogpunt van ammoniakvervluchtiging bestaat tegen de waterspraymethode geen
bezwaar, zoals ook betoogd in de brief van 11 oktober 2012 over de voortgang van de
PAS (Kamerstuk 33 037, nr. 32). Een nadeel van die methode is evenwel dat slecht te controleren is in hoeverre
de drijfmest daadwerkelijk direct in dezelfde werkgang is oversproeid met voldoende
water.
In dit kader heb ik, mede gezien de specifieke omstandigheden in het veenkoloniaal
gebied van Drenthe, Groningen en Overijssel besloten deze methode in 2013 voor deze
gebieden toe te staan.
Met het oog op de lastige handhaafbaarheid zal na het voorjaar de naleving worden
geëvalueerd in hoeverre de voorschriften zijn nageleefd. Mede op basis van de uitkomsten
daarvan besluit ik in het kader van het vijfde actieprogramma in hoeverre de uitzondering
een meer permanent karakter kan krijgen en mogelijk ook kan worden toegestaan in andere
stuifgevoelige gebieden.
Voor Texel is in het vierde actieprogramma aangekondigd de uitzondering voor het gebruik
van drijfmest ingaande 1 januari 2014 op te heffen; voor het jaar 2013 is er dus nog
geen probleem. Een eventuele herziening van dat besluit zal eveneens in overleg met
de Europese Commissie moeten worden genomen. Ik zal komende periode gebruiken om daarvoor
de benodigde onderbouwing te krijgen.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma