Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2017
De afgelopen dagen is door de media de ernst van mestfraude in de agrarische sector
duidelijk in beeld gebracht. Ik vond de berichtgeving, en dan met name de voorbeelden
die werden gegeven van hoe tot fraude wordt overgegaan, verontrustend. Dit geeft een
beeld van een sector waarbij fraude onderdeel is van de cultuur. Dat is onacceptabel.
Maandagavond heb ik de betrokken sectororganisaties (LTO, Cumela, POV en Rabobank)
dan ook op mijn departement uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek heb ik aangegeven
dat het beeld van fraude dat in de media wordt gegeven onaanvaardbaar is. Door frauduleus
handelen wordt de milieukwaliteit en de inwinning van drinkwater in gevaar gebracht,
maar ook wordt met name de sector zelf in diskrediet gebracht. De sector is verantwoordelijk
voor een integere wijze van omgaan met het mestoverschot welke het logische gevolg
van een grote veehouderijsector. Ik heb de ernst van de situatie benadrukt en aangegeven
dat de sector zelf met een plan dient te komen om dit aan te pakken. Ik heb ze hiervoor
tot half december 2017 gegeven.
De sector heeft onderstreept dat fraude ook voor hen ontoelaatbaar is en heeft ingestemd
met het zelf opstellen van een plan van aanpak om orde op zaken te stellen in de sector.
Ik zal u informeren over de voortgang op dit traject.
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 14 november jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 229) is uw Kamer sinds 2014 met enige regelmaat geïnformeerd over de aanpak van fraude
bij mest. Inmiddels zijn de maatregelen, die in dit kader genomen zijn, geïmplementeerd.
Als laatste maatregel is sinds 1 oktober 2017 verplicht gesteld om vaste mest (dikke
fractie) te laten bemonsteren door een onafhankelijke monsternemer.
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 14 november 2017 (Handelingen II 2017/18,
nr. 21, Regeling van werkzaamheden) is gevraagd of er tijdens het AO zesde actieprogramma
Nitraatrichtlijn op 16 november 2017 in openheid gesproken kan worden over dit onderwerp
vanwege lopend onderzoek door het Openbaar Ministerie. In het algemeen stel ik het
op prijs om vrijuit van gedachten te wisselen over de ontstane situatie in de sector.
Ik zal daarbij echter niet in kunnen gaan op individuele gevallen, met name die gevallen
waar strafrechtelijk onderzoek zich op richt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten