Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2019
Recentelijk heb ik u bericht over de implementatie van de e-screener, het verplicht
gestelde onderzoeksinstrument naar risicofactoren voor wapenbezit.1 Sinds de invoering hiervan is er een aantal ontwikkelingen geweest, die mij hebben
doen besluiten tot een bijstelling van de uitvoeringspraktijk.
De casus Alphen aan den Rijn, de ontwikkelingen daarna in nationale en EU-wetgeving2 en recentelijk het arrest van de Hoge Raad dat duidt dat de beschermingsnorm van
preventief handelen geringe twijfel is, maakt dat de beoogde werking van de e-screener
tot een kritischer screening leidt dan hiervoor mogelijk en daardoor gebruikelijk
was. De beoogde werking van de e-screener is bij de behandeling van het betreffende
wetsvoorstel uitgebreid beschreven en gedeeld met uw Kamer.3
Ontwikkelingen
De e-screener was oorspronkelijk bedoeld als vervanging van het WM-32 formulier. De
werking van het instrument wordt, zo is bij de introductie ervan al aan uw Kamer toegezegd,
strak gemonitord en door TNO geëvalueerd. De eerste 300 resultaten laten een wisselend
beeld zien. Enerzijds is de werking van het instrument in lijn met hetgeen daarover
verwacht werd naar aanleiding van de eerdere testen en pilots. Anderzijds blijkt dat
aanvragers meer dan vooraf verwacht hoog scoren op één van de schalen en daardoor
een negatief advies ontvangen.
De KNSA en de KNJV zijn kritisch in hun reacties. Ik neem dat serieus en ga ook opnieuw
met ze in gesprek.
Bijstelling uitvoeringspraktijk
Problematiek in de uitvoeringspraktijk heeft mij doen besluiten dat aanpassing nodig
is. Het komende jaar blijft de e-screener als verplicht instrument aangewezen voor
nieuwe aanvragers van wapenverloven en jachtaktes. Dit gaat in totaal om een groep
van circa 5.000 aanvragers per jaar. De reeds bestaande verloven zullen de komende
twee jaar nog beoordeeld worden op basis van een nieuwe (uitgebreidere) versie van
het zogenaamde WM-32 formulier. De aanwijzing van het wettelijke verplichte onderzoeksinstrument
in artikel 48a van de Regeling wapens en munitie zal hiertoe worden aangepast. De
informatie over mogelijke risicofactoren wordt op een andere manier verkregen. De
afweging die de korpschef moet maken bij de verlening van de vergunning blijft voor
alle gevallen gelijk. Daarbij benadruk ik dat de e-screener en/of het WM-32 formulier
slechts een onderdeel is in het proces, en dat er ook een antecedentenonderzoek en
een referentencontrole wordt verricht, evenals een huiscontrole.
Deze differentiatie geeft de mogelijkheid alsnog de e-screener voortvarend en zorgvuldig
voor alle gevallen in te voeren. Dit betekent in praktische zin dat het volledige
bestand verlofhouders niet in drie à vier jaar, maar in vijf jaar zal worden gescreend.
Ik treed met de betrokken partijen in overleg op welke wijze omgegaan moet worden
met de huidige wapenverlofhouders die een negatief eindoordeel hebben gekregen op
de e-screener. Ik zal dit van geval tot geval bekijken.
Ik houd uw Kamer op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus