De Kamer,
Gehoord de beraadslagingen over de wijziging van de wettelijke regeling van het juridisch
ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder (33.032 en 33.514 / R 1998);
overwegende,
dat dit wetsvoorstel wederom een partiële wijziging aanbrengt in het familierecht;
dat het familierecht een ordening van verwantschap bevat die gebaseerd is op de veronderstelling
dat kinderen binnen het huwelijk van een man en een vrouw worden geboren, verzorgd
en opgevoed;
dat echter inmiddels vele vormen van sociaal ouderschap bestaan waarvoor de bestaande
regulering van verantwoordelijkheden voor kinderen, erfrecht en nationaliteit geen
adequate oplossing biedt;
dat dit wetsvoorstel een oplossing voorstelt uitsluitend voor kinderen die opgroeien
binnen het huwelijk of het geregistreerde partnerschap van twee vrouwen, en niet voor
andere vormen van sociaal ouderschap;
dat inmiddels nieuwe wijzen van voortplanting en gezinsvorming zijn ontstaan waarvoor
nog geen adequate juridische regeling tot stand is gekomen, terwijl ook meer-partner-ouderschap
en verzorging en opvoeding door twee mannen deugdelijke regulering behoeven, waarbij
het recht van kinderen om hun beide ouders te kennen en zo mogelijk door hen te worden
verzorgd en opgevoed in aanmerking moet worden genomen;
verzoekt de regering een brede multidisciplinaire staatscommissie te installeren,
om een visie te ontwikkelen op en te adviseren over een samenhangende wettelijke regeling
van de verhouding tussen juridische, biologische en sociale ouders en de kinderen
die door hen worden verzorgd en opgevoed;
en gaat over tot de orde van de dag.
Quik-Schuijt
Franken
Duthler
De Lange
De Boer
Reynaers