Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2011
Tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2012 op 16 november 2011 in de Tweede Kamer heb ik toegezegd
beide Kamers vóór de plenaire behandeling van dit pakket in de Eerste Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking
tot maatschappelijk beleggen. Hierna wordt deze stand van zaken geschetst.
Het is voor de banken, spaarders, beleggers en projecteigenaren van belang dat op korte termijn duidelijkheid komt in dit
dossier. Tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2012 in de Tweede Kamer was er nog geen zicht op een
goed alternatief. Ik heb herhaald dat ik, onder een aantal voorwaarden, bereid was om naar alternatieven te kijken voor de
verdere afbouw van de heffingskortingen voor maatschappelijk beleggen. Zo moest de budgettaire besparing gegarandeerd zijn,
er mocht geen closed shop ontstaan, de mededinging mocht niet in gevaar komen en voorts moest de vereenvoudiging die in het
Regeerakkoord was voorzien door de afschaffing van de heffingskortingen voor maatschappelijk beleggen, alternatief worden
ingevuld. Vereenvoudiging van het belastingstelsel heeft immers voor zowel het parlement als voor mij een hoge prioriteit.
Ten slotte moeten de partners die het Regeer- en Gedoogakkoord hebben gesloten, instemmen met het alternatief.
De afgelopen weken heeft een aantal keren overleg plaatsgevonden met de sector en binnen het kabinet. Aangezien aan de andere
technische randvoorwaarden leek te kunnen worden voldaan, is in dit overleg met name gezocht naar een alternatieve vereenvoudiging
binnen het fiscale instrumentarium en in dezelfde hoek van begunstigden, zonder dat dit tot een nadere budgettaire opbrengst
zou moeten leiden. In het bijzonder is hierbij gekeken naar faciliteiten als de EIA, de MIA en de Vamil en mogelijkheden om
(enkele van) deze faciliteiten samen te voegen. Van belang was hierbij dat werkelijk sprake zou zijn van een vereenvoudiging,
en niet slechts het heretiketteren van twee faciliteiten tot één nieuwe. Hierbij is gebleken dat er, ook gelet op de beperkte
hoeveelheid beschikbare tijd, vooralsnog geen alternatieve vereenvoudiging gevonden kan worden die op een breed draagvlak
kan rekenen. Uit deze vaststelling moet ik de conclusie trekken dat momenteel niet aan de gestelde randvoorwaarden is voldaan.
Hierdoor kan op dit moment niet worden gekomen tot een alternatief voor de geleidelijke afschaffing van de heffingskortingen
voor maatschappelijk beleggen.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers