33 002 Homogene Groep Internationale Samenwerking 2012 (HGIS-nota 2012)

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 november 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken inzake de Homogene Groep Internationale Samenwerking 2012 (HGIS-nota 2012) (Kamerstuk 33 002, nr. 2).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 november 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Van Toor

1

Kunt u een overzicht geven van de totale geraamde uitgaven via respectievelijk het multilaterale, het bilaterale en het particuliere kanaal? Kunt u dit laatste kanaal uitsplitsen in uitgaven via niet-gouvernementele organisaties (NGO´s) en het bedrijfsleven? Wat zijn in deze verdeling de mutaties ten opzichte van 2011?

Onderstaande tabel toont de verdeling van de ODA-uitgaven per kanaal voor de periode 2010–2013 (bedragen x EUR 1 000):

Hierbij wordt opgemerkt dat ruim 20% van de bedragen genoemd onder het bilaterale kanaal wordt uitgegeven via maatschappelijke organisaties. De bedragen en percentages voor 2012 en later zijn nog indicatief.

2

Kunt u een overzicht geven van de voorgenomen begrotingssteun in 2011 per land. Kunt u hierbij tevens aangeven of het om algemene dan wel sectorale begrotingssteun gaat?

In 2011 is aan aan de volgende landen algemene begrotingssteun (ABS) overgemaakt:

Mali: EUR 15,– miljoen

Mozambique: EUR 18,– miljoen

Ghana: EUR 10,– miljoen

Burkina Faso: EUR 20,5 miljoen

Bhutan: EUR 2,– miljoen

In 2011 is aan de volgende landen sectorale begrotingssteun (SBS) overgemaakt:

Mali: EUR 10,– miljoen

Rwanda: EUR 11,– miljoen

Ghana: EUR 25,– miljoen

Colombia: EUR 3,056 miljoen

Senegal: EUR 11,– miljoen

Kaapverdië: EUR 1,7 miljoen

Het totaalbedrag aan begrotingssteun dat in 2011 is uitbetaald bedraagt EUR 127,256 miljoen ofwel 2,75% van de ODA-begroting (2010: 3,8%).

In alle gevallen betroffen het reeds lopende verplichtingen. Voor 2011 worden verder geen betalingen begrotingssteun voorzien.

3 en 4

Welk deel van de ombuigingen zijn afgerond? Welk deel van de ombuigingen ligt op schema?

Welk deel van de ombuigingen ligt niet op schema en waarom niet?

Alle ombuigingen voor 2011, van in totaal 413 miljoen euro, worden in 2011 afgerond.

De additionele ombuigingen in latere jaren zijn op de diverse begrotingen verwerkt en liggen op schema.

5

Kunt u een overzicht geven van de opbrengsten van de bezuinigingen op het postennet voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

De bezuiniging op het postennet loopt op van EUR 2,5 mln in 2012, EUR 16 mln in 2013, EUR 38,75 mln in 2014 tot EUR 55 mln in 2015 en 2016.

6

Wanneer zal het programma Stroomlijning Toelatingsprocedures zijn afgerond.

Het programma wordt uitgevoerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken maar wordt vanwege de toerekening aan ODA van eerstejaarsopvangkosten asielzoekers uit DAC- landen opgenomen in de HGIS. De Kamer is op 22 februari 2011 geïnformeerd over de hoofdlijnen van de maatregelen (19 637, nr. 1400). Naar verwachting zullen deze maatregelen medio 2013 worden ingevoerd, waarmee het programma zal zijn afgerond.

7

Kunt u in het kort samenvatten wat de gevolgen zijn van de bezuiniging op de ondernemingsklimaatsubsidies? Welke programma's vallen hieronder?

Hiervoor zij verwezen naar de begroting van het ministerie van EL&I en de Kamerbrief Internationaal ondernemen.

8

Wat is de precieze invulling van het beleid ten aanzien van een «versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland» valt onder de ODA uitgaven voor dit beleid van 29 109 000 euro?

Onder de ODA-uitgaven van in totaal EUR 29 109 000 op beleidsartikel 8 «Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland» vallen de volgende uitgaven:

Artikel 8.1: Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

Cultuur en Ontwikkeling en Sport en Ontwikkeling

4 217 000

Prins Claus Fonds

4 000 000

UNESCO

2 733 000

Artikel 8.3: Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

AIV

149 000

Voorlichting op het terrein van OS

18 010 000

(Dit betreft met name activiteiten die vallen onder NCDO en SBOS)

 
   

Totaal

29 109 000

9

Waardoor dalen de uitgaven aan Rechtshandhaving/Europol en Eurojust tussen 2011 en 2012 sterk? Welke uitgaven worden niet gedaan?

De uitgaven Rechtshandhaving/Europol en Eurojust hebben betrekking op de huisvesting van Europol en Eurojust. Nieuwe huisvesting van Europol is in 2011 gerealiseerd terwijl de realisatie van nieuwe huisvesting voor Eurojust zich in 2012 volgens de planning nog in de voorbereidende fase bevindt. Deze stand van werkzaamheden vertaalt zich in dalende uitgaven in 2012 ten opzichte van 2011. De uitgaven zullen na 2012 een stijgende lijn laten zien.

10

Kunt u toelichten wat het betekent dat «het Nederlandse mensenrechtenbeleid zich in het bijzonder zal richten op die terreinen waar vrijheid, veiligheid en welvaart elkaar versterken»? Welke terreinen worden hier bedoeld?

Nederland is er van overtuigd dat mensenrechten niet op zichzelf staan, maar zijn verweven met veiligheid en economische ontwikkeling. Nederland zet zich in om mensenrechten te bevorderen die tegelijkertijd stabiliteit en welvaart mogelijk maken. Een samenleving heeft een grotere kans op stabiliteit als de mensenrechten er worden gerespecteerd, en wanneer burgers in vrijheid hun land kunnen besturen draagt dat bij aan een gunstig ondernemersklimaat.

Concrete voorbeelden van terreinen waar vrijheid, veiligheid en welvaart elkaar versterken, en waar Nederland specifiek op inzet, zijn bijvoorbeeld de actieve steun voor mensenrechtenverdedigers en het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

11

Wat is de verklaring voor de daling tussen 2011 en 2012 bij operationele doelstelling 01.02?

De daling op operationele doelstelling 01.02 is het gevolg van de invulling van de in de Basisbrief aangekondigde gematigde daling op het mensenrechtenbudget.

12 en 17

Waardoor daalt het bedrag «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties » sterk tussen 2011 en 2012? Welke uitgaven worden niet gedaan?

Kunt u toelichten waarom er zo bezuinigd wordt op het uitvoeren op crisisbeheersingsoperaties (diverse operaties)? Worden de uitgaven sinds 2012 ergens anders opgevoerd? Zo nee, in hoeverre strookt dit met de door u bestempelde prioriteit van veiligheid en rechtsorde?

Tijdens de vorige kabinetsperiode is het budget voor «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties » voor de periode 2008–2011 incidenteel sterk verhoogd om Nederlandse deelname aan ISAF in Uruzgan mogelijk te maken. De beëindiging van deze deelname leidt tot lagere uitgaven op dit budget.

13 en 16

Werden er in 2010 uitgaven gedaan aan «Civiele crisisbeheersingsoperaties»? Zo ja, waarom staan deze uitgaven niet in de HGIS-nota weergegeven?

Kunt u toelichten waarom civiele crisisbeheersingsoperaties sinds 2011 onder ODA vallen?

Het artikel «Civiele crisisbeheersingsmissies/uitzending politiefunctionarissen» op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is met ingang van 2011 nieuw binnen de HGIS. Onder dit artikel vallen de uitgaven voor deelname aan civiele missies van Nederlandse politiefunctionarissen.

Tot 2011 stonden deze uitgaven binnen de HGIS op de begroting van Defensie (artikel 20) voor zover het de additionele kosten betrof en voor zover het politiesalarissen betrof buiten de HGIS op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties . Het desbetreffende artikel is inmiddels overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

De kosten van civiele missies in DAC-landen vallen onder ODA. Dat was ook voor 2011 al het geval.

14

Worden er in 2012 geen uitgaven gedaan ten behoeve van «Recht- en doelmatigheidsbevordering»? Zo nee, waarom niet? Indien dit wel het geval is, waarom staan hiervoor geen bedragen opgenomen in de HGIS-nota 2012?

De bijdrage aan het programma van AFROSAI-E, een samenwerkingsverband van rekenkamers in Engelstalige Afrikaanse landen, in het kader van «Recht- en doelmatigheidsbevordering» loopt eind 2011 af. Dit verklaart waarom er in de HGIS-nota 2012 geen bedragen zijn opgenomen.

15

Wat is de verklaring voor de daling bij operationele doelstelling 02.06 tussen 2010 en 2011? En wat is de verklaring voor de daling tussen 2011 en 2012?

De daling tussen 2010 en 2011 is veroorzaakt door een incidentele verhoging in 2010 voor de inzet in Haïti en de overstromingen in Pakistan. De daling van 2011 naar 2012 is het gevolg van de invulling van de Focusbrief waarin een beperkte bezuiniging op noodhulp is aangekondigd.

18

Kunt u toelichten waarom u nog meer gaat bezuinigen op humanitaire hulp, mede gezien het feit dat het budget voor humanitaire hulp in 2011 reeds voor het einde van het jaar op was?

In de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen dat voor de middencategorie (waaronder noodhulp) vanuit beleidsmatige overwegingen besloten is om beperkte bezuinigingen door te voeren. De daling van het noodhulpbudget betreft een relatief klein deel van de totale bezuinigingen (EUR 958 miljoen) op OS die in 2012 zullen worden doorgevoerd.

19

Kunt u toelichten wat het verschil is tussen artikel 02.05 en artikel 20? Welke uitgaven vallen hier zoal onder?

Onder artikel 20 op de Defensiebegroting worden de additionele uitgaven verantwoord die ontstaan bij inzet van de Nederlandse krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties. Artikel 02.05 op de begroting van Buitenlandse Zaken bevat onder meer de volgende onderdelen: het Stabiliteitsfonds, middelen voor wederopbouw, VN-contributies ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties en het MATRA-programma voor goed bestuur in Oost-Europese landen met toetredingsperspectief.

20

Voor veiligheid, goed bestuur en rechtsorde (artikel 2.05) wordt 385 795 000 euro aan middelen gereserveerd uit het ODA budget. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en aan welke landen?

Op artikel 2.5 staan de middelen voor stabiliteitsfonds, wederopbouw, Kunduz training missie, goed bestuur en Matra. Ook staan hier de middelen voor VN-contributies crisisbeheersing, het NIMD, het Fonds voor Ontwikkeling, Participatie en Pluriformiteit (FOPP), Education for Emergencies en Logo South. De kanalenverdeling van de ODA-middelen van artikel 2.5 is als volgt: bilateraal EUR 332 977 000, multilateraal EUR 29 140 000, maatschappelijke organisaties EUR 23 678 000.

Bij de toekenning van de middelen zal uitvoering worden gegeven aan de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking, waarin keuzes zijn gemaakt omtrent partnerlanden, exitlanden en betrokkenheid bij landen vanuit een regionaal perspectief.

21 en 65

Voor crisisbeheersingsoperaties gefinancierd vanuit Defensie (20) wordt 4 400 000 euro aan middelen gelabeld als ODA in 2012. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en in welke landen? Hoe wordt aan de ODA-criteria voldaan?

Het ODA-gedeelte van de begroting Defensie (X) post 20 bedraagt slecht 4,4 mln. van de 192,5 mln. Kan de regering specifiek aangeven hoe deze 4,4 mln. euro is opgebouwd en hoeveel van de kosten van de Politietrainingsmissie hier onder vallen?

De ODA-toerekening van EUR 4,4 miljoen op het budget voor crisisbeheersingsoperaties (HGIS-deel Defensiebegroting) is een stelpost. Na afloop van het begrotingsjaar wordt aan de hand van de feitelijk door de krijgsmacht uitgevoerde activiteiten en de DAC-criteria voor ODA de omvang van de ODA-toerekening vastgesteld. In het Development Assistance Committee van de OESO is overeengekomen dat bepaalde uitgaven van de krijgsmacht voor conflictbeheersing, vredesopbouw en veiligheid voldoen aan het ontwikkelingscriterium van Official Development Assistance (ODA). Het gaat daarbij om uitgaven voor enerzijds humanitaire hulp of ontwikkelingsdiensten en anderzijds politietraining in civiele politietaken. Voor beide soorten hulp geldt dat voor militairen, inclusief de Koninklijke Marechaussee (KMar), alleen de additionele uitgaven (en dus niet de salarissen van de militairen) meetellen als ODA. In de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan vallen de additionele uitgaven die worden gemaakt voor de inzet van KMar-personeel en tolken ten behoeve van de training van Afghaans politiepersoneel dus onder ODA. Met uw Kamer is afgesproken dat deze aan de missie gerelateerde ODA-uitgaven gecompenseerd worden met non-ODA middelen uit de HGIS. In de huidige ramingen is voorzien dat van de 97 miljoen euro onder artikel 20 op de begroting van Defensie in 2012 voor de politietrainingsmissie 3 à 4 miljoen euro onder ODA valt. De overige ODA-middelen voor de missie staan op de begrotingen van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Buitenlandse Zaken. Behalve in Afghanistan is voorzien dat in 2012 ook in Kosovo en Zuid-Soedan ODA-middelen worden besteed die onder artikel 20 vallen.

22 en 71

Waardoor stijgen de ODA uitgaven ten behoeve van de post «EU-begroting»? Kunt u een uitsplitsing geven van deze uitgaven en inzichtelijk maken ten aanzien van welke beleidsthema’s de uitgaven stijgen ten aanzien van 2010?

Welke posten binnen de EU-afdracht en de EU-begroting worden toegerekend aan resp. HGIS en ODA?

De toerekening aan HGIS en ODA is afgeleid van het Nederlandse aandeel (NL-percentage in de EU-afdrachten, ca 5%) in Categorie 4 «De Europese Unie als mondiale partner» van de begroting van de Europese Commissie. De verhoging van de toerekening met EUR 60 miljoen vanaf 2011 werd afgesproken in het Regeerakkoord en is gebaseerd op een extrapolatie van gegevens uit een uitvoeringsrapportage van de Commissie over het jaar 2009.

23

Aan welke landen wordt door de Europese Unie ontwikkelingshulp verleend? Welke landen zijn nieuw en welke landen zijn komen te vervallen in 2012?

In het verslag van de Europese Commissie over het externe beleid wordt ieder jaar een lijst opgenomen met landen waaraan de EU op enigerlei wijze ontwikkelingshulp geeft en in welke hoeveelheden. Het meest recente overzicht staat in tabel 5.10 en 5.11 (pagina 182) van het Country Breakdown of EU Development Aid van het Jaarverslag van de Europese Commissie over 2010, te vinden op de website van de Commissie onder de volgende link: http://www.gopa.de/uploads/media/EU_annual-report-2011_en_01.pdf

Het komt er op neer dat de EU in 2010 bijna in alle DAC-landen ontwikkelingshulp (ODA) heeft besteed (of gecommitteerd).

24, 28 en 30

Kunt u de volgende zin nader toelichten: «Voor een aantal producten zal een eigen bijdrage gevraagd worden teneinde beter tegemoet te komen aan de vraag vanuit het bedrijfsleven, kostenbewustzijn te stimuleren en de dienstverlening te verbeteren»? Om welke producten gaat het hier bijvoorbeeld? Kunt u voor één van deze producten aangeven hoe hoog de eigen bijdrage is?

Kunt u toelichten vanuit welke partij de vraagsturing centraal zal staan in de nieuwe dienstverlening? Is dit de vraag vanuit ontwikkelingslanden?

Voor welke producten zal u wel een eigen bijdrage vragen en voor welke producten niet?

Per 1 januari 2012 zal voor drie adviesproducten een eigen bijdrage worden gevraagd. Het gaat om de scan internationale organisaties (€ 500), de financieringsscan (€ 250) en de marktscan (€ 500). Voor al deze producten geldt dat sprake is van (gedeeltelijk) maatwerk. Voor andere producten zal geen eigen bijdrage worden gevraagd. Voor deelname aan evenementen en de economische missies met bewindspersonen wordt door NL EVD Internationaal al veel langer een eigen bijdrage gevraagd. De diensten waarvoor per een eigen bijdrage zal worden gevraagd, hebben geen van allen betrekking op programma's of regelingen die als primaire focus de ontwikkeling van de lokale economie in ontwikkelingslanden hebben. Het betreft dienstverlening aan Nederlandse ondernemers die op zoek zijn naar een handelspartner in het buitenland, advies vragen over het aanvragen van financiering voor internationale activiteiten of kansen in beeld willen krijgen voor opdrachten en aanbestedingen bij grote internationale organisaties. De vraag van de Nederlandse (MKB)ondernemer staat in alle gevallen centraal.

25

Kunt u toelichten op welke manier invulling wordt gegeven aan «extra aandacht» voor de knooppunten Vietnam en Panama? Hoe wordt deze «extra aandacht» vertaald naar beleid?

Aan de extra aandacht wordt invulling gegeven door te investeren in goede contacten met de overheid, omdat die in deze landen van belang zijn om de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten. Dit vertaalt zich onder meer door de openstelling van de transitiefaciliteit in Vietnam en de opening van een ambassade in Panama.

De relatie tussen extra aandacht en beleid loopt voornamelijk andersom. De meest betrokken ministeries bekijken per land, per markt en per sector wat nodig is om de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven te optimaliseren. Op basis van die analyse wordt de extra aandacht geconcretiseerd.

26 en 36

Kunt u een overzicht geven van welke programma's en projecten allemaal vallen onder internationaal ondernemen?

Kunt u aangeven welke programma's en projecten vallen onder art. 04.03 (private sectorontwikkeling) en in welke landen deze programma's en projecten plaatsvinden? Waaruit bestaat de verlaging op dit artikel?

In de AO’s over het WRR-rapport en de Focusbrief OS heb ik uw Kamer een brief over het private sectorontwikkelingsbeleid toegezegd, in combinatie met de kabinetsreactie op het SER-advies over OS en het bedrijfsleven. Deze brief kunt u vóór de begrotingsbehandeling verwachten. De brief gaat vergezeld van een bijlage met een overzicht van diverse programma’s voor een beter ondernemingsklimaat en internationaal ondernemen in ontwikkelingslanden. Een overzicht van de ontwikkeling van de bijbehorende begroting (Operationele Doelstelling 4.3) treft u ook aan in deze brief. In de brief wordt tevens het beleid toegelicht ten aanzien van de landenfocus en de diverse programma’s. Zo zal de bilaterale inzet zich richten op de 15 partnerlanden met focus op de speerpunten en zullen centrale programma’s mogelijk blijven in een groter aantal landen. Een voorbeeld is de lijst van 60 landen waar het bedrijfsleveninstrumentarium open blijft.

27

Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met het strategischer inzetten van de reizen van bewindspersonen? Betekent dit dat alleen of voornamelijk zal worden afgereisd naar opkomende landen? Wordt hier ODA-budget voor ingezet en zo ja voor welke reizen wel en voor welke reizen niet? Bestaan hier richtlijnen voor (bijv. OESO-DAC criteria)? Kunt u aangeven of de Kamer ook betrokken zal worden bij de langetermijnplanning en zo ja hoe?

Zie voor de beantwoording van deze vraag het antwoord op de vragen 79, 126 en 310 over de Begroting. Het budget voor de reizen van bewindspersonen valt onder de materiële en personele uitgaven van de ministeries. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kent een geïntegreerde organisatie ten dienste van het gehele buitenlandse beleid. In overeenstemming met de OESO-regelgeving vindt een forfaitaire toerekening van materiële en personele kosten aan ODA plaats.

29

Kunt u aangeven voor welke landen en programma's u ODA geld zal inzetten voor uw beleid inzake Buitenlandse markten, Nederlandse kansen? Gaat u ook in landen als China, India en Brazilië ODA geld inzetten?

In het kader van de brief « Buitenlandse markten, Nederlandse kansen» wordt geen ODA geld ingezet in China, India en Brazilië. Voor de landen en programma’s waar wel ODA geld wordt ingezet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 17.

31, 34 en 39

Kunt u nader toelichten op basis van welke criteria voormalige OS partnerlanden op de lijst « transitiefaciliteit» terecht komen, en op basis van welke criteria deze landen van de lijst vallen?

Op welke manier zal Nederlandse kennis en kunde worden ingezet om de transitie van een bilaterale relatie naar een economische relatie vorm te geven?

Kunt u aangeven hoeveel de nieuwe transitiefaciliteit bedraagt? Hoe luiden de OESO-DAC regels voor het inzetten van budget in landen als Vietnam en Colombia in dezen? Bent u van zins vooraf de Kamer te raadplegen over het toevoegen of schrappen van landen van de Transitiefaciliteit?

De Transitiefaciliteit staat open voor Colombia, Vietnam en Zuid Afrika en wordt vanaf 2012 gezamenlijk gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Jaar

ODA (3 landen)

Non-ODA

Totaal

2011

EUR 13 mln.

 

EUR 13 mln.

2012

EUR 17 mln.

EUR 5 mln.

EUR 22 mln.

2013

EUR 15 mln.

EUR 10 mln.

EUR 25 mln.

2014

EUR 13 mln.

EUR 15 mln.

EUR 28 mln.

Evaluaties

EUR 450 000

 

EUR 450 000

Totaal

EUR 58,45 mln.

EUR 30 mln.

EUR 88,45 mln.

De manier waarop Nederlandse kennis en kunde zal worden ingezet is afhankelijk van de specifieke kansen in de diverse transitielanden en de mogelijkheid om met Nederlandse kennis en kunde aan te sluiten op deze kansen.

Het gedeelte van de Transitiefaciliteit dat door het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gefinancierd is «Official Development Assistance» (ODA). De OESO-DAC regels worden hierbij gehanteerd. De OESO-DAC definieert ODA als een bijdrage aan een door de OESO-DAC als ontwikkelingsland ingedeelde natie, of aan een officiële organisatie2 die het geld aan een land op deze lijst doet toekomen. Vietnam, Zuid Afrika en Colombia staan op deze lijst. Daarnaast moet het algemeen doel van de financiering de economische ontwikkeling en welzijn van het ontwikkelingsland zijn. Minimaal een kwart van de financiering dient als gift te worden verstrekt.

De voormalige transitielanden zijn geselecteerd op basis van de criteria inkomens- en armoedeniveau en de mogelijkheden voor een wederzijds profijtelijke economische samenwerking met kansen voor en interesse vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. Voorts behoren deze landen tot de CIVETs-landen met aanzienlijk economisch potentieel. Het criterium inkomen vormt voor deze drie landen, die de status van middeninkomen land hebben bereikt, de reden waarom deze landen niet meer als partnerland figureren.

Indien er veranderingen plaats vinden in de lijst van landen die in aanmerking komen voor de Transitiefaciliteit, zal dit via de Begroting aan de Tweede Kamer worden gecommuniceerd.

32

Kunt u inzichtelijk maken welke verschuivingen zich hebben voorgedaan op de tabel van Beleidsthema 4, Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede?

De tabel op blz.11/12 van de HGIS-nota 2012 geeft een overzicht van de verschuivingen binnen dit beleidsthema. Hieronder volgt een toelichting op de belangrijkste mutaties:

  • Voedselzekerheid is één van de vier speerpunten binnen het OS-beleid; dit verklaart de oplopende raming op art. 4.1 (BZ).

  • Artikel 4.2 (BZ) betreft enerzijds uitgaven die niet aan een bepaald OS-thema kunnen worden toegerekend, zoals de uitgaven aan algemene begrotingssteun, de bijdrage aan UNDP en het partnerschapsprogramma met de Wereldbank. Deze uitgaven zijn gekort. Anderzijds worden mutaties ook verklaard door het zgn. parkeerkarakter van dit artikel. Het totale beschikbare ODA-budget is ook gedurende het jaar aan soms forse veranderingen onderhevig: deze worden op dit artikel opgevangen. Het gaat hierbij onder meer om aangepaste ramingen van het BNP en aangepaste toerekeningen (bv. de EKI-schuldverlichting en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden).

  • De schommelingen op art. 4.20 (Financiën) worden verklaard door intertemporele verschuivingen binnen het betalingsschema aan de Wereldbank.

  • Door de samenvoeging van de begrotingen van het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZ zijn de nummers van de begrotingsartikelen gewijzigd. Tot en met 2011 staan de budgetten op de oude artikelen. Voor voormalig EZ betreft het voor HGIS de artikelen 2, 3, 4, 5 en 10 en voor voormalig LNV betreft het voor HGIS de artikelen 33, 36, en 39. Vanaf 2012 staan de HGIS budgetten op de nieuwe begrotingsartikelen (11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 40) voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. In de begroting 2012 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is uitgegaan van de nieuwe artikelstructuur.

    De middelen die voorheen op beleidsartikel 5 werden geraamd, staan vanaf 2012 op artikel 15 van de EL&I-begroting. De budgetten op artikel 5.01 bestaan in 2011 voornamelijk uit de budgetten voor de bijdrage aan Agentschap NL in het kader van de uitvoering van het beleid. Vanaf 2012 staan deze budgetten geraamd op artikel 15.90 Baten- en lastendiensten. De budgetten lopen af als gevolg van de te realiseren apparaatstaakstelling. De budgetten voor bevordering van internationaal ondernemen staan in 2011 op het oude artikel 5.30 en maken vanaf 2012 onderdeel uit van het nieuwe artikel 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven.

    Vanaf 2012 vallen alle financiële instrumenten, die voorheen op artikel 5 stonden, onder operationeel doel 15.40. Voor een totaaloverzicht van deze instrumenten wordt verwezen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op pagina 98 van die begroting staat een tabel waarin het financiële instrumentarium wordt genoemd en toegelicht. Als gevolg van de subsidietaakstelling vindt een afbouw en omvorming van het instrumentarium plaats. Daarnaast zijn er middelen toegevoegd voor de transitiefaciliteit.

  • De mutaties bij de EKI-kwijtschelding (toerekening aan ODA) zijn afhankelijk van besluitvorming in de Club van Parijs en kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen.

33, 37, 41 en 69

Waarom zijn voor de begroting van EL&I veel uitgaven niet ingevuld voor de jaren 2011 en 2012? Waar in de begroting zijn deze uitgaven terug te vinden?

Kunt u aangeven waarom de uitgaven op artikel 5.30 van EL&I, bevorderen internationaal ondernemen, vanaf 2012 nul zijn?

Welke uitgaven vallen onder artikel 5.01. Algemeen en waarom wordt hier zo op bezuinigd?

Waarom zijn er geen uitgaven vanaf 2012 voor de artikelen 2 t/m 11 en 33 t/m 39 van de EL&I begroting?

Door de samenvoeging van de begrotingen van het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZ zijn de nummers van de begrotingsartikelen gewijzigd. Tot en met 2011 staan de budgetten op de oude artikelen. Voor voormalig EZ betreft het voor HGIS de artikelen 2, 3, 4, 5 en 10 en voor voormalig LNV betreft het voor HGIS de artikelen 33, 36, en 39. Vanaf 2012 staan de HGIS budgetten op de nieuwe begrotingsartikelen (11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 40) voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. In de begroting 2012 van het Ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie is uitgegaan van de nieuwe artikel-structuur.

De middelen die voorheen op beleidsartikel 5 werden geraamd, staan vanaf 2012 op artikel 15 van de EL&I-begroting.

De budgetten op artikel 5.01 bestonden in 2011 voornamelijk uit de budgetten voor de bijdrage aan Agentschap NL in het kader van de uitvoering van het beleid. Vanaf 2012 staan deze budgetten geraamd op artikel 15.90 Baten- en lastendiensten. De budgetten lopen af als gevolg van de te realiseren apparaatstaakstelling.

De budgetten voor bevorderen internationaal ondernemen stonden in 2011 op het oude artikel 5.30 en maken vanaf 2012 onderdeel uit van het nieuwe artikel 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven.

Op artikel 11 staan, in tegenstelling tot wat vraag 69 suggereert, wel middelen geraamd vanaf 2012. Deze middelen staan bovenaan pagina 25 van de HGIS-nota.

35, 38 en 42

Wat houdt het Programmatisch pakket in (5.50)?

Wat moet worden verstaan onder programmatisch pakket (art, 5.50 EL&I) en waarom zijn er op dit onderdeel vanaf 2012 geen uitgaven meer? Wordt dit vanaf 2012 ergens anders onder geschoven?

Wat houdt het programmatisch pakket in en waarom wordt hierop bezuinigd?

Het Programmatisch pakket (5.50) omvatte in 2011 de financiële instrumenten Package4Growth, 2g@there en het Overig Programmatisch Pakket (PSO-Milieu, uitfasering PSO-EZ, Government2Government, President’s programme). Door de samenvoeging van de twee ministeries is de nummering van de artikelen in de begroting gewijzigd, waardoor deze instrumenten vanaf 2012 in beleidsartikel 15 onder operationele doelstelling 15.40 Internationalisering Nederlands bedrijfsleven (zie financiële tabel in de HGIS-nota op pagina 12) vallen. Vanaf 2012 vallen naast het voormalige Programmatisch Pakket alle financiële instrumenten onder 15.40. Voor een totaaloverzicht van deze instrumenten wordt verwezen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op pagina 98 van die begroting staat een tabel waarin het financiële instrumentarium wordt genoemd en toegelicht. Als gevolg van de subsidietaakstelling vindt een afbouw en omvorming van het instrumentarium plaats.

Belangrijkste wijzigingen zijn de omvorming van Prepare2Start naar een nieuwe aanpak voor starters, het «Starterspakket», de omvorming van 2g@there naar een instrument voor Publiek Private Samenwerking, de uitfasering van het gehele Overige Programmatische Pakket, en de opzet van een transitiefaciliteit. Vooralsnog zal de transitiefaciliteit zich richten op Zuid-Afrika, Colombia en Vietnam en kent dit instrument een gezamenlijke beleidsverantwoordelijkheid van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

40

Waarom bezuinigt u op het versterken van de gezamenlijke kennisbasis? Wat voor activiteiten vallen hieronder en in hoeverre strookt dit met de wens voor een integrale en coherente aanpak van ontwikkelingsproblematiek?

EL&I heeft, na een grondige afweging van alle middelen op effectiviteit en efficiency, ervoor gekozen om een deel van de zeer forse subsidietaakstelling vanuit het Regeerakkoord op de budgetten voor ondernemen en innovatie, mede in te vullen door de Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten Opkomende Markten (ISOM) met ingang van 2012 te schrappen. Projecten in opkomende markten kunnen mede worden ondersteund door de zogeheten innovatiekredieten. Hierdoor zullen dergelijke projecten wel kunnen plaatsvinden. Dit past bij de keuze van het kabinet om ter stimulering van innovatie minder gebruik te maken van subsidies, en meer van kredieten. Hiervoor wordt per 1 januari 2012 het Innovatiefonds MKB+ gestart.

43

Kunt u nader ingaan op de kennisinstituten die zullen worden benut op de gekozen speerpunten? Welke instituten zijn dit en hoe wordt dit vorm gegeven?

In de Kennisbrief, die u binnenkort zal toegaan, staat aangegeven op welke wijze kennisinstituten betrokken worden bij zowel de programmering als de uitvoering van onderzoek op de vier speerpunten. Ik hanteer open en transparante procedures om in staat te zijn daarbij gebruik te maken van de best beschikbare kennis.

Op voorhand is niet aan te geven welke kennisinstituten hierbij een rol spelen of in welke mate hun kennis zal worden benut. Dat is afhankelijk van hun betrokkenheid bij de programmering en de kwaliteit van de kennis waarover zij beschikken.

44 en 45

Wat is de reden voor de stijging in 2012 voor het bedrag voor EKI?

De toerekening EKI kwijtschelding bedraagt 100 miljoen euro. Kunt u toelichten welke landen in 2012 naar verwachting voor deze reservering voor schuldkwijtschelding in aanmerking komen?

De EKI-reservering voor 2012 en latere jaren is voorlopig; de daadwerkelijke bedragen zijn nog onzeker en mede afhankelijk van de vooruitgang die landen, die zich kwalificeren voor het Heavily Indebted Poor Countries initiatief (HIPC), boeken. Het aantal landen dat in aanmerking komt voor een HIPC-behandeling neemt af. Inmiddels hebben reeds 30 landen het HIPC-traject succesvol afgerond en schuldkwijtschelding gekregen. Ivoorkust is een voorbeeld van een land dat mogelijk in 2012 voor schuldkwijtschelding in aanmerking komt.

46

Waarom worden geen middelen meer toegewezen aan sport en OS? Welke resultaten zijn bereikt met de ingezette middelen?

BZ zal het sport en OS programma voortzetten. Hiervoor is een bedrag van 1 mln euro per jaar gereserveerd. Het programma is onder meer gericht op opleidingen en sportstructuren om kwetsbare groepen (jongeren, vrouwen en gehandicapten) duurzaam te bereiken. Het Programma is in 2011 positief geëvalueerd door NCDO.

47

Kunt u een stand van zaken geven van de landen waar wij in 2012 definitief uit de onderwijssector verdwenen zullen zijn als gevolg van de bezuinigingen op onderwijs?

In de meerjarige planning is voorzien dat de programma’s ter ondersteuning van basic education in Benin, Ethiopië, Ghana, Mozambique, Rwanda en Nicaragua eind 2011 worden beëindigd als gevolg van de bezuinigingen op en ombuigingen in de onderwijssector. Eeveneens is voorzien dat de samenwerking met Kaapverdië op het gebied van beroepsonderwijs eind 2011 af loopt.

48

Kunt u aangeven waarom u uitgaven aan SRGR en HIV/aids als prioriteit beschouwt maar hier eveneens op bezuinigt getuige de uitgaven die vallen onder 05.04?

Zie het antwoord op vragen 104, 106, 108, 110 en 113 voor een toelichting op alle mutaties. Ten opzichte van de verwachte uitgaven in 2011 wordt in 2012 een daling voorzien in het budget voor HIV/Aids. Deze is grotendeels te verklaren doordat het Health Insurance Fund en enkele Product Development Partnerships vanaf 2012 worden geschaard onder de uitgaven voor gezondheidszorg algemeen. Dit is onderdeel van de aanpassing in de begrotingsindeling die tot doel heeft een zuivere koppeling tussen doel en middelen tot stand te brengen. De daling op het totaal budget van 370 naar 336 mln is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de geplande uitgaven voor gezondheidszorg algemeen, met name in de partnerlanden. Zowel het budget voor SRGR als het budget voor de drie sub-thema’s samen zullen vanaf 2012 stijgen.

De ramingen voor 2012 in de begroting van 2011 bevatten op alle drie sub-thema’s nog bedragen voor MFS/TMF activiteiten. In 2012 zullen alle projecten onder het Thematisch Medefinancierings Fonds en het MFS I zijn afgerond. MFS II valt in zijn geheel onder operationele doelstelling 5.2

49

Wat moet verstaan worden onder groen onderwijs van hoge kwaliteit (ISRIC)?

Het betreft hier de financiering van het ISRIC in Wageningen. Dit instituut houdt zich bezig met bodem- en wateronderzoek en onderhoud een mondiaal informatiesysteem over bodemsoorten en hun kwaliteit. Deze middelen maken onderdeel uit van de begroting van EL&I.

50

Waarom zijn er in 2012 geen uitgaven meer voor projecten via UNODC? Welke projecten zullen hierdoor niet meer gefinancierd worden? Gaat dit bijv. om het project in de Shim La Tewa gevangenis in Mombasa? Wat zullen de gevolgen hiervan zijn?

Zoals aangegeven bij beantwoording van de Kamervragen bij de HGIS-nota van 2011 liep dit specifieke samenwerkingsprogramma van VWS met UNODC op het terrein van «harm reduction» in Oost Europa en Rusland af in 2010. Het project rondom de opbouw van de Shimo Le Tewa rechtszaal en gevangenis, waaraan UNODC een door de EU-gefinancierde bijdrage levert, staat hier volledig los van. Nederland heeft aan dit project geen directe bijdrage geleverd.

In de periode 2012 – 2013 financiert Nederland wel diverse andere UNODC-activiteiten. Het betreft onder meer projecten in het kader van piraterij- en corruptiebestrijding en binnen de justitiële sector. Toekomstige, aanvullende Nederlandse financiering van UNODC-activiteiten is afhankelijk van eventuele voorstellen van UNODC en in hoeverre deze aansluiten bij de Nederlandse beleidsprioriteiten.

51

Welke factoren liggen ten grondslag aan een eventueel tekort aan Mton en JI/CDM rechten waardoor het «pessimistisch scenario» werkelijkheid wordt? Wat wordt gedaan om te voorkomen dat dit pessimistische scenario werkelijkheid wordt?

Een tekort of overschot aan JI/CDM is afhankelijk van twee factoren. De uiteindelijke emissies in de Kyoto periode, die nu nog voornamelijk afhangen van hoe mild of streng de komende winters zullen zijn, en hoeveel emissierechten de door Nederland gecontracteerde CDM- en JI-projecten (zullen) opleveren.

52 en 56

Welke stappen zal het kabinet nemen als de doelstelling uit het Kyoto Protocol in gevaar dreigt te komen, hetgeen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving mogelijk is met maximaal 17 Mton? Heeft het kabinet daar een bedrag voor gereserveerd?

Betekent de verwachting dat niet alle gecontracteerde emissie rechten geleverd zullen worden en er een besparing van 88.5 miljoen ingeboekt wordt, dat de Kyoto doelstelling door Nederland naar verwachting niet gehaald gaat worden?

Nog dit jaar zal de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief over de stand van zaken ten aanzien van het realiseren van de Kyoto-doelstellingen naar de Tweede Kamer sturen, waarin deze vragen meegenomen zullen worden.

53 en 57

Kunt u een opsomming geven van alle projecten aangaande internationaal milieu en waterbeheer en de uitgaven die met deze projecten gemoeid zijn? Hoe verhouden de uitgaven voor deze projecten in 2012 zich tot de uitgaven in 2011?

Wat voor programma’s en projecten vallen onder duurzaam milieugebruik wereldwijd?

Naast de in de tabel op blz. 14 en 15 van de HGIS-nota genoemde activiteiten (o.a. «Partners voor Water», CO2-reductieprogramma’s) dragen de onder begrotingshoofdstuk V, Artikel 6 ressorterende programma’s bij aan internationaal milieu- en waterbeheer. De concrete activiteiten die zullen worden uitgevoerd in 2012 zijn vermeld op pagina 71 en 72 van de Memorie van Toelichting.

6.1 Duurzaam milieugebruik wereldwijd

Geplande uitgaven voor de programma’s in mln EUR

2011:

2012:

– Klimaat, (hernieuwbare) energie en milieutechnologie

146

146

– Ecosystemen en duurzame productieketens

59

41

– Internationaal milieubeleid en instrumenten

58

62

Enkele belangrijke activiteiten zijn het Promoting Renewable Energy Program (PREP), ondersteuning van de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank, het Global Environment Fund, UNEP, en een nationaal programma in Ghana gericht op verbeterd milieubestuur.

6.2 Waterbeheer

– Integraal waterbeheer

76

100

– Drinkwater en sanitatie

80

81

Enkele belangrijke activiteiten op het gebied van water zijn de nieuwe faciliteit voor publiek-private partnerschappen, de drinkwater- en sanitatieprogramma’s van UNICEF, de Water Supply and Sanitation Collaborative Council en het Bangladesh Rural Advancement Committee (BRAC) en opgeschaalde bestaande publiek-private partnerschappen zoals Aqua for All. Daarnaast worden in vijf tot zeven geselecteerde partnerlanden intensieve waterprogramma’s ontwikkeld, die in 2012 van start zullen gaan.

54

Wat is het gelet op het verwachte overschot de noodzaak voor de regering om te persisteren in het verwerven van uitstootrechten van dubieuze herkomst afkomstig van Chinese fabrieken die extra veel afvalgas HFC-23 zijn gaan produceren, om dat vervolgens te verbranden en zo extra uitstootrechten te genereren?

De levering van gecertificeerde emissiereducties afkomstig van HFK-23 projecten in China vloeit voort uit in 2005 getekende koopcontracten welke contractueel dienen te worden nagekomen. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft in zijn brief van 18 januari 20113 overigens reeds aangegeven dat onderzoek van de Verenigde Naties in 2010 naar de geloofwaardigheid van deze emissierechten heeft uitgewezen dat alle bestaande projecten voldoen aan de officiële regels. Er is geen bewijs dat op dubieuze wijze extra uitstootrechten zijn gegenereerd.

55

Op basis waarvan is besloten het programma Partners voor Water met zes jaar te verlengen? Wat waren de doorslaggevende positieve resultaten? Hoeveel armen in ontwikkelingslanden zijn m.b.v. dit programma bereikt?

Het programma Partner voor Water (PvW) is voor zes jaar verlengd op basis van een positieve evaluatie van de eerste fase en de goedkeuring door de Tweede Kamer van het Nationaal Waterplan. Positieve resultaten waren: 1) sterkere bundeling van krachten in de Nederlandse watersector om de internationale positie van de sector (publieke en private sector, kennisinstellingen en NGO’s) te versterken en zo een bijdrage te leveren aan oplossingen voor de wereldwaterproblematiek; 2) profilering van de Nederlandse watersector resulterend in een toename van de omzet van de sector in het buitenland; en 3) toepassing van diverse innovatieve technologieën en methodologiën in het ontwikkelingsproces in PvW landen. Het programma Partner voor Water is niet gericht op armoedebestrijding; het betreffen hier HGIS non-ODA middelen. Wel hebben sommige programma’s positieve neveneffecten voor arme mensen, zoals de bijdrage aan overstromingsbestrijding van Jakarta en de internationale agendering van de noodzaak tot klimaatadaptatie in de watersector door het Cooperative Program on Water & Climate.

58

Bij punt 8.01 daalt het ODA-gedeelte van de bijdrage voor de verspreiding van de Nederlandse cultuur, waarom daalt het ODA-gedeelte sterker dan het non-ODA gedeelte?

Op artikel 8.01 «Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur» dalen de ODA uitgaven sterker dan de non-ODA uitgaven. De bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking worden in een hoger tempo doorgevoerd en zijn omvangrijker dan bezuinigingen op andere terreinen.

59

Wat voor programma’s vallen onder het « Samen met ketenpartners het personenverkeer reguleren»? Waaruit blijkt dat dit ODA-ble is/mag zijn?

Uit het centrale fonds «migratie en ontwikkeling» met een jaarbudget van 9 miljoen (2011) worden verschillende projecten gefinancierd gericht op het management van migratie en op het ondersteunen van duurzame terugkeer en herintegratie. Het gaat hierbij deels om capaciteitsversterking van overheden in herkomstlanden van migranten maar ook om het ondersteunen van het vrijwillige vertrek en de duurzame terugkeer en herintegratie van afgewezen asielzoekers afkomstig uit ontwikkelingslanden.

Verder mogen de kosten van de eerste jaarsopvang van asielzoekers uit OECD-DAC-landen aan het ontwikkelingsbudget worden toegerekend.

Deze vorm van ondersteuning is ODA-ble aangezien het om de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen gaat afkomstig uit DAC-landen. Daarnaast draagt het via het versterken van de positie van kwetsbare groepen bij aan de verbetering van het welzijn van ontwikkelingslanden.

60

Heeft de herziening van het postennet wel of geen invloed op de kosten voor attachés? Zo ja, hoeveel?

In het kader van de herziening van het postennet wordt ook de presentie van attaches op de posten herzien. Doel is de bezetting op de post integraal en interdepartementaal te benaderen om slagkracht van een post te vergroten en synergievoordelen te kunnen behalen. Hiermee wordt binnen de HGIS een besparing gerealiseerd van euro 10,1 miljoen in 2015. Hierbij gaat het onder meer om ca. 20 minder attaché functies op posten, verdere integratie van de administratieve en secretariële ondersteuning op de post en vervanging van uitgezonden administratief en secretarieel personeel van de vakdepartementen door lokale of bestaande BZ-staf.

61

Welke factoren liggen ten grondslag aan de enorme stijging bij operationele doelstelling 09.01 tussen 2010 en 2011? Wat is de verklaring voor de enorme daling tussen 2011 en 2012?

Gezien de aard van het Niet-beleidsartikel 9 Geheim kan ik deze vraag niet beantwoorden.

62 en 63

Wat is de verklaring voor de enorme stijging van middelen op beleidsartikel 10.01?

Kunt u verklaren waarom de post nominaal en onvoorzien bijna verdubbelt in 2012?

Sinds 2003 is de omvang van de HGIS/non-ODA niet meer gekoppeld aan de BNP-ontwikkeling. Wel wordt de HGIS/non-ODA nog voor inflatie gecorrigeerd. Deze inflatiecorrectie is van jaar tot jaar in de vorm van structurele tranches geparkeerd op niet-beleidsartikel 10.1 «Nominaal en onvoorzien». De verdubbeling ontstaat door cumulatie van middelen die jaarlijks verdwijnt na uitdeling van een tranche. De middelen zijn bedoeld voor de noodzakelijke compensatie van loon en prijsstijgingen, koersontwikkeling en onvoorziene tegenvallers.

64

Kan een toelichting gegeven worden van wat de intertemporele kasschuiven in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 precies inhouden?

Ter verlichting van het generale beeld in 2012 in 2013 werden binnen de HGIS drie kasschuiven toegepast. Twee hiervan vonden plaats op de begroting van Buitenlandse Zaken (zowel ODA als non-ODA) en een op de begroting van Financiën (ODA).

66 en 96

Kunt u per land aangeven welke concrete afspraken zijn voortgekomen uit de gezamenlijke aanpak met donorlanden, voor de landen waar Nederlandse bijdrage ophoudt en/of substantieel terugloopt?

Kunt u per exit land aangeven welke specifieke afspraken zijn gemaakt met collega donoren over de financiële en inhoudelijke uitfasering en overdracht van de Nederlandse inzet?

De Tweede Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een brief over de exit-strategieën in de partnerlanden waarmee Nederland de samenwerking beëindigt. De exit-strategieën zijn recent opgesteld en worden nu beoordeeld. Het algemene beeld dat hieruit naar voren komt is dat het voor de verschillende exit landen werk-in-uitvoering is: ontwikkelingsprogramma’s zijn immers niet in alle gevallen onmiddellijk overdraagbaar aan andere donoren en het kost tijd geleerde lessen in kaart te brengen en evaluaties uit te voeren die onderdeel uitmaken van een verantwoorde overdracht aan andere donoren. Bij een aantal programma’s zijn er goede mogelijkheden tot overdracht. Bij andere wordt nog gezocht naar mogelijkheden. Dit betekent dat voor de verschillende exit-landen het uitfaseringsproces zich in verschillende fasen bevindt. Zie ook de antwoorden op MVT-vragen 194, 199 en 256.

67

Wat behelzen de taken en werkzaamheden van de (science) attaché in China en voor de belastingdienst?

De taak van de science attaché in China is versterking van de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en China. Onder zijn werkzaamheden vallen o.m. verdieping en verbreding van de wetenschappelijke betrekkingen tussen Nederlandse en Chinese partnerorganisaties en wetenschapsinstellingen, advisering en facilitering bij wetenschappelijke activiteiten en profilering van de Nederlandse wetenschap in China.

Het ministerie van Financiën heeft 5 douaneattachés die zijn gestationeerd in Brussel, Boedapest, Ankara, Moskou en Peking. Zij faciliteren de relaties met de douaneautoriteiten in het kader van diverse bilaterale samenwerkingsrelaties onder meer in het kader van de bestrijding van douanefraude. Zij  faciliteren daarnaast o.m. problematische verzoeken aan de buitenlandse diensten op het terrein van de wederzijdse bijstand douane (o.a. inlichtingenuitwisseling en rechtshulpverzoeken.)

De douaneattaché in China wordt naast het bovenstaande specifiek ingezet voor een twinningsproject tussen de douanediensten van Sjanghai en Rotterdam en een EU pilotproject «smart and secure trade lanes» in Shenzhen en mogelijk later Hongkong.

68

Welke programma's en projecten vallen onder internationalisering Nederlands bedrijfsleven? Waarom wordt hier ODA voor uitgetrokken? Waarom zijn er twee posten 15.40 opgenomen en wat is het verschil tussen beiden c.q. waarom verlopen op de ene post de uitgaven via de FAO? Wat is hiervan de ODA relevantie?

Vanaf 2012 valt het financiële instrumentarium voor de internationalisering van het Nederlands bedrijfsleven onder operationeel doel 15.40. Voor een totaaloverzicht van deze instrumenten wordt verwezen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op pagina 98 van die begroting staat een tabel waarin het financiële instrumentarium wordt genoemd en toegelicht.

Als gevolg van de subsidietaakstelling vindt een afbouw en omvorming van dit EL&I instrumentarium plaats. Belangrijkste wijzigingen zijn de omvorming van Prepare2Start naar een nieuwe aanpak voor starters, het «Starterspakket», de omvorming van 2g@there naar een instrument voor Publiek Private Samenwerking, de uitfasering van het gehele Overige Programmatische Pakket, en de opzet van een transitiefaciliteit. Vooralsnog zal de transitiefaciliteit zich richten op Zuid-Afrika, Colombia en Vietnam en kent dit instrument een gezamenlijke beleidsverantwoordelijkheid van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het ODA-deel van het instrumentarium dat onder 15.40 valt betreft de ODA bijdrage aan het Package4Growth programma. Dit zijn niet-commerciële projecten op het gebied van duurzaamheid.

Daarnaast worden op dit operationele doel ook de middelen geraamd voor de bijdragen aan de internationale organisaties, waaronder UNEP en FAO. De contributie aan de FAO stond voorheen opgenomen op de begroting van LNV. Voor de zichtbaarheid is deze contributie separaat in de tabel opgenomen. Conform de OESO/DAC-criteria wordt een deel van deze contributie toegerekend aan ODA.

70

Uit de HGIS nota 2011, p. 24–27 blijkt dat er voor 2011 157 mln begroot stond onder het reproductieve gezondheidszorg budget voor ODA aan partnerlanden. Hoeveel hiervan was bilaterale hulp? Hoeveel van deze bilaterale hulp is daadwerkelijk uitgegeven? Hoeveel van deze bilaterale hulp is daadwerkelijk uitgegeven aan SRGR projecten? Hoe verhoudt zich dit tot de geplande bilaterale uitgaven voor 2012 voor SRGR van 30 mln?

Het begrote totaal voor reproductieve gezondheid (5.5) in de partnerlanden bedroeg EUR 97 mln, dat voor HIV/Aids (5.4) bedroeg EUR 25 mln, in totaal € 122 mln. Al deze geplande bedragen waren bestemd voor bilaterale hulp. Zoals uit de tabel bij het antwoord op vraag 404 n.a.v. de begroting is aangegeven vielen onder de operationele doelstelling 5.5 (reproductieve gezondheid) echter ook de uitgaven voor gezondheidszorg algemeen. Uit deze tabel blijkt ook wat de verwachte daadwerkelijke uitgaven in 2011 aan zowel HIV/Aids, gezondheidszorg algemeen en SRGR zijn geweest.

72

Wat is de verklaring voor het gegeven dat het BNP gelijk is aan het BBP? Kunt u een berekening maken van BBP naar BNP?

De BNP-raming is gebaseerd op de MEV van het CPB. Desgevraagd gaf het CPB aan dat het BNP wordt berekend door het BBP te corrigeren voor het saldo primaire inkomens met het buitenland en dat dit saldo in 2012 inderdaad ongeveer nul is.

73

Is er ook sprake van een afname vanwege een eindejaarsmarge in respectievelijk 2010 en 2011? Zo ja, hoeveel bedragen deze eindejaarsmarges en waar in de begroting worden deze genoemd?

De eindejaarsmarge over 2010 heeft geen effect op het ODA-budget in 2012. Effecten van de eindejaarsmarge 2011 worden pas na afloop van het begrotingsjaar 2011 duidelijk.

74 en 105

Kunt u uiteenzetten hoe de uitgaven voor de IDA-14, 15 en 16 zijn geraamd voor de komende jaren?

Bent u voornemens (nieuwe) IDA programma’s te financieren en hoeveel geld wordt hiervoor opgenomen in de Rijksbegroting?

De tabel geeft een uitsplitsing van de totale geraamde uitgaven (zie begroting IXB) voor IDA en de kapitaalverhoging bij IBRD) voor de jaren 2011–2016.

Het totaal aan betalingen onder IDA-14, IDA-15 en IDA-16 is juridisch verplicht. In het jaar dat de betalingsverplichting wordt aangegaan wordt er in de begroting hiervoor een verplichting opgenomen. Verder worden er kasramingen voor deze verplichtingen opgenomen. Hoewel het kastritme kan worden aangepast, kan het totaal aan betalingen onder de programma’s niet meer wijzigingen. Het betalingsschema voor IDA-16 wordt op dit moment in overleg met IDA nog definitief vastgesteld en eventuele aanpassingen zullen bij de voorjaarsnota worden verwerkt.

Bij de ramingen wordt in eerste instantie getracht grote uitschieters in de totale jaarlijkse betalingen aan de Wereldbank zo veel mogelijk te vermijden. Het gebruik van kasschuiven, waarmee fluctuaties in het ODA-budget worden opgevangen, vormt de belangrijkste verklaring voor eventuele verschillen in jaarlijkse betalingen.

Voor de eerstvolgende middelenaanvulling (IDA-17), waarvoor de onderhandelingen in 2013 plaatshebben en de eerste betaling in 2015 plaatsvindt, zal een stelpost worden opgenomen die in reële termen gelijk is aan de bijdrage voor IDA-16. De daadwerkelijke bijdrage aan IDA-17 zal echter tijdens de onderhandelingen worden bepaald.

Uitgaven, in euro's, x 1 000
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

IDA-14

122 925

 

 

     

IDA-15

214 280

147 293

21 692

116 887

   

IDA-16

 

0

0

131 472

341 894

222 290

IBRD

 

11 179

11 523

11 263

11 096

11 096

 

           

Totaal uitgaven

337 205

158 472

33 215

259 622

352 990

233 386

75

Kunt u aangeven waarom de toegezegde kasschuif van 200 miljoen van 2011 naar 2012 niet terugkomt in de ODA-plafondberekening voor 2012?

Deze kasschuif betrof de klimaatmiddelen additioneel aan de 0,8% BNP. In het Regeerakkoord is de additionaliteit van deze middelen geschrapt (als onderdeel van de bezuiniging op het ODA-budget).

76

Kunt u aangeven met welke bedrag de ODA-begroting 2011 en 2012 is bijgesteld door de verwachte lagere toename van het BNP ten opzichte van respectievelijk de VJN 2011 en MEV 2010? Kunt u daarnaast aangeven waar de daling van het ODA-budget terecht is gekomen?

Onderstaande tabel toont de mutaties in het ODA-budget voor 2011 en 2012 ten opzichte van de MvT van vorig jaar:

De tabel op blz. 40 van de HGIS-nota 2012 laat zien op welke uitgaven de daling van het ODA-budget terecht is gekomen.

77, 79, 80 en 81

Kunt u specificeren hoe post onderwijs en onderzoek in Mali, Oeganda en Bangladesh worden besteed? Hoe worden uitgaven verdeeld over a) onderwijs en b) onderzoek; welk deel van dit bedrag wordt bestemd voor basisonderwijs en welk deel voor voortgezet of beroepsonderwijs; welk deel van dit bedrag heeft tot doel de achterstanden van meisjes in onderwijs weg te werken; welk deel van dit bedrag is erop gericht specifiek onderwijskwaliteit te versterken?

Kunt u aangeven of er voldoende financiering beschikbaar is voor de goede uitvoering van het basisonderwijsprogramma van de Malinese overheid, indien positief wordt besloten over de aanvraag van Mali bij het Global Partnership for Education? En in het geval van Oeganda?

Kunt u toelichten welke afspraken er zijn gemaakt m.b.t. overname van de door Nederland gefinancierde onderwijsprogramma’s in Oeganda door andere donoren? Klopt het dat België en Ierland dit niet gaan doen? Is USAID bijvoorbeeld bereid om de gehele Nederlandse verantwoordelijkheid over te nemen? Kunt u daarbij ingaan op het Education Development Partners Platform en de donoren die daar actief blijven?

Welke verantwoordelijkheid ziet de Nederlandse overheid voor zichzelf ten aanzien van governance in het onderwijs in Oeganda en welke activiteiten zijn daarvoor gepland? Kan met het huidige ambitieniveau voldoende voortgang verwacht worden op dit gebied?

Voor de antwoorden op deze vragen verwijs ik u naar de brief over de afbouw van onderwijs die de Kamer binnen afzienbare termijn – voor de begrotingsbehandeling – zal toegaan. Deze brief zal gebaseerd zijn op de exitstrategieën onderwijs van de ambassades.

78, 83 en 98

Kunt u toelichten welke afspraken zijn gemaakt m.b.t. overname van de door Nederland gefinancierde programma’s door andere donoren?

Welk bedrag is in die verschillende exitlanden gereserveerd voor basisonderwijs, en voor andere onderwijsactiviteiten?

De begroting voorziet in middelen om in de landen waaruit Nederland zich terugtrekt de exitstrategie te betalen. Welk bedrag is in die verschillende exitlanden gereserveerd voor basisonderwijs, en voor de overige onderwijsactiviteiten?

Ambassades in exitlanden werken momenteel aan exitstrategieën voor onderwijs en verkennen de mogelijkheden om afspraken met andere donoren te maken voor het overnemen van Nederlandse activiteiten. Voor de afbouw van de onderwijsprogramma’s in deze landen is in de MvT 2012 voor 2012 een bedrag van EUR 40 miljoen begroot. Ambassades in partnerlanden hebben eind september voorstellen ingediend voor de inzet van het verlaagde onderwijsbudget voor de ondersteuning van de beleidsspeerpunten, bijvoorbeeld via beroepsonderwijs. Deze voorstellen worden momenteel beoordeeld; besluitvorming hierover vindt plaats in december 2011. Bij Voorjaarsnota 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitief toegekende budgetten.

De Tweede Kamer zal voor de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken een appreciatie toegaan over de exitstrategieën in alle partnerlanden waarmee Nederland de samenwerking beëindigt.

82

Kunt u toelichten welke afspraken er zijn gemaakt m.b.t. de overname van de voorheen door Nederland gefinancierde programma’s door andere donoren zoals bijvoorbeeld de ADB en door de overheid van Bangladesh zelf.

In 2009 (na het bezoek van de toenmalige Nederlandse Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan Bangladesh) is Nederland in Bangladesh begonnen met het ombuigen van de Nederlandse inbreng richting beroepsonderwijs. Nederland heeft in 2011 aan de overheid en de donorgroep aangegeven dat Nederland geen bijdrage zal geven aan de nieuwe fase van het basisonderwijsprogramma. Voor bestaande door Nederland gefinancierde onderwijsprogramma’s hoeven geen verdere afspraken gemaakt te worden met andere donoren of met de overheid van Bangladesh. De Ambassade streeft ernaar de lopende programma’s uit te voeren zoals in de contracten is vastgelegd, met dien verstande dat programma’s zoveel mogelijk worden omgebogen richting beroepsonderwijs en naar de drie door de ambassade uit te voeren speerpunten water, SRGR en voedselzekerheid. Bij vier (BRAC education, Campe, FIVDB, UCEP) van de vijf programma’s is dit al het geval. Bijvoorbeeld het BRAC education programma, dat met name meisjes als doelgroep heeft, wordt met elementen van SRGR en voedselzekerheid versterkt.

83 en 84

Kunt u per partnerland inzicht geven in de budgetten die in de begroting 2011 voor 2012 werden begroot?

Kunt u per partnerland en exit land aangeven, welk bedrag in de begroting voor 2011 werd begroot voor 2012?

85 en 86

Kunt u per partnerland aangeven wat binnen het artikel 4.1/4.3 Voedselzekerheid/private sector ontwikkeling de verdeling is tussen de bestedingen op Voedselzekerheid en de bestedingen op Private sector ontwikkeling in 2012. En wat is er op deze artikelen per partnerland begroot in 2013, 2014 en 2015.

Waarom zijn artikel 4.1 voedselzekerheid en 4.3 private sectorontwikkeling samengebracht onder een uitgavenpost in het landenoverzicht?

In de Rijksbegroting 2011 was de operationele doelstelling, «4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden» opgenomen. Omdat veel lopende activiteiten op posten nog onder dit laatste artikel vallen maar tegelijkertijd voedselzekerheid als prioriteit is toegevoegd, is er voor gekozen deze samen onder een uitgavenpost in de begroting op te nemen. De achterliggende reden is dat activiteiten op het terrein van voedselzekerheid en private sector ontwikkeling nauw met elkaar zijn verbonden.

De ambassades in de partnerlanden hebben hun meerjarige strategische plannen voor voedselzekerheid en private sector ontwikkeling 30 september moeten indienen. Na goedkeuring van de meerjarige strategische plannen van de ambassades zal inzichtelijk gemaakt kunnen worden hoe de verdeling van de bestedingen tussen voedselzekerheid en private sector ontwikkeling is.

87

Kan van ieder partner- en transitieland de geplande ODA-uitgaven over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 weergegeven worden (bijlage 5a)?

Het is nog niet mogelijk een overzicht te geven van de toegekende budgetten voor 2012 t/m 2014. Eind september hebben de ambassades voorstellen ingediend voor hun budgetten in de periode 2012–2015. Deze voorstellen worden momenteel beoordeeld; besluitvorming hierover vindt plaats in december 2011. Bij Voorjaarsnota 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitief toegekende budgetten.

In de tabel hieronder wordt een overzicht gegeven van de uitgaven per partner- en transitieland voor de jaren 2010 tot en met 2012, waarbij de bedragen voor 2012 betrekking hebben op de begrote bedragen in de MvT 2012:

Hoewel de bedragen in 2012 in de meeste gevallen lager zijn dan in 2011, stijgt het aandeel van het bilaterale kanaal in het totale ODA-budget naar verwachting van 26% in 2011 naar 28% in 2012. De inzet is tevens dat de bilaterale budgetten in de partnerlanden vanaf 2012 verder toenemen.

88

Kunt u de ODA-uitgaven per partnerlanden, opgesplitst per thema, toesturen voor de jaren 2011 en 2013?

Het is nog niet mogelijk een overzicht te geven van de toegekende budgetten voor 2013. Eind september hebben de ambassades voorstellen ingediend voor hun budgetten in de periode 2012–2015. Deze voorstellen worden momenteel beoordeeld; besluitvorming hierover vindt plaats in december 2011. Bij Voorjaarsnota 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitief toegekende budgetten.

De verwachte ODA-uitgaven per partnerland en thema voor 2011 luiden als volgt:

89

Is het juist dat er helemaal geen bilaterale uitgaven op SRGR en HIV/aids plaatsvinden in Kenia in 2012? Wat is de overweging hierbij geweest? Kunt u aangeven of wij via het multilaterale en/of maatschappelijke kanaal wel op dit thema inzetten in Kenia? Zo ja, welke?

De Meerjarige Strategische Plannen, waaronder dat van Kenia, worden momenteel beoordeeld. Als die beoordeling is afgerond kan ik u informeren over de geplande uitgaven via het bilaterale kanaal in Kenia. Daarnaast ontplooit de Unite for Body Rights alliantie onder MFS II activiteiten in Kenia.

90

Hoeveel extra geld is in 2012 toegekend voor de partnerlanden, in aanvulling op de reeds begrote bedragen, voor de prioriteit voedselzekerheid/PSD?

De intensivering bedraagt EUR 81 mln.

92

Kan voor ieder exit-land de geplande ODA-uitgaven over de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 weergegeven worden?

Het is nog niet mogelijk een overzicht te geven van de toegekende budgetten voor 2012 t/m 2014. Eind september hebben de ambassades voorstellen ingediend voor hun budgetten in de periode 2012–2015. Deze voorstellen worden momenteel beoordeeld; besluitvorming hierover vindt plaats in december 2011. Bij Voorjaarsnota 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitief toegekende budgetten.

De verwachte ODA-uitgaven voor ieder exit-land in 2011 en 2012 luiden als volgt (n.b. de bedragen voor 2012 hebben betrekking op de begrote bedragen in de MvT 2012):

* Een deel van dit budget zal worden overgeheveld naar het partnerland Zuid-Soedan.

94, 95 en 100

Zijn er voorzieningen getroffen om te voorkomen dat er na afloop van de exit-fase alsnog problemen ontstaan in de overdracht van onderwijsprogramma’s, d.w.z. aan het eind van 2013 of 2014? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Op welke manier wordt gewaarborgd dat interventies gericht op verhoging van kwaliteit van onderwijs een duurzaam effect hebben?

Welke voorzieningen zijn er om te voorkomen dat er na afloop van de exit-fase alsnog problemen ontstaan in de overdracht van onderwijsprogramma’s, d.w.z. aan het eind van 2013 of 2014? Wat wordt er gedaan om interventies gericht op verhoging van kwaliteit van onderwijs (en de Nederlandse investering daarin) hun duurzaam effect te laten krijgen? Wat wordt gedaan om interventies gericht op de participatie van meisjes in onderwijs (en de Nederlandse investering daarin) hun duurzaam effect te laten krijgen.

De exit-fase in partnerlanden waaruit Nederland zich terugtrekt krijgt vorm door een zorgvuldige landenspecifieke exit- of transformatiestrategie. Hiervoor zijn financiële middelen beschikbaar. Zo is in 2012 voor de afbouw van de onderwijsprogramma’s een bedrag van EUR 40 miljoen beschikbaar. Daarnaast zet Nederland zich in om samen met de ontvangende landen, het Global Partnership for Education (het vroegere Fast Track Initiative/FTI) en andere donoren te bezien hoe de bereikte resultaten kunnen worden verduurzaamd. Zo draagt Nederland de komende jaren jaarlijks EUR 30 miljoen bij aan het Global Partnership for Education voor investeringen in onderwijshervorming en in de opbouw van de onderwijssector in ontwikkelingslanden. De meeste voormalige Nederlandse partnerlanden kunnen daar een beroep op doen. Onderwijs aan meisjes is een van de speciale aandachtspunten binnen het Global Partnership for Education.

Tevens zal Nederland de lopende overeenkomsten naleven met internationale en regionale instellingen die een bijdrage leveren aan onderwijskwaliteit en deelname van meer meisjes aan het onderwijs. Dat zijn onder meer het Forum for African Women Educationalists (FAWE), het Consortium voor de Monitoring van Onderwijskwaliteit in Zuidelijk en Oost Afrika (SAQMEC), en enkele UNESCO-instituten met belangrijke instrumenten voor advisering over en het meten van onderwijskwaliteit, zoals het International Institute for Educational Planning, Het Institute for Statistics (UIS) en het Global Monitoring Report.

97 en 114

Op welke manier worden de posten betrokken bij het ondersteunen van o.a. het aanvragen van middelen bij het Global Partnership for Education-Fund, en het vinden van donoren voor het onderwijsprogramma?

Hebben de posten in deze landen nog capaciteit om deze landen te ondersteunen bij o.a. het aanvragen van middelen bij het Global Partnership for Education-Fund, en het vinden van donoren voor het onderwijsprogramma?

Op posten in exitlanden die de komende tijd nog beschikken over onderwijsdeskundigen, zoals Bolivia en Zambia, kunnen deze worden ingeschakeld bij het ondersteunen van aanvragen voor bijdragen bij het Global Partnership for Education en het vinden van donoren voor het onderwijsprogramma.

99

Welke activiteiten op het gebied van mensenrechten en goed bestuur worden er uitgevoerd en/of gefinancierd in Pakistan?

Sr. #

Commitment

(EURx1000)

2010–2013

Project Title

Duration

Description

Beneficiary & Implementation

Modality

Sector

Existing coordination

01

1,987

Political Party Programming in Pakistan

01/08/08- 01/08/11

Strengthening organisational capacities of (all) political parties in Pakistan;

Political parties

NGO; NDI

Democracy, governance

NL, UK, Norway

02

693

Training course for Pakistani (and Bangladeshi) diplomats

01/01/09

– 31/12/11

Training modules for young Pakistani and Bangladeshi diplomats, in cooperation with the Foreign Service Academy

Pakistani diplomats

Clingendael Institute

Democracy, governance

NL, GoP

03

140

Training in International Criminal Law for Pakistani Judges

01/04/09 -

31/12/11

Training of Pakistani judges from Supreme Court and High Court on international criminal law

The Hague Forum

Governance

NL, GoP

04

3 500

Supporting Transparency, Accountability, and Electoral Processes in Pakistan

2009–2012

Promote effective, transparent, and accountable governance that addresses the critical challenges facing Pakistan today (a.o. election monitoring)

NGOs:

The Asia Foundation

Governance, democracy

NL, and DFID

05

3,500

SPO-Programme

Strengthening Civil Society Networking

2009–2013

Enhanced capacity of community organizations to practice and promote democracy for social justice, peace, and social harmony with increased level of accountability and transparency

Local population

NGOs: Strengthening Participatory Organization

Democracy, governance

NL, AusAid, BHC (British High Commission)

06

1,500

Security Council resolution 1325 (about violence against women in conflicts)

2009–2012

Enhancing peace and security through integration of women’s human rights in Pakistan for IDP’s and refugees

UNWOMEN and CSOs

Human rights, Peace and security

NL, GoP, UNWO

MEN, Norway

07

1,700

Strengthening democracy through Parliamentary development

2009–2013

Assist members of both houses of Parliament in enhanced performing legislative and representative functions

UNDP

Governance, Democracy

NL, GoP, UNDP

08

150

National ADR and Mediation conference

2010–2011

Plan future development of ADR (alternative dispute resolution)

IFC

Governance

NL, GoP, IFC

09

400

Human rights NGO development fund II

2011–2012

Strengthening women’s economic rights, rights minorities, detainees

Small NGO’s; the Asia Foundation

Human rights

NL, NGO’s

– NDI; National Democratic Institute

– GoP; Government of Pakistan

– IFC; International Finance Corporation

– SPO: Strengthening Participatory Organizations

101

Is er ook financiële inzet op operationele doelstelling 6.2 die afkomstig is van andere departementen? En hoe wordt er op deze doelstelling samengewerkt?

De vraag verwijst naar de Non-ODA-tabel in de HGIS-nota. Operationele doelstelling 6.2 betreft alleen ODA-middelen.

Er wordt op het gebied van waterbeheer intensief samengewerkt met andere departementen. In het kader van het interdepartementale Water Mondiaal programma (non-ODA) richt de samenwerking zich vooral op het tot stand brengen en verbreden van duurzame relaties tussen bedrijven en organisaties actief in de Nederlandse watersector, en die in deltalanden als Bangladesh en Vietnam. Water Mondiaal is een samenwerkingsverband van de ministeries van BZ/OS, IenM en EL&I en wordt beheerd door IenM.

Een tweede voorbeeld van samenwerking op het gebied van water betreft het International Water and Sanitation Centre (IRC). Het IRC speelt als kenniscentrum, innovator en «change agent» een belangrijke internationale rol op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne. Het departement voor I&M draagt via de HGIS non-ODA begroting samen met BZ/OS bij aan de uitvoering het business plan van het IRC. Daartoe hevelt I&M jaarlijks EUR 676 000 over naar HGIS. BZ/OS is verantwoordelijk voor beheer en monitoring.

102

Kan een overzicht gegeven worden van welk bedrijfsleven binnen ieder van de negen topsectoren gefinancierd zal worden met ontwikkelingsgeld? Hoeveel budget is per topsector beschikbaar?

Topsectoren kunnen gebruik maken van een aantal programma’s van ontwikkelingssamenwerking. De financiële middelen hiervoor zijn voor 2012 EUR 200 mln. oplopend naar EUR 300 in 2015. Deze gelden zijn niet per topsector gealloceerd.

Voor publiek private partnerschappen voor de beleidsprioriteit voedselzekerheid en PSD is EUR 25 mln. op jaarbasis beschikbaar waar vooral de topsectoren Agro Food en Tuinbouw van kunnen profiteren. Vanaf 2013 komt er voor de prioriteit Voedselzekerheid geld beschikbaar voor kennis en onderwijs (EUR 15–30 mln per jaar) waar de sectoren Agro Food en Tuinbouw op kunnen inspelen. Voor de prioriteit water zal op jaarbasis EUR 30 mln beschikbaar zijn waar de sector Water met goede publiek private partnerschap initiatieven toegang tot heeft. Het resterende deel van de OS gelden staat in principe open voor alle topsectoren, hoewel de OS prioriteiten prevaleren.

103 en 107

Kunt u ingaan op de keuze van de korting op noodhulp van EUR 80 miljoen?

Kunt u aangeven waardoor het budget voor Humanitaire hulp voor 2012 daalt met 80 miljoen? Kunt u aangeven waar u invulling geeft aan de in de basisbrief genoemde handhaving van het budget voor Humanitaire Hulp/Noodhulp?

De Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking vermeldt dat bij de bezuinigingen noodhulp zoveel mogelijk zal worden ontzien.

In de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen dat voor de middencategorie (waaronder noodhulp) vanuit beleidsmatige overwegingen besloten is om beperkte bezuinigingen door te voeren. Het aandeel voor noodhulp op de gehele OS-begroting blijft vrijwel gelijk.

104, 106, 108, 110 en 113

In de HGIS nota, bijlage 7 staat vermeld dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van 65 miljoen euro ten gunste van het speerpunt SRGR en komt het totaal uit op 224 miljoen euro. Kunt u in detail weergeven waar deze 65 miljoen euro extra bijkomt? Bij welke financieringskanalen/organisaties en met welke SRGR doelstelling? En kunt u aangeven welk deel van de 224 miljoen euro SRGR betreft en hoeveel van dit bedrag naar gezondheid gaat?

Kunt u in detail aangeven waar de verschuiving ten nadele van Hiv/Aids van 207 miljoen euro in mindering wordt gebracht, zoals die wordt vermeld in bijlage 7 van de HGIS nota: in welke financieringskanalen/organisaties en met welke Hiv/Aids doelstellingen?

Kunt u specificeren welke programma’s zijn gestopt als gevolg van de mutatie van 207 miljoen euro Hiv/Aids? Welke extra programma-uitgaven worden begroot als gevolg van de mutatie van 65 miljoen euro op SRGR en gezondheid?

In de HGIS nota 2012, p. 40, bijlage 7 worden de bedragen voor SRGR en gezondheid opgeteld tot een bedrag van 224 miljoen onder het nieuwe artikel 5.4. Dit artikel wordt vergeleken met het oude artikel 5.5 SRGR en gezondheid in de begroting van 2011 met een bedrag van EUR 159 miljoen. Welk bedrag van deze EUR 159 miljoen is naar SRGR gegaan? Wat is er gefinancierd met dit bedrag? Wat is er gefinancierd met het resterende bedrag? Welke criteria heeft u gebruikt om binnen deze oude budgetlijn iets als SRGR te definiëren of als algemene gezondheid?

Kunt u de volgende bedragen toelichten die door het ministerie zijn genoemd in verband met intensivering op SRGR: de 65 miljoen euro uit de HGIS nota 2012 (pagina 40), de stijging van 12% uit het persbericht «Aan de slag met het nieuwe ontwikkelingsbeleid» (d.d. 20 september 2011), en de 3 miljoen euro intensivering (beantwoording Kamervragen Hachchi, d.d. 28 september 2011)?

De tabel in bijlage 7 van de HGIS-nota legt een verband tussen de begroting 2012 volgens de huidige Memorie van Toelichting en de begroting 2012 in de Memorie van Toelichting van vorig jaar. Op deze manier wordt inzicht gegeven in de bezuinigingen op artikelniveau. Dit is echter lastiger voor het thema gezondheid, gegeven de opzet van de tabel in bijlage 7. In de begroting 2012 in de huidige Memorie van Toelichting zijn de voormalige operationele doelstellingen 5.4 (Hiv/aids, malaria etc.) en 5.5 (SRGR) namelijk voor het eerst samengevoegd in één operationele doelstelling 5.4, waarbinnen de drie sub-thema’s SRGR, hiv/aids en gezondheid apart worden onderscheiden. In de vorige Memorie van Toelichting waren de uitgaven op deze drie thema’s toegedeeld aan twee operationele doelstellingen, waardoor een exact inzicht in de verdeling over de drie thema’s ontbreekt. Deze ongewenste situatie is rechtgezet in de huidige Memorie van Toelichting; het gevolg daarvan is wel dat een juiste vergelijking op artikelniveau, volgens de opzet van bijlage 7, niet mogelijk is.

Om een juiste vergelijking te kunnen maken, zijn in onderstaande tabel de uitgaven aan de drie subthema’s weergegeven volgens de systematiek van de Memorie van Toelichting 2012. In de eerste kolom wordt aangegeven onder welke operationele doelstelling deze uitgaven eerder stonden. Vervolgens wordt aangegeven: de uitgaven in 2009 en 2010, de verwachte uitgaven in 2011, de begrote uitgaven voor 2012 in de Memorie van Toelichting 2011 en de begrote uitgaven die in deze Memorie van Toelichting begroot staan voor 2012.

   

Realisatie

Realisatie

Verwachte uitkomst

2012 in

Begroting

   

2009

2010

2011

MvT 2011

2012

 

HIV/aids

         

5.4

HIV/Aids in partnerlanden

47

39

29

45

20

5.4

HIV/Aids centrale budget1

24

19

36

40

18

5.4

UNAIDS

36

32

25

36

20

5.4

MFS/TMF HIV/Aids2

21

16

7

20

0

5.4

GFATM

60

62

55

90

55

 

Subtotaal

188

168

152

231

113

             
 

Gezondheid

         

5.4

WHO/PAHO

6

6

7

6

6

5.4

Partnership programma WHO

15

13

10

13

10

5.5

Gezondheid in partnerlanden

82

85

78

71

38

5.5

Gezondheid centrale budget3

40

20

12

39

57

5.5

MFS/TMF gezondheid

14

10

1

11

0

 

Subtotaal

157

134

108

140

111

             
 

SRGR

         

5.4

UNFPA

95

85

71

70

71

5.5

SRGR partnerlanden

13

10

17

18

30

5.5

SRGR centrale budget

10

10

9

5

4

5.5

MFS/TMF SRGR

5

4

3

5

0

5.5

SALIN SRGR

19

17

10

10

8

 

Subtotaal

142

126

110

108

113

 

Totaal

487

428

370

479

337

             
 

Totaal 5.4 oud

304

272

240

320

 
 

Totaal 5.5 oud

183

156

130

159

 
 

Totaal 5.4 nieuw

       

337

X Noot
1

In de jaren 2009–2011 bevat dit budget ook de uitgaven voor het Health Insurance Fund en een aantal Product Development Partnerships. In 2011 betrof dat samen EUR 18 mln. Met ingang van de begroting voor 2012 worden die overgeheveld naar het budget gezondheid centraal (totaal EUR 31 mln).

X Noot
2

De ramingen voor 2012 in de begroting van 2011 bevatten op alle drie sub-thema’s nog bedragen voor MFS/TMF activiteiten. In 2012 zullen alle projecten onder het Thematisch Medefinancierings Fonds en het MFS I zijn afgerond. MFS II valt in zijn geheel onder operationele doelstelling 5.2. Hiervan maakt de SRGR alliantie Unite for Body Rights onderdeel uit, die wordt gesteund metEUR 9 mln per jaar. Dit bedrag maakt deel uit van de uitgaven onder operationele doelstelling 5.2.

X Noot
3

In dit budget zijn ook de bijdragen aan GAVI en IFFIm vervat.

Zie voor de vraag over het persbericht het antwoord op vraag 30 bij de begroting.

Een activiteit of bijdrage wordt alleen geclassificeerd als SRGR wanneer deze rechtstreeks bijdraagt aan de specifieke SRGR doelstellingen.

109

Kunt u net – als in de suppletoire begroting van 2011 – een toelichting geven op de mutatie tabel die wordt weergegeven op pagina 40 en per mutatie aangeven welke gevolgen dit heeft voor beleid

Bijlage 7 benoemt de mutaties op het ODA budget en geeft hierbij aan hoe de daling is verdeeld over de beleidsartikelen. In de Memorie van Toelichting is per beleidsartikel opgenomen wat de beleidsmatige consequenties zijn. In het regeerakkoord is afgesproken om het ODA budget te laten dalen naar 0,7% BNP. Hierdoor wordt het bedrag verlaagd met EUR 640 miljoen. Tijdens het vorige Kabinet is afgesproken om bovenop de 0,8% ODA nog EUR 200 miljoen aan klimaatmiddelen aan te wenden. In het huidige Kabinet is dit onder de 0,7% norm gebracht. Zoals in de focusbrief opgenomen is hierdoor het beschikbare ODA budget gedaald met EUR 840 miljoen. Ten behoeve van de geïntegreerde politie trainingsmissie wordt een bedrag van EUR 14 gecompenseerd uit de HGIS. De kasschuiven van EUR 28 miljoen zijn afkomstig uit 2011 en de jaren na 2012. Ten slotte is door een dalend BNP, zoals gepresenteerd bij de macro economische verkenningen op Prinsjesdag, het budget voor 2012 verlaagd met EUR 104 miljoen. Het saldo van verlagingen en compensaties wordt beleidsmatig vertaald in de Memorie van Toelichting waarbij in de tweede tabel op bladzijde 40 van de HGIS nota de financiële vertaling is gemaakt.

111

Kunt u uiteen zetten waar de 200 miljoen voor klimaat, die per 2012 onder de 0,7% BNP voor ODA wordt geplaatst, is terug te vinden en waar dit budget aan wordt uitgegeven.

De EUR 200 mln die onder de 0,7% voor ODA is geplaatst is onderdeel van de EUR 500 mln hernieuwbare energie die door het vorige kabinet in het regeerakkoord was opgenomen. De intentie was dat er in 2012 hiervoor EUR 200 mln zou worden uitgegeven. Gezien de vertraagde opstart van het programma voor 2012 is in deze begroting een bedrag van EUR 115 mln begroot onder art 6.1.De vertraging in het programma wordt binnen de begroting opgelost. Dit budget zal worden uitgegeven aan het programma voor hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. Dit programma omvat onder andere bilaterale samenwerking in de grote meren regio en Indonesië en bijdragen aan de Climate Investment Funds (Scaling up Renewable Energy Programme), Energizing Development en Daey Ouwens Fonds.

112

Kunt u toelichten waarom u 30 miljoen bezuinigt op het EOF gezien uw enthousiasme over Europese OS?

Er is geen sprake van bezuinigingen op het EOF. Het budget voor het 10de EOF is vastgelegd in een bijlage bij het Verdrag van Cotonou (dat is gesloten tussen de EU en haar lidstaten alsmede de landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) alsmede in een tussen de EU lidstaten gesloten Intern Akkoord. In het Intern Akkoord (door de Tweede Kamer met algemene stemmen goedgekeurd op 5 juli 2007) is de Nederlandse bijdrage aan het 10de EOF vastgesteld op € 1 100 077 000. Het gaat hier om een verdragsrechtelijke verplichting, met vaststaande procedures en sancties indien niet wordt betaald.

Uitgaven zijn afhankelijk van betaalafroepen van de Europese Commissie. Dit jaar is de hoogte van deze afroepen € 25 miljoen lager dan vorig jaar was voorzien. Daadwerkelijke realisatie in 2012 en later zal – net als elk jaar – afhankelijk zijn van de betaalafroepen door de Europese Commissie.

Het kabinet is inderdaad van oordeel dat EU-OS de afgelopen tien jaar op meerdere fronten is verbeterd. Recente vergelijkende studies bevestigen dat de EU-hulp niet onder doet voor hulp van andere donoren. De Britse Multilateral Aid Review van 2011 bestempelt de kwaliteit van het EOF als «very good» (evenals EU-noodhulp onder ECHO), terwijl OS uit de EU-begroting het predicaat «good» krijgt. In een vergelijkende studie van 30 donoren door het Centre for Global Development uit 2010 behoort de Commissie grofweg tot de tien beste donoren, met een uitschieter naar een 2e plaats op het gebied van transparantie.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Çörüz, C. (CDA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Albayrak, N. (PvdA), Voorzitter, Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Ondervoorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV), Caluwé, I.S.H. de (VVD).

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Knops, R.W. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Recourt, J. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Haverkamp, M.C. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV) en Mulder, A. (VVD).

X Noot
2

DAC hanteert een lijst van organisaties die als «ODA-ontvangers» zijn geclassificeerd (DAC Statistical Reporting Directives Annex 2).

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 793, nr. 57.

Naar boven