Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2012
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu
om u te informeren over de financiële consequenties van de compensatieregeling bericht
ik u het volgende.
Op 20 januari 2012 heb ik aangekondigd dat ik in de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer
en Waterstaat 1999 en de daarin opgenomen voorschotbepaling een goede mogelijkheid
zie om de schippers en de bedrijven tegemoet te komen die ten gevolge van de stremming
van de sluis Eefde schade lijden.
Om van deze regeling gebruik te maken kunnen schippers en bedrijven dus een verzoek
indienen om nadeelcompensatie én een voorschot daarop. Zo’n verzoek leg ik voor aan
een externe deskundigencommissie die mij adviseert over het verzoek en de toe te passen
afwegingen waarop ik de omvang van de tegemoetkoming kan vaststellen. Op basis van
dit advies neem ik vervolgens snel een besluit. Ik heb een vlotte beoordeling van
de verzoeken toegezegd, zodat er aan de noodlijdende ondernemers die daarvoor in aanmerking
komen snel een voorschot toegekend kan worden.
Schippers, bedrijven en andere gedupeerden kunnen tot vijf jaar na het incident een
beroep doen op de regeling.
Op het moment van het schrijven van deze brief zijn er zeven verzoeken om nadeelcompensatie
binnengekomen. De aangevraagde bedragen variëren tussen de 6 000,– en 20 000,– euro
per verzoeker. De binnengekomen verzoeken zijn nog niet allemaal cijfermatig onderbouwd.
Een groot deel van de gedupeerde schippers en bedrijven heeft tot op heden dus nog
geen gebruik gemaakt van de voorschotbepaling uit de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer
en Waterstaat 1999. Mogelijk wordt dit ingegeven door de vrees dat een beroep op deze
regeling in de weg zou staan aan een eventuele toekomstige vordering bij de civiele
rechter op grond van onrechtmatige daad. Ik meen dat deze vrees onterecht is, maar
ik respecteer uiteraard de gemaakte keuzen.
Slechts een tweetal schippers heeft tevens verzocht om een voorschot. Zij hebben hun
verzoek aan de deskundigencommissie toegelicht op 2 februari 2012. De commissie heeft
deze verzoeken momenteel in beraad. Ik verwacht op zeer korte termijn een besluit
te nemen over deze twee verzoeken.
Gezien deze ontwikkeling en de ruime indieningstermijn in de regeling kan ik op korte
termijn geen inschatting geven van de financiële consequenties van het in behandeling
nemen van verzoeken om nadeelcompensatie.
De mogelijkheid bestaat dat de schippers en bedrijven die niet in acute financiële
nood verkeren wachten met claimen totdat meer over de oorzaak van het incident bekend
is. Ik verwacht hierover binnen circa zes weken een rapport van TNO en ik zal de conclusies
openbaar maken. Vervolgens zullen benadeelden waarschijnlijk een afweging maken of
zij een verzoek om nadeelcompensatie indienen of dat zij een vordering op grond van
onrechtmatige daad zullen instellen.
Ook over de omvang van eventuele financiële gevolgen van vorderingen wegens onrechtmatige
daad kan ik dus op korte termijn geen indicatie geven.
De sluis wordt dankzij een tijdelijke hefinstallatie sinds 6 februari 2012 weer gebruikt
voor in- en uitvarende schepen. Dat betekent dat de schepen die vastlagen in het Twentekanaal
weer varen en dat er door hen ook weer inkomsten worden gegenereerd. Met alle betrokken
partijen heb ik alles in het werk gesteld om de stremming zo snel mogelijk ten einde
te brengen en in de tussentijd de alternatieve transportmogelijkheden over de weg
en het spoor zo goed mogelijk te benutten. Voor het definitief herstel is binnenkort
nog een sluiting van ruim een week nodig. Van 17 tot en met 25 maart gaat de sluis
dicht om dit uit te voeren. De keuze voor deze periode is in overleg met het bedrijfsleven
gemaakt.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus